vrijdag 20 februari 2015

Ons een zorg

in Management Kinderopvang 1-2 2015


De jaarwisseling brengt traditiegetrouw veel trendwatchers op de been. Het grote thema van 2015 is de decentralisatie van de zorg. De overheveling van zorgtaken naar de lokale overheid brengt veranderingen en daarmee onrust. Omdat die decentralisatie gepaard gaat met grote bezuinigingen wordt er een groter beroep gedaan op de zelfredzaamheid van mensen. Dat is voor de ene trendwatcher een positieve ontwikkeling, de ander zet er vraagtekens bij.
Toekomstvoorspeller Adjiedj Bakas is van de optimistische soort. Op Radio 1 heeft hij het over kansen, over het ontstaan van vormen van saamhorigheid, over een warmere samenleving. ‘Rijkdom die de armoede oplevert’, vat de interviewer het samen (Tros Nieuwsshow 3 januari). Door de robotisering gaan we naar een tijd dat mensen drie dagen werken en de rest van de week zorgen ze voor senioren en kinderopvang, zo voorspelt Bakas. Daarvoor krijgen mensen dan een basisloon, omdat ze taken van de overheid overnemen.
Journalist Bas Blokker zet in NRC Handelsblad (3 januari) vraagtekens bij deze zelfredzaamheid van mensen. Het wordt allemaal verkocht onder het motto van maatwerk en modernisering, maar dan wordt er weer iets ‘omlaag bezuinigd of afgeschaft’. 2015 wordt het jaar van de ‘definitieve D66-isering van Nederland’, voorspelt hij, samen met Martijn Lampert van onderzoeksbureau Motivaction. ‘D66’ers zijn tot optimisme in staat. Zij zijn vaker dan gemiddeld hoger opgeleid. Ze vinden altijd hun weg wel. De vraag is: is deze zelfredzame, zelfbewust vrije denker in staat om zich in te leven in minder zelfredzame groepen?’
Waar blijft in deze voorspellingen de kinderopvang? Zelfredzaamheid, eigen kracht, participatiesamenleving, zorgen voor elkaar. Het zijn termen die afgelopen jaar gemeengoed zijn geworden en die niet wijzen richting een professionele kinderopvang. Maar wie zorgt ervoor dat mensen zelfredzaam worden? Er worden steeds hogere eisen aan het onderwijs gesteld. Maar de ontwikkeling van kinderen begint niet pas bij vier jaar.
‘Hoe creëren we een optimaal opvoed- en onderwijsklimaat van 0 toto 12’ is de ondertitel van het boek van Childcare International en Kinderopvang Humanitas ‘OpStap naar 2024’. Ook hier een visie op de toekomst, van wetenschappers uit allerlei vakgebieden en uit binnen- en buitenland. Kinderopvang is meer dan opvang van kinderen en de overheid moet daarvoor de regie nemen, is de conclusie van de wetenschappers in OpStap.
‘Uw kind, ook ons een zorg’ was de slogan van kinderopvangorganisatie H3O en kreeg daarvoor een prijs voor de slechtste slogan van 2014 (AD 15-12). Uw kind ons een zorg, lijkt ook de overheid afgelopen jaren te zeggen. Het is aan de kinderopvang om duidelijk te maken dat de ontwikkeling van kinderen wel degelijk een zorg van de overheid moet zijn.

Jonge kind


 in Management Kinderopvang 12 2014

Het jonge kind staat weer volop in de belangstelling. Niet alleen in de branche, maar ook daarbuiten. In de politiek bijvoorbeeld. D66-kamerlid Van Weyenberg (nee, geen familie) loosde namens GroenLinks, PvdA en SP eind oktober een motie door de Kamer over voorzieningen voor het jonge kind. De motie verwijst naar een SER-advies van 2011 over de ‘tijdsknelpunten van werkenden bij de combinatie van werk en privé’ en naar ‘voortschrijdend wetenschappelijk inzicht over de ontwikkeling van jonge kinderen’. Ook refereert het aan de landen om ons heen waar kinderopvang ‘niet alleen een arbeidsmarktinstrument is, maar ook een ontwikkelfunctie dient.’
D66 wil een vervolgadvies van de SER over de inrichting van de voorzieningen voor jonge kinderen.
Een gedachtegang die de hele kinderopvangbranche kan steunen, lijkt mij, en die ook mooi aansluit bij tal van nieuwe initiatieven, zoals Kindcentra 2020. Dat geldt niet voor de opvattingen die VVD-politica Brigitte van den Burg ventileerde in het Eindhovens Dagblad (2 november). Zij pleit voor een taaltoets voor alle tweejarigen op het consultatiebureau. Dat is natuurlijk geen nieuw VVD-standpunt, want in het verkiezingsprogramma stond al dat 3-jarigen verplicht een taaltoets moeten doen voor ze naar de basisschool gaan. Peuters die het Nederlands niet goed genoeg beheersen zouden bijles moeten krijgen voor ze naar school gaan. Het moet nog vroeger, vindt Van den Burg nu.
Hoe betrouwbaar zijn toetscores op deze leeftijd? Niet, zeggen wetenschappers. Hoe maakbaar is het jonge kind? Nauwelijks, zeggen onderzoekers. Ook deze maand weer liet een onderzoek naar VVE weinig resultaat zien. De onderzoekers van de Radboud Universiteit Nijmegen schatten dat er per jaar ongeveer 400 miljoen euro gemoeid is met Vroeg- en Voorschoolse Educatie. Zij zagen echter geen enkel effect van de programma's terug in de Citoscores in groep 2 en 5.
Toch zijn er ook positieve resultaten te melden. De kwaliteit van welk programma dan ook hangt namelijk vooral af van de man of vrouw voor de groep, de pedagogisch medewerker en de leerkracht dus. Het is goed dat daar steeds meer aandacht voor komt. Bijvoorbeeld met een initiatief als Pact (zie elders in dit nummer).
Jammer is alleen dat de samenleving de pedagogisch medewerker nog slecht in beeld heeft. Heeft de leraar last van een slecht imago, de pedagogisch medewerker nog veel meer. Onderwaardering geldt voor beide beroepsgroepen, maar aandacht krijgen leraren genoeg. We wachten daarom op een motie over de versterking van de beroepsgroep pedagogisch medewerkers. Als we steeds meer van kinderen verwachten, laten we hun dan ook de beste begeleiding geven die er mogelijk is. 

Dumpen

in Management Kinderopvang 11 2014


Wie een beeld wil krijgen van het ‘gesundes volksempfinden’ leest de website van de Telegraaf. Naar aanleiding van het bericht ‘Meer invloed op de kinderopvang’ gaan lezers weer eens helemaal los. Niet over de uitbreiding van de inspraak, maar over wel of geen kinderopvang.
Guurt99: ‘Ik zie (en hoor) hier achter dagelijks huilende baby's die in die "konijnenhokjes" gehouden worden op het dagverblijf. We vinden het blijkbaar heel normaal. Blijkbaar zijn werken voor luxegoederen belangrijker dan de band met je kind en de opvoeding ervan. Waar zijn we toch mee bezig...’ Hij krijgt 25 duimen omhoog en 13 omlaag. Zo ligt de verhouding tussen like en dislike steeds weer.
Judith027 krijgt negentien keer bijval en vier keer een duim omlaag met haar ‘Hoe kun je als ouders nu de opvoeding helemaal overlaten aan het kinderdagverblijf? Tot hoever gaat dit? Als het crimineeltjes worden zeker de schuld van het kinderdagverblijf en kan de ouder een schadeclaim eisen; is dit de volgende stap?’
Noor: ‘Opvoeden? Als ze thuis komen gaan ze eten en naar bed, ‘s morgens is het haasten om het kind te dumpen bij de opvang.
Het woord dumpen komt talloze malen voor in de reacties. Dumpen doe je op de kinderopvang. Nooit gehoord dat ouders een kind op school dumpen, op de peuterspeelzaal, de tennisbaan of bij opa en oma. Opa en oma die passen op.
En de tirade op de website gaat naadloos over in een opwinding over slechte opvoeding. Rudolfus: ‘Zie steeds vaker kinderen met arrogant gedrag, geen respect voor volwassenen en schreeuwend en gillend over straat rennend tot laat in de avond en irritant gedrag vertonen. Kortom, het moderne kroost heeft overal maling aan dankzij de moderne "alles kan en alles mag"-opvoeding van de ouders.’
Natuurlijk zijn er ook tegengeluiden. Van NV3 bijvoorbeeld. ‘Mijn kinderen hebben allemaal op het KDV en de BSO gezeten en kan alleen maar adviseren om datzelfde te doen. Het zijn NETWERKORGANISATIES en mijn kinderen kennen nu iedereen van hun leeftijd in het dorp waarin ik woon. Op een BSO komen kinderen van verschillende scholen en op een KDV leren ze -zeker als enig kind- sociale vaardigheden die thuisblijvende enig kinderen altijd zullen ontberen.’
Opvallend is dat dit zo’n beetje de enige reactie is die in goed Nederlands is geschreven. Daaraan zie je dat er een grote scheiding is tussen hoog- en laagopgeleid Nederland. Het potentieel ligt dus bij deze laatste groep. Eerste actie van de kinderopvang: geen hoogdravende verhalen over pedagogiek en ontwikkelingsstimulering, maar zorg dat ze eens een kinderdagverblijf van binnen zien.

Enge marktdenkers

in Management Kinderopvang 10 2014


Hoera voor Estro of niet? Dat was de titel van mijn column van februari 2013. Als ik hem hier ongewijzigd zou herplaatsen, zou niemand het merken. Hij zou midden in de actualiteit zijn. Toen en nu weer. Ik citeer mezelf: ‘Maar toch… heel stiekem, je mag het eigenlijk niet hardop zeggen… misschien was het voor de sector wel goed als Estro geklapt was.’
De durfkapitalisten van Estro zorgen ook nu weer voor veel ophef in de media, in de Tweede Kamer en in de sector zelf. ‘Het gaat me te ver om te stellen dat de hele branche schade is toegebracht’, antwoordt minister Asscher op Kamervragen van de SP. ‘Het overgrote deel van de kinderen in de kinderopvang wordt door de situatie bij Estro niet geraakt.’ De kinderen niet, minister Asscher, maar wel de sector.
Kinderopvang, dat is een commerciële partij. Kinderopvang is iets heel anders dan onderwijs. De kinderopvang is er om geld te verdienen. Estro zorgde ervoor dat kinderopvang bij het grote publiek staat voor marktwerking en durfkapitalisten, zo schreef ik bijna twee jaar geleden. ‘Niet goed voor dat deel van de sector dat zich meer associeert met de zachte waarde in de samenleving, zoals ontwikkeling van kinderen, voorschoolse educatie en aansluiting bij het onderwijs.’
Minister Asscher ziet dit gevaar wel degelijk. In een interview met Management Kinderopvang (juli/augustus jl.) heeft hij het over scholen die de kinderdagverblijven zien als ‘enge marktdenkers’. Toch blijft hij veel waarde hechten aan marktwerking in de kinderopvang. Opmerkelijk voor een PvdA’er. 
Asscher meent dat kritische ouders de markt voldoende tegenwicht bieden. Ik zie wel degelijk dat er steeds meer eisen worden gesteld door ouders, schrijft hij in zijn Kamerbrief. ‘Ondernemers spelen hierop in door steeds meer flexibiliteit aan te bieden en te concurreren op enerzijds de prijs en anderzijds door het bieden van extra kwaliteit bovenop de basiskwaliteit die is vereist.’
Daar heb je de flexibiliteit weer. Eerder reageerde Gjalt Jellesma van BOinK al op dit mantra van Asscher: ‘De minister suggereert een grote behoefte naar flexibiliteit, maar van onze ouders hoor ik vooral behoefte aan stabiliteit.’ (KinderopvangTotaal 18 november 2013) Daarnaast blijkt uit recent onderzoek dat teams die vaak wisselen van samenstelling het risico op zieke kinderen vergroten. Wat dus flexibiliteit?
En prijsconcurrentie? Fijn voor klanten, maar of kinderen daarbij gebaat zijn, is maar zeer de vraag. Want het uurtarief net iets onder dat van de buurman houden, kost geld. Geld dat niet gaat naar kwaliteit. Wie is hier de enge marktdenker?

Beetje meer dominee

in Management Kinderopvang, september 2014

‘Zijn stichtingen kwalitatief beter dan commerciële organisaties? Is er te weinig toezicht en transparantie? Het woord is aan de klant.’ Dat schrijf Lex Staal op zijn weblog (25 juli jl.) naar aanleiding van het faillissement van Estro. Staal heeft gelijk wanneer hij vraagtekens zet bij het idee dat commerciële organisaties per definitie kwalitatief minder zijn dan stichtingen. Maar of het woord aan de klant is, zoals hij stelt, is maar zeer de vraag. 
Wat viel op aan de berichtgeving rondom het Estro-faillissement en de doorstart? Ouders zijn boos, ze willen breken met de organisatie Estro en haar opvolger, maar doen het toch maar niet. NRC Handelsblad, 23 juli: ‘Vader Richard van de Nes is er inmiddels uit: hij blijft zijn dochter Manou gewoon naar de Krullevaar brengen – ze is er te zeer aan gehecht. Die keuze maakten ook de andere ouders.’ 
Ouders nemen nog liever zelf het kinderdagverblijf over dan dat ze naar een andere organisatie overstappen. Zie de verschillende initiatieven die ontspruiten uit de failliete boedel van Estro.
Ouders stemmen niet met hun voeten, zoals de sector vaak beweert. Daarvoor zijn jonge kinderen te kwetsbaar. De meeste ouders stoppen of gaan naar het informele circuit, omdat ze geen werk meer hebben of de kinderopvang niet meer kunnen betalen. Ze lopen niet snel weg naar een andere organisatie.
Dat laat weer zien dat de kinderopvang geen markt is. Maar in sommige opzichten toch nog te veel. Veel pedagogen maken zich zorgen over de toegenomen flexibiliteit in de kinderopvang. Zoals Nanda Boersma-Koeman in de BOinK-nieuwsbrief (juni 2014): ‘Ouders worden binnen de kinderopvang steeds nadrukkelijker gezien als de klant. Maar de behoeftes van ouders en die van hun kinderen kunnen tegenstrijdig zijn. Jonge baby’s zijn gebaat bij stabiliteit en rust, ouders willen juist meer flexibiliteit. Dat kinderopvangorganisaties hierin meegaan, begrijp ik alleen vanuit commercieel oogpunt.’
Marilse Eerkens schreef in De Correspondent (5 juli) over het congres ‘Kinderopvang à la Carte’: ‘Het verbaasde me dan ook dat toen een van de ondernemers op je congres ervoor pleitte onwetende ouders van goede en gedegen pedagogische informatie te voorzien, ze geen enkele bijval kreeg van haar collega-ondernemers in de zaal en dat de opmerking dat ‘kinderopvangondernemers niet als dominee aan ouders moeten gaan vertellen wat goed is voor hun kinderen op de crèche, dat weten ze zelf namelijk heel goed!' ervoor zorgde dat iedereen spontaan begon te applaudisseren.’
Minder marktkoopmannen en meer dominees, dat heeft de kinderopvang nodig.