donderdag 13 december 2007

Hoezo gezeul?

Column in Management Kinderopvang 12 2007

Wat is er in het nieuws? Daar gaat deze column normaal gesproken over. Maar deze keer: wat is er niet in het nieuws? Niet in het nieuws is het continurooster. Ok, dat de branchevereniging pleit voor het continurooster was in veel kranten terug te vinden, op pagina 12 in kolom 5. Maar daarop volgde geen nationaal debat. Geen continurooster bij ‘De Wereld Draait Door’, noch bij Pauw & Witteman. Alleen in Management Kinderopvang.
Het continurooster lijkt geen item. Niet in de media. Niet bij basisscholen. Niet bij ouders. De meeste ouders hebben namelijk al gekozen voor een continurooster. Op twee of drie dagen; en wel tot kwart over drie. Dankzij de overblijf.
Is het warme pleidooi van de kinderopvang voor het continurooster preken voor eigen parochie? Want kan oma best twee middagen een uurtje opvangen, ze moet er niet aan denken om al vanaf twee uur voor haar kleinkinderen klaar te zitten. De moeder van Joris neemt op dinsdag Martijn mee en op donderdag neemt de moeder van Martijn Joris mee. Kan best voor anderhalf uur, maar voor een hele middag....
Natuurlijk kunnen de moeder van Martijn en Joris op meer dagen minder uren gaan werken. Maar dat is alleen weggelegd voor ouders die zelf kunnen schuiven met hun werktijden. Bovendien verliezen ze dan hun vrije woensdag en/of vrijdag. Ook niet aantrekkelijk. Deze ouders kunnen trouwens de bso wel opzeggen, want met vijf keer zes uur komen ze boven het gemiddelde dat de Nederlandse vrouw met kinderen werkt.
In het belang van het kind, gooit de branche dan in de strijd. Eindelijk een einde aan het gezeul met kinderen, kinderen hoeven minder te schakelen, zien niet meer zoveel verschillende ‘opvoeders’. Maar over welke kinderen hebben we het dan en over welk gesol en gezeul? Over de twaalf procent van alle basisschoolleerlingen die naar de bso gaat, onder hen een minimaal aantal dat ook naar de voorschoolse opvang gaat. Jozias van Aartsen muntte het woord ‘gezeul’ bij de invoering van zijn motie. Gezeul komt er inderdaad als ouders zoveel gaan werken als de overheid graag zou willen. Maar of ze dat ook gaan doen? Dus zeggen de meeste kinderen om kwart over drie ‘dag’ tegen hun juf (opvoeder 1) en gaan naar huis, naar oma of naar een vriendje (opvoeder 2). En twee of drie keer in de week lunchen ze gezellig thuis bij vader of moeder. Dat is Nederland. En als je het mij vraagt, zal Nederland nog lang zo blijven.

donderdag 22 november 2007

MBO-niveau

Column in Management Kinderopvang 11/07

‘Wij creëren een veilige en zorgzame omgeving waarin het kind zich thuis voelt en zichzelf optimaal kan ontwikkelen’: een willekeurige zin uit een willekeurig pedagogisch beleidsplan. Duidelijk, zult u zeggen. Toch snapt meer dan de helft van de afgestudeerde mbo-leerlingen deze zin niet. Ruim de helft blijft namelijk steken op het zogenaamde A-niveau, zo blijkt uit onderzoek van Bureau ICE, dat taalprogramma’s en taaltoetsen ontwikkelt. Dat leidde in oktober tot alarmerende koppen in alle landelijke dagbladen. ‘Leesniveau mbo-leerlingen ondermaats’, ‘Mbo-scholier faalt door slecht lezen’, ‘Bijspijkeren taal lukt op mbo niet meer’, ‘Slechte Nederlandse mbo’ers’. Mbo’ers blijken zo slecht te zijn in taal dat ze moeite hebben om hun eigen studieboeken te lezen.
Het A-niveau houdt in dat mensen in het beste geval korte, eenvoudige teksten kunnen lezen. De tekst moet heel concreet zijn en informeel. Een zin is niet langer dan negen woorden, woorden zijn niet langer dan vijf letters. De zinnen hebben maar één hoofdgedachte en die staat aan het begin van de zin. Zie ook http://www.texamen.nl/ voor verdere kenmerken van taalniveaus.
Veel van die mbo’ers gaan werken in de kinderopvang. Daar worden ze niet langer leidster, maar pedagogisch medewerker. En dat is meer dan een wijziging van naam. De kinderopvang vindt dat deze functienaam beter weergeeft wat het beroep inhoudt. Het geeft in ieder geval aan dat in de kinderopvang de nadruk steeds meer is komen te liggen op pedagogiek en minder op opvang. Dat vraagt wat van deze medewerkers. Dat vraagt ook wat van hun begeleiders. Wat kunnen mbo’ers die lezen op taalniveau A1 of A2 bijvoorbeeld met het taalgebruik in veel pedagogische beleidsplannen of notities? Welke ideeën hebben ze bij uitdrukkingen als ‘het kind centraal’, ‘kindgericht werken’? Wie zijn eigen stukken naleest met bovenstaande zinskenmerken in het achterhoofd zal begrijpen dat het voor veel leidsters abracadabra (elf letter) is.
Er wordt vaak nogal geklaagd over het niveau van de SPW-afgestudeerden. Maar misschien hebben we ze al die jaren ook wel overschat. Het zijn veelal meisjes die midden in hun pubertijd, vaak bij toeval voor een SPW-opleiding kozen en die klaarblijkelijk de helft van de leerstof niet begrepen hebben. Te negatief? Wedden dat je ze kunt scholen tot echte pedagogische medewerkers nu ze de jaren des onderscheid bereiken. Maar wel met de juiste begeleiding, op het juiste niveau.

dinsdag 16 oktober 2007

Zielig

Column in Management Kinderopvang 10 2007

In de zomervakantie fiets ik met mijn dochter van vijf langs de plaatselijke kinderopvang waar ze bijna vier jaar met veel plezier heenging. ‘Mam, de crèche is open’, roept ze verbaasd uit. Als ik uitleg dat papa’s en mama’s toch ook in de schoolvakantie moeten werken, zegt ze uit de grond van haar hart ‘wat zielig voor die kleine kinderen’.
Jonge kinderen horen thuis bij hun vader en moeder. Dat impliceert mijn dochter; dat vinden de meeste kinderen. Ouders willen het liefst hun jonge kinderen dicht bij zich houden. Meestal althans. Want soms is het ook heerlijk om achter je bureau te kunnen kruipen in plaats van over de grond.
Waarom spreekt de branche ouders daar dan niet op aan: Moeder, natuurlijk doe je het het liefst zelf, maar de kinderopvang is een heel goed alternatief voor als je ook wilt of moet werken.
‘Kinderopvang. Dat gun je ieder kind’: dat draait de zaken om. ‘Zonder kinderopvang doe je je kind tekort’, las ik zelfs in een uitgave van Stichting Promotie Kinderopvang (in het blad Papa). Nu slaat men echt door. Dat is nog uitsluitend munitie voor de thuisblijfmoedersvereniging. En je zou bijna sympathie voor hun standpunt krijgen.
Het recente ING-rapport Kinderopvang ziet een imagoverbetering als voorwaarde voor verdere groei in de kinderopvang. Maar met deze campagne ga je de oorlog niet winnen. De recente groei van de buitenschoolse opvang lijkt me dan ook vooral te danken aan de koppeling van de bso aan de basisschool, die natuurlijk een ijzersterk imago heeft.
Niet voor niets heet het rapport van het SCP over de bso ‘Liefst zoals thuis’. Kinderopvang zal door ouders altijd gezien worden als second best. Kom daar dan ook gewoon voor uit. Doe zoals Avis, de tweede autoverhuurmaatschappij achter Hertz. Dat hanteert al veertig jaar de slogan ‘We try harder’. Omdat het zich altijd tegenover nummer één moet bewijzen. Avis bedoelt daarmee dat ze elke mogelijkheid aangrijpt om te verbeteren en verwachtingen te overtreffen. Of zoals ze zelf zeggen: ‘Het is onze belofte aan u om altijd een stap verder te gaan!’ Inmiddels is Avis in Europa marktleider.

donderdag 4 oktober 2007

Zacht en soepel

Column in eigenWijs nr 16, tijdschrift voor pedagogische medewerkers van Kinderopvang Humanitas

Moeders vinden zichzelf niet consequent genoeg. Dat bleek onlangs uit een enquête van J/M, maandblad voor ouders. Ik ben ook zo’n moeder. De woorden ‘vooruit’ en ‘voor deze keer’ liggen mij voor in de mond. En wat ik de ene dag verbied, sta ik de volgende dag ruimhartig toe.
Consequent zijn: dat is het advies dat elke jonge ouder krijgt. Van oma, van de buurvrouw, van de nanny op tv. Maar hoe kun je consequent zijn als de omstandigheden steeds anders zijn? Gelukkig vind ik een gelijkgestemde in mijn opvoedbijbel, het onvolprezen boek De Tao Te King voor ouders (William Martin). ‘Wees altijd flexibel. Wees alleen standvastig als het om compassie gaat.’ En: ‘Kinderen zijn zowel lichamelijk als geestelijk bijzonder flexibel. Het grootste geschenk dat we ze kunnen geven, is hun voorbeeld te volgen.’
Maar flexibel zijn is misschien nog wel moeilijker dan consequent zijn. Het betekent dat je continu moet nadenken over wat je waarom doet. Moeilijk, vooral voor leidsters voor wie consequent zijn het leidende principe is. Heb je dorst? Jammer, maar hier eten wij altijd eerst het fruit en dan pas drinken we limonade. Wil je spelen? Nog even wachten op Pietje, die met lange tanden zijn brood wegkauwt, want wij blijven altijd aan tafel totdat iedereen klaar is.
Een poos geleden ondervond ik als ouder aan den lijve een staaltje inflexibiliteit. De ochtend na Sinterklaas mochten mijn oudsten op de basisscholen later beginnen. Ik vond dat mijn driejarige op het kindercentrum daarom ook wel uit mocht slapen. Ik schoof mijn dochter dus een kwartier na de officiële brengtijd stilletjes naar binnen. En ik kreeg meteen de wind van voren: wat zou het een chaos worden als alle ouders zelf gaan denken en zelf bepalen wanneer ze hun kind brengen.
Nu kende ik deze leidster al zes jaar en in die zes jaar was ik nog niet één keer te laat geweest, niet bij het brengen, niet bij het halen. Ik was dus met stomheid geslagen. De hele dag bleef haar uitval me dwarszitten. Ik heb er nooit wat van gezegd, ik heb geprobeerd standvastig in mijn compassie te blijven. Want zegt de Tao: ‘Als mensen ouder worden, worden hun lichaam en geest hard en onbuigzaam of zacht en soepel. Waar kies jij voor?’ Ik koos voor zacht en soepel, maar ook daarin ben ik niet altijd consequent. Helaas.

woensdag 12 september 2007

Column in Management Kinderopvang
8/9 2007

Weg met de voorschool

Mohammed en zijn broertje Youssef kwamen met een flinke taalachterstand in groep 1. Thuis spreken ze amper Nederlands en ze gingen ook niet naar een peuterspeelzaal. Inmiddels zit Mohammed in groep 4 en Youssef in groep 3. Ze zijn even goed gebekt als hun klasgenootjes en ook met hun schoolresultaten is niets mis. Nu zijn Mohammed en Youssef misschien eerder uitzondering dan regel. Ze zitten op een witte middenklasse school en wonen in een witte middenklasse wijk. Ze krijgen dus iedere dag een flink taalbad. Maar Mohammed en Youssef hebben ook gewoon heel veel geleerd in groep 1 en 2.
Het besef dat groep 1 en 2 kleuterklassen zijn die voorbereiden op de echte school is met de invoering van de basisschool langzaam verdwenen. Daarom ook steeds weer verontrustende koppen in de krant als ‘Taalniveau allochtone kleuters bedroevend laag’. En ook bij staatssecretaris Dijksma liggen de woorden ‘taalachterstand’ en ‘voorschoolse educatie’ voorin de mond. De kleuterklas leidt niet langer op voor school, maar de voorschool leidt op voor de kleuterklas. Het is wachten op de kop: ‘Allochtone tweejarigen spreken bedroevend slecht Nederlands’.
En dat terwijl steeds meer onderzoek aantoont dat schoolsucces niet zozeer heeft te maken met autochoon en allochtoon, maar met het opleidingsniveau van de ouders. Natuurlijk is er een correlatie tussen allochtoon en laag opleidingsniveau en natuurlijk speelt taal daarbij een belangrijke rol. Maar hoe vroeg moet je beginnen? Ben je echt te laat als je kinderen van twee en drie nog lekker in hun eigen taal laat rondscharrelen? En wat helpen alle investeringen in voorschoolse educatie als kinderen er op de basisschool zo vlug mogelijk doorheen gejaagd worden?
Wat? Langer kleuteren? De onderwijsinspecteur is faliekant tegen. ‘Alle kinderen van hetzelfde geboortejaar gaan gewoon naar groep 3. Die 1-oktobergrens is al in 1985 afgeschaft.’ Houdt een school kinderen langer dan acht jaar dan krijgt ze strafpunten.
Ik ben niet voor de terugkeer van de kleuterschool. Dat is een vormkwestie. Die kleuterschool moet in de hoofden van leerkrachten, ouders, beleidsmakers, inspecteurs en staatssecretarissen zitten. Gelukkig begint zich een tegenbeweging af te tekenen. Zoals onlangs met psycholoog Ewalt Vervaet, die in zijn boek ‘Naar school’ waarschuwt voor het te vroeg beginnen met lezen en schrijven.
Of zoals taalpatholoog Sieneke Goorhuis-Brouwer zegt: ‘Laat peuters peuteren en kleuters kleuteren.’ Wat minder haast in de kleuterklassen en de voorschool kan verdwijnen.

dinsdag 21 augustus 2007

Kinderopvang op de maatschappelijke agenda

Kinderschapsvorming

Kinderopvang heeft niet alleen een economische en educatieve functie, maar ook een sociaal-maatschappelijke. Dat is nog niet tot iedereen doorgedrongen. De conferentie Kinderschapsvorming wil daaraan een bijdrage leveren.

Lees verder in Management Kinderopvang, 8/9 2007

dinsdag 3 juli 2007

Respect voor het kind

in eigenWijs nr.15, tijdschrift voor groepsleidsters van Kinderopvang Humanitas

Kinderen hebben recht op respect. Wij hebben respect voor het kind. Dergelijke zinnen vind je in ieder pedagogisch beleidsplan van bijna ieder kindercentrum. Als ouder dringen zulke zinnen nooit tot me door. Ik lees er overheen. Ja logisch, denk ik. Natuurlijk hebben ze respect voor mijn kind. Dat heb ik ook. Dat heeft mijn buurvrouw ook, en de bakker en de slager. Het zou mooi zijn als ze dat juist op een kinderdagverblijf niet zouden hebben.
Maar wat ermee bedoelt wordt, wat dat respect inhoudt, besef ik met een schok als ik me beroepshalve verdiep in het werk van Emmi Pikler. ‘Sinds ik volgens Pikler werk, til ik een baby niet meer zomaar op’, vertelt mij een leidster. ‘Ik kondig dat eerst aan. “Basje, ik ga je een schone luier aangeven, dus ik neem je even mee.”’ Die opmerking kwam bij mij wel aan. En hard ook. Hoeveel keer heb ik mijn eigen kinderen niet onverwacht de lucht in geslingerd? Vaak zelfs van achteren benaderd. Hup, daar gingen ze. In de stoel, in het bed, op het fietsstoeltje. Mijn kinderen moeten soms het gevoel hebben gehad dat ze met gesloten ogen in een achtbaan zaten. Is dat respect voor het kind?
Wat respect voor een kind betekent, zag ik ook onlangs bij de trainer die met een van mijn dochters werkt. Zij leert mij hoe je een gesprek voert waarbij zowel moeder als dochter volwaardige gesprekspartners zijn. Nooit spreekt ze over het hoofd van het kind tot de moeder. Ze neemt mij en mijn dochter even serieus.
Waarom is mij op het kindercentrum niet eerder opgevallen dat respect niet iets vanzelfsprekend is? Omdat het ook voor leidsters niet altijd even vanzelfsprekend is, denk ik. Wat ik zie zijn goede en minder goede leidsters. En inderdaad zit dat in de manier waarop ze het kind benaderen. Met meer of minder respect. De leidster die door haar knieën zakt en zich eerst tot mijn kind richt en dan pas tot mij, is mij liever dan de leidster die het andersom doet. Natuurlijk zijn er ouders die vooral zelf aandacht nodig hebben of die over hun kind praten alsof het zelf niet aanwezig is. Maar laten we die ouders opvoeden. Niet door ze te wijzen op wat ze fout doen, maar door zelf het goede voorbeeld te geven. Dan pas maak je duidelijk wat die zin in het pedagogisch beleid nu echt betekent.

Astrid van de Weijenberg

maandag 2 juli 2007

Column in Management Kinderopvang
6/7 2007

Zestien keer vijf dagen naar Zweden

Het is nu bijna juni. Nog zes weken duurt het schooljaar in de regio waar ik woon. Scholen zijn druk met het afronden ervan, nog even de sportdag, de juffendag en het eindfeest regelen. En natuurlijk de klassenindeling van volgend jaar. Een ouderavond daarover, een oudergesprek. Maar nooit, echt nooit, vallen de woorden buitenschoolse opvang of Van Aartsen/Bos.
In februari beloofde de bovenschoolse manager dat als wij ouders braaf de enquête op internet zouden invullen, we snel geïnformeerd zouden worden over de mogelijkheden. Nooit meer wat van gehoord. Verbaast me overigens niet, want die enquête was zo slecht opgesteld dat er vast niets noemenswaardigs uit is gekomen.
Wel lees ik op de website van de bovenschoolse organisatie (25 scholen) dat in april zestien medewerkers vijf dagen naar Stockholm gingen. Want hoe doen ze dat toch in Zweden?
Een telefoontje naar de plaatselijke kinderopvangorganisatie leert mij dat achter de schermen Van Aartsen/Bos de gemoederen in mijn regio wel degelijk bezighoudt. ‘Tachtig procent van mijn tijd gaat naar Van Aartsen/Bos’, zegt de directeur. Zo’n tien extra plaatsen moet dat wel opleveren, denkt ze, hoewel dat natte-vingerwerk is.
Tien plaatsen van tien scholen! Tien plaatsen zijn voor een kleine organisatie misschien niet gek, maar één per school is dat alle inspanningen van het afgelopen jaar waard? Is dat een bezoek van zestien keer vijf werkdagen naar Zweden waard?
Je kunt je afvragen of Van Aartsen/Bos de kinderopvang commercieel gezien verder brengt. Ook gezien de steeds vaker uitgesproken verwachtingen dat basisscholen en naschoolse opvang op termijn wel een geïntegreerd geheel zullen worden.Groot pluspunt in alle ontwikkelingen is wel dat het woord dagarrangement steeds vaker valt. Misschien dat dat de waarde van Van Aartsen/Bos moet zijn, dat het de basis is van een sluitend en interessant aanbod voor schoolkinderen. Zodat de werkende ouder eindelijk niet langer ook nog afhaalouder is, van de zwemles, de judo en de vioolles. Dus toch bedankt, namens de werkende ouders!

vrijdag 29 juni 2007

Boven is het stil

'Samenwerking publieke en private instellingen kan prima'
Staatssecretaris Dijksma na haar honderd-dagen tour

interview in Management Kinderopvang, juni/juli 2007

Meer hbo-geschoolde leidsters, meer aandacht voor screening van kinderen met gedragsproblemen, vraagfinanciering en één kwaliteitsnorm voor kinderopvang en peuterspeelzalen. Dat zijn enkele van de toekomstplannen van de nieuwe staatssecretaris Sharon Dijksma.

Lees verder in Management Kinderopvang, uitgave van Reed Business, Maarssen