dinsdag 23 juni 2009

Offensief tegen praktische bezwaren

Column in Management Kinderopvang, juni/juli 2009

De bovenschoolse manager die zegt kinderopvang en peuterspeelzaal het liefst onder zijn eigen dak te willen brengen; de schooldirecteur die in zijn plan van aanpak voor de brede school schrijft dat het onderwijs dominant is; de denktank die bij de ontwikkeling van een nieuw concept voor school en kinderopvang vergeet om de kinderopvang uit te nodigen: ik ben ze de afgelopen maanden alle drie tegengekomen.
Worden kinderopvangorganisaties overruled? Gaat het onderwijs de kinderopvang overnemen? In ieder geval lijkt het onderwijs plots zin gekregen te hebben in brede scholen en buitenschoolse opvang. Maar zo gemakkelijk gaat dat niet. Het onderwijs mag dan om zijn voor de kinderopvang, nog lang niet alle ouders zijn dat. Zelfs het vijf-gelijke-schooldagen-project in Hilversum, dat met veel tamtam in het NOS-journaal werd aangekondigd, stuit op groot verzet van ouders en leerkrachten. Dat is te verwachten, want zelfs de kleinste wijziging in de schooltijden doorvoeren, is al moeilijk.
Daarom verwondert het mij dat ouders van basisschoolleerlingen zo slecht vertegenwoordigd zijn in alle gremia waarin over dagarrangementen of andere schooltijden wordt gesproken. BOinK is er wel vaak bij, maar die vertegenwoordigt de ouders in de kinderopvang. En dit gaat alle ouders aan. Hoe goed het ook gaat met de buitenschoolse opvang, het merendeel van de kinderen gaat er niet heen. En van de bso-kinderen gaan de meeste slechts een beperkt aantal dagen. Bovendien gaan er maar heel weinig bovenbouwkinderen naar de bso. De meeste ouders hebben dus geen of slechts een klein beetje feeling met de buitenschoolse opvang.
Gaat het om aanpassen van de schooltijden of invoeren van dagarrangementen dan wordt dus gesproken over maatregelen voor grote groepen kinderen en hun ouders die daar helemaal niets mee van doen hebben. De noodzaak, waarvan bestuurlijk Nederland overtuigd is, dringt dan ook helemaal niet door bij deze groep. Zij zien alleen de praktische bezwaren van het omgooien van hun persoonlijke werk-en-zorgschema of de consequenties voor het lesrooster.
Hoe verkoop je dan een dergelijke visie? Niet door het aan scholen of schoolbesturen over te laten. Die noemen argumenten als efficiency voor de buitenschoolse opvang en voor werkende ouders of maatschappelijke ontwikkelingen die niet te stuiten zijn. Daar wordt geen ouder warm van. Kinderopvang moet meer investeren in de ouders die (nog) geen kinderen op de bso hebben. Pas als zij kan laten zien wat de meerwaarde is voor deze kinderen, zijn ouders bereid om hun tegenstand te laten varen.

maandag 8 juni 2009

Het Rabobank-model

Column in Management Kinderopvang, mei 2009

Wat duidelijk is geworden tijdens deze economische crisis is dat big niet langer beautiful is. CEO’s van woningbouwverenigingen in Masserati’s oogsten niet langer bewonderding. Wie meer dan de Balkenende-norm verdient, kan zich in deze tijd maar beter stil houden. Zeker als je in dienst bent van een maatschappelijke onderneming.
Het imago van de ING-bank, lang een internationale succesformule, is gezakt tot onder de beurskoers, die ook al op een absoluut dieptepunt staat. Wat daarentegen helemaal hot is, zijn de kleine ondernemingen. Of de ondernemingen die groot zijn, maar toch klein opereren. Think global, act local is het nieuwe devies. Geen ING dus, maar wel de Rabobank. De Rabobank is weliswaar ook een internationale bank, maar is erg lokaal geworteld. De Rabobank kent een diversiteit aan structuren BV’s, NV’s, verenigingen en stichtingen, die zodanig samenwerken dat ze toch één geheel vormen. De Rabobank heeft niet bij de Nederlandse staat aan hoeven kloppen voor steun en heeft een recordbedrag aan spaargelden binnengehaald tijdens deze kredietcrises.
En wat is de Rabobank van de kinderopvang: de gastouderopvang natuurlijk. Onder het sterke merk van een regionaal of landelijk gastouderbureau hangt een diversiteit aan gastouders, van minicrèches en semi-professionele gastouders tot gastouders die een enkel kind opvangen. Allemaal zijn ze stevig geworteld in de lokale gemeenschap. Iedereen op het schoolplein kent hun gezichten.
Net als je nooit tevergeefs bij de Rabobank aanklopt voor sponsering van een lokaal evenement, kun je de gastouder altijd bellen voor een extra dagje vanwege een niet geplande roostervrije schooldag of ’s avonds laat voor een advies over de verkoudheid van je kind.
Des te vreemder is het dat de staatssecretaris gaat snijden in deze perfect binnen het tijdsgewricht passend vorm van opvang. Oké, de Wet kinderopvang pakte niet gunstig uit voor de gastouderopvang oude stijl. De wildgroei aan ondernemingen die ook een graantje wilden meepikken, noopt tot actie van de staatssecretaris. Ik ken de argumenten, ik weet dat Dijksma haar ChristenUnie-collega’s te vriend moet houden, maar de voorgestelde maatregelen zouden de gastouderopvang wel eens kunnen minimaliseren.
Rouvoet voelt enerzijds de tijd goed aan als hij pleit voor een meer moedervriendelijk beleid van het bedrijfsleven, door deeltijdarbeid, verlofregelingen en flexibele arbeidsuren. Maar hij vergeet dat het juist de gastouders zijn die op zo’n flexibel deeltijdrooster het beste antwoord hebben.