donderdag 8 november 2012

Ouders als bijzetstoeltjes

Column in Management Kinderopvang 11 2012

Is het erg als ouders geen tijd hebben of maken om lid te zijn van de oudercommissie of om op een thema-avond aanwezig te zijn of het kinderdagverblijf te versieren voor Sinterklaas? Niet alleen de kinderopvang heeft moeite om ouders te interesseren. Op de avonden die mijn gemeente organiseert in het kader van opvoedondersteuning (over pesten, alcohol & drugs, pubers etc) komen soms zeven ouders, soms twee en soms helemaal geen. Sommige Centra voor Jeugd en Gezin moeten bij gebrek aan belangstelling al weer hun deuren sluiten.
Zijn ouders dan niet betrokken bij hun kinderen? Het is de Week van de Opvoeding als ik deze column schrijf, maar het lijkt wel het jaar van de ouderbetrokkenheid. Ook het basisonderwijs moet volgens het dit jaar gesloten Bestuursakkoord ouders meer betrekken bij de prestaties van hun kinderen. De Amerikaanse goeroe Joyce Epstein werd naar Nederland gehaald om dit te ondersteunen op het congres Ouderbetrokkenheid.
En dat terwijl ouderparticipatie in de zin van helpen als leesmoeder of lid worden van de MR geen enkel effect heeft op de leerprestaties, meent ITS-onderzoeker Frederik Smit (Kader Primair, juni 2012) ‘Vergeet niet: er gaat veel geld om in de ouderbetrokkenheidsindustrie’, zegt hij in het artikel, ‘veel mensen hebben er belang bij en iedereen praat elkaar na. Maar een gevaar van ouderbetrokkenheid is het verdelen van de schuldvraag: als het mis gaat, mag je de ouders niet deels verantwoordelijk maken.’
Het woord ouderbetrokkenheid lijkt inmiddels te werken als een rode lap op een stier. In de oude en nieuwe media staan deze week opvallend veel tegengeluiden van ouders. Zoals in een opiniestuk van Martine Borgdorff in de NRC (1 oktober jl.): ‘Ouders willen niet dat over ze gepraat wordt en dat ze wordt verteld hoe ze met hun kinderen moeten omgaan. Ouders willen gehoord worden.’ In haar omgeving halen ouders hun schouders op, vertelt Borgdorff, over opvoedondersteuning, discussies over ouderbetrokkenheid en meningen over opvoedkwaliteit die over hun hoofden worden gevoerd.
Mieke van Stigt maakt zich op de website Sociale Vraagstukken (28 september jl.) kwaad. En haar column verwoordt wat velen denken, gezien het aantal retweets in de dagen erna. ‘Er is geen enkele reden om aan te nemen dat ouders niét betrokken zijn bij hun kinderen’, schrijft Van Stigt. ‘De nadruk op ouderbetrokkenheid houdt de rol van de scholen èn van de overheid ten onrechte in de luwte.’
Vrouwen worden wel het bijzetstoeltje van de economie genoemd (bijgezet en weggezet bij krapte en slapte op de arbeidsmarkt), ouders zijn het bijzetstoeltje van de samenleving. Nu rijk en gemeenten overal op bezuinigen, zijn ouders weer hard nodig. Ter vervanging van de wegbezuinigde onderwijsassistent, de tweede leidster op de peuterspeelzaalgroep en de voorlezer in de bibliotheek.

Economie versus welzijn

Column in eigenWijs 36

Mijn jongste dochter heeft vanaf dit schooljaar een continurooster. De ouders is vorig jaar, zoals het hoort, in een enquête gevraagd of ze voor of tegen waren. Een nipte meerderheid stemde voor. Ik ook, na enige aarzeling. Mijn dochter wil graag alle dagen overblijven met haar klas. En ik besef best dat de oude schooltijden niet meer van deze tijd zijn. Ik herinner me nog die eerste dag dat ik mijn oudsten (tweeling) naar school bracht en me hogelijk verbaasde over het continu brengen en halen. Het continu op je horloge kijken of het nog geen tijd was. Sinds mijn moeder mij naar de kleuterschool bracht, was er niets veranderd. Hoe is het mogelijk, dacht ik. Ik was zo aan de kinderopvang gewend, aan ’s morgens brengen en aan het eind van de dag halen.
Maar inmiddels is mijn ritme aangepast aan het schoolregime en vind ik het heerlijk dat ik er tussen de middag nog geregeld eentje thuis heb. Of twee of drie, als er vriendinnetjes mee komen om een boterham te eten of tosti’s of een broodje knakworst.
Dat is voorbij. En dat is goed, maar het vervult ook met weemoed. Ik heb het idee dat instanties die zich beijveren voor andere schooltijden die weemoed onderschatten. Sowieso ziet men in discussies over kinderopvang nog wel eens over het hoofd dat het ouders niet uitsluitend om efficiency te doen is. Daarom slaan goedbedoelde initiatieven als warme-maaltijden of een kapper op de kinderopvang of zwemles vanuit de bso vaak niet aan. 
Quality time met je kinderen zit namelijk niet alleen in samen een spelletje doen of naar Artis, maar ook in gewone dingen samen doen: naar de kapper gaan, naar zwemles en vooral samen eten. Ooit hoorde ik een mooie uitspraak van een tegenstander van kinderopvang. ‘Je huurt toch ook geen gezelschapsdame om je man bezig te houden’, zei ze. Of een ander die pleitte voor het fulltime-moederschap: ‘Je kunt nog zo’n goede voetballer zijn, maar als je slechts een kwartiertje speeltijd krijgt, wordt het lastig om je team naar de overwinning te helpen.’ 
Het moet ouders makkelijk gemaakt worden om meer uren te werken. Terecht. ‘It’s the economy, stupid’, zei Bill Clinton in 1992. Het draait om de economie is een sindsdien veel gehoorde boodschap. Maar waarvoor dient de economie als het niet voor ons welzijn is? Ik denk dat ouders en kinderen vooral baat hebben bij een ontspannen samenleving, met voldoende tijd voor hun kinderen. En ik ben daarom groot voorstander van parttime werken, voor mannen en vrouwen, voor laag- en voor hoogopgeleiden. En dus ook parttime naar de kinderopvang. Dat houdt het voor iedereen leuk.

Moederinstinct

Column in Management Kinderopvang, 10 2012 

‘Ik had meer naar mijn moederinstinct moeten luisteren’, zegt Marilse Eerkens in haar, met name in de kinderopvang veelbesproken boek ‘Wat doen we met de baby?’. Achteraf had ze haar kinderen nooit naar de kinderopvang willen doen, althans niet zo vroeg, vindt ze.
Ik herken dat gevoel. Als ik terugkijk op hun babytijd vind ik mijn kinderen zo klein en kwetsbaar dat ik met terugwerkende kracht niet snap dat ik niet langer zelf voor ze gezorgd heb. Ze zijn maar zo kort zo klein! Wat is nu een jaar extra verlof op een mensenleven! Werken kan nog lang genoeg! Die eerste tijd is zo belangrijk!
Maar ik herinner me ook nog goed dat ik ontzettend blij was dat ik weer aan het werk kon na zoveel weken thuis, dat ik het heerlijk vond om even geen baby’s (tweeling) om me heen te hebben, dat ik ze met vier maanden eigenlijk al heel groot vond vergeleken met die eerste weken, dat ik zoveel bewondering had voor de pedagogisch medewerkers die zo goed wisten hoe je met baby’s om moet gaan, dat ik nog goed de vreugde herinner als ik ze weer kon ophalen. Hoewel ik soms met schrik constateerde dat ik de hele dag niet aan ze had gedacht.
Daar kwam nog bij dat ze eerst een aantal weken bij een gastouder waren geweest. Precies zoals Eerkens adviseert. Maar tussen de gastouder en mij was nauwelijks een klik. Ja, ik was zo’n ouder die genoegen nam met minder bij gebrek aan beter.
Is het boek van Eerkens dan sentimentele onzin. Natuurlijk heeft ze ook een punt. Bovendien is geen moeder/ouder hetzelfde. Maar een langer ouderschapsverlof zie ik er in deze tijd van bezuinigingen niet van komen.
Het is daarom goed als de kinderopvang buitengewoon zorgvuldig met de babyopvang omgaat. Maar dat mag ze ook van ouders vragen. Steeds vaker kiezen ouders voor een lappendeken aan opvang: een dagje naar de kinderopvang, een dagje naar opa en oma X en een dagje naar opa en oma Y. ‘Maar als het kind toch naar een crèche of gastouder gaat, dan is het belangrijk dat het vertrouwde relaties kan opbouwen met de leidsters en de andere kinderen. En dat is heel moeilijk als het maar één dag per week gaat’, stelt ontwikkelingspsycholoog Elly Singer in Intermediair (10 mei jl.). ‘Dan moet het kind elke week opnieuw wennen.’
Argumenten genoeg voor de kinderopvang om het u-vraagt-wij-draaien-principe los te laten en gewoon ook weer wat durven te vragen van ouders. Gewoon eisen dat ze hun kind minimaal twee dagen in de week brengen. De ouder is niet alleen maar klant.