zondag 7 januari 2018

vrijdag 5 januari 2018

Risico’s beschrijven, niet vermijden

in eigenWijs 54, tijdschrift van Kinderopvang Humanitas

Gisteren ging mijn jongste dochter van 15 naar een feestje van haar oudere zus in Amsterdam. Ik zie wel hoe laat ik thuis kom, zei ze me. Even keek ik bedenkelijk. 15 jaar, Amsterdam in de nacht. Maar ik weet hoe druk het is op het centraal station om middernacht.
Opvoeder zijn is loslaten. Veel eerder loslaten dan je zelf zou willen. Voor mijn gevoel stond ik gisteren nog de schoolreisjesbus uit te zwaaien naar het Sprookjesbos in Enkhuizen: met drie van mijn kinderen in dezelfde bus. De hele dag een zeurderig gevoel in mijn maag.
Wijze ouders laten hun kinderen los, maar raken hen nooit kwijt, zegt mijn bijbel De Tao voor ouders. En ‘Hoe wijder ik mijn armen open, hoe meer er naar mij toe zal stromen.’
Maar ik ben realist genoeg en ook mij beroeren de Anne Faber-verhalen. Daarom spreekt ook het accountantsmotto mij aan: je bent pas in control als je weet waar je het niet bent.
Risico’s beschrijven maakt dat je je bewust bent van wat er zou kunnen gebeuren. En niet alleen de medewerkers van het kindercentrum, maar ook de ouders moeten dat weten. Want iedere pedagogisch medewerker kent de ouders die hun kind aan het begin van de dag als een prinsje afleveren en hem aan het eind van de dag nog even gestreken op willen halen.
Die ouders moet je helpen om te leren loslaten. Dat vraagt er natuurlijk wel om in gesprek te gaan met ouders. Vanaf het eerste kennismakingsrondje door het kinderdagverblijf. De kinderopvang wil bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen. Maak duidelijk dat de motorische ontwikkeling daarvan een belangrijk onderdeel is. Rennen, klimmen, vallen, stoten, ravotten en soms ook een vechtpartij. Ze horen erbij.
Risico’s beschrijven moet echter niet worden risico’s vermijden. Risico’s in kaart brengen helpt daarbij. Dat kan ook heel goed met alle betrokken partijen, ouders en kinderen. Zoals dat (hopelijk) ook gebeurt met de brandoefening. In mijn gemeente vond vorig jaar een grote rampenoefening plaats op Marken. Schoolklassen deden mee om een levensechte overstromingsramp na te spelen. En ze genoten.

‘Natuurlijk mag jij in die boom klimmen, maar hoe ga je dat handig doen, zodat je niet naar beneden valt’. Pedagogisch medewerker zijn, is een hele uitdaging. Je moet ogen en oren in je rug hebben. Daarom is het goed om samen regelmatig de ‘gevaarlijke’ plekken langs te lopen. Zonder kinderen bang te maken en te belemmeren in hun durf. Want vallen hoort erbij.

 De wereld verandert, een beetje

in Management Kinderopvang, 6 2017

‘De wereld verandert steeds sneller’: google op deze zin en je krijgt 448.000 hits. Menig krantenartikel begint ermee. En talloze trainers en goeroes op talloze congressen beginnen zo hun praatje om hun bijdrage een gevoel van urgentie te geven. Mensen wordt wakker, want niets is straks meer hetzelfde.
21th century skills hebben kinderen nodig, want we stomen ze klaar voor beroepen die nu nog niet bestaan, roepen onderwijsvernieuwers paniekerig. In dat laatste hebben ze natuurlijk gelijk, maar het is geen reden voor verontrusting. Dat gebeurt namelijk al eeuwen. Toen de stoommachine werd uitgevonden, ontstond het beroep machinist. De telefoon werd gemeengoed en er was behoefte aan operators die de juiste knopjes omzetten. En wie voorspelde de groeimarkt voor de reparatie van iPhones?
Bovendien blijven een heleboel beroepen gewoon bestaan. Ik haal mijn brood nog steeds bij de bakker. De tuinman maakt mijn tuin winterklaar. Om de hoek is de stratenmaker bezig om de stoeptegels opnieuw te leggen. De huisarts ziet in mijn keel dat mijn amandelen ontstoken zijn. Meisjes willen nog steeds schoonheidsspecialiste of verpleegster worden. Zo gaat het en zo gaat het al decennia.
Bij mijn googlen stuitte ik op een artikel in De Correspondent uit 2016, van Jesse Freriks, getiteld ‘De wereld verandert helemaal niet sneller dan ooit’. Freriks bespreekt onder meer het boek van Robert Gordon The Rise and Fall of American Growt, waarin wordt uiteengezet dat vooral tussen 1870 en 1970 de wereld sneller dan ooit veranderde: ‘sanitatie, huishoudelijke apparatuur, entertainment, voedsel, kleding, bijna elk aspect van het dagelijks leven veranderde toen.’
Maar het internet dan, heeft dat niet voor een grote revolutie gezorgd? Freriks betwist niet dat internet flinke impact heeft gehad. ‘Maar we moeten de reikwijdte van die verandering niet overdrijven. Hoe we ons vervoeren, wat we eten, hoe we ziektes genezen, welke kleding we dragen - ze zijn nauwelijks veranderd door het internet.’
De Correspondent heeft als missie structuren in de samenleving bloot te leggen die bepalen hoe de wereld werkt, zo staat in een ander lezenswaardig artikel, getiteld ‘Hoe de wereld geregeerd wordt door het hoogs uitzonderlijke’ van hoofdredacteur Rob Wijnberg (september 2017). Het gaat over de dictatuur van de minderheid. ‘Hoe we denken, praten en debatteren over onze samenleving, en hoe we haar vervolgens inrichten, vormgeven en besturen, wordt enorm beïnvloed door het hoogst uitzonderlijke.’
Internet en ICT hebben ons leven veranderd, een klein beetje. Laten we daarom hun invloed niet overdrijven. Hou op over 21th century skills. De ‘skills’ sociale vaardigheden, samenwerken, creatief denken, communiceren zijn van alle tijden. En oké, we moeten iets van ICT weten, maar onze tweejarigen spelen volop met de iPad van papa en mama. De wereld verandert inderdaad, een klein beetje.





Vrouwen en mannen


in Management Kinderopvang, 5 2017

‘Mevrouw, ik kan nergens iets aan doen, want ik ben een puber en ik heb ADHD’. Dat zei onlangs een leerling die uit de les was gestuurd. Daar kan hij nu nog aan toevoegen: ‘En ik ben een jongen.’
Meisjes doen het steeds beter in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. De universiteit telde in 2016 iets meer meisjes dan jongens. En in plaats van dat we blij zijn dat ze hun achterstand hebben ingehaald, moet de noodklok geluid worden. Jongens komen in de verdrukking.
Sire maakte heel wat los met haar campagne om jongens jongens te laten zijn.
‘Met zijn stereotiepe boodschap draait Sire 100 jaar vrouwenemancipatie terug en doet jongens tekort’, waarschuwen Jens van Tricht en Hanneke Felten in Trouw (1 augustus). ‘Stel je eens deze campagne voor: “Laat jij jouw meisje genoeg meisje zijn?” In het filmpje zie je meisjes ‘tutten’ met poppen en make-up. (…) Als klap op de vuurpijl kan ieder meisje een zacht zoemend stofzuigertje winnen om haar vrouwelijkheid alle ruimte te geven.
'Jongens leren door te doen, maar meisjes ook’, vindt Joyce Endendijk, universitair docent Pedagogiek aan Universiteit Utrecht (nos.nl, 25 juli) ‘De verschillen tussen jongens en meisjes worden benadrukt en jongens worden over een kam geschoren. Hokjesdenken. Op scholen waar jongens het wél goed doen, is geen specifiek beleid op jongens. Daar is beleid op algemene zaken, zoals structuur en individuele aandacht.’
Dat is waarschijnlijk ook waar de Leidse hoogleraar Judi Mesman op doelt als ze zegt: ‘Misschien worden jongens niet te veel, maar juist te weinig beteugeld.’ (de Volkskrant, 29 juli) Het is maar een hypothese, zegt ze, net als de stelling van Sire als niet meer dan een hypothese moet worden gezien.
‘Vrouwen zijn niet gelijk aan mannen, ze zijn in veel opzichten superieur en veel van die opzichten zullen in de toekomst belangrijk zijn’. Zo wordt de Amerikaanse gedragsbioloog Melvin Konner geciteerd in de prachtige essaybundel van Marja Pruis (Genoeg nu over mij). Pruis: ‘We kunnen er kort over zijn: extreme mannelijke overheersing is een anomalie in onze geschiedenis. Ze is van lange duur geweest, maar ze is tijdelijk. (…) De vrouw het heft in handen laten nemen is de volgende stap in de menselijke evolutie, het kan niet missen.’

Aan het eind van het boek is Pruis overigens helemaal klaar met het verschil tussen mannen en vrouwen, nadat ze in een val is getrapt en het werk van een fotograaf als  van een vrouw beoordeeld had, terwijl het een man was. Had ze oogkleppen op? Pruis besluit nooit meer te schrijven over mannen en vrouwen. ‘En ik nam me voor om alles wat ik tot nog toe heb geschreven te herroepen. Bij dezen.’

dinsdag 3 oktober 2017

Experimenteren onder toezicht

in eigenWijs 53, tijdschrift van Kinderopvang Humanitas

‘Wij, opvoeders van Nederland, verliezen soms uit het oog dat jongens zich op een andere manier ontwikkelen en anders leren dan meisjes. Over het algemeen wordt door opvoeders verwacht dat kinderen zich rustig gedragen, goed luisteren en stilzitten. Terwijl jongens meer leren door te ontdekken, te experimenteren, risico’s te nemen, te doen. Opvoeders lijken de laatste jaren ‘jongensgedrag’ minder te waarderen. Jongens afremmen, remt hun ontwikkeling.’
Dat is niet mijn tekst, maar die van de Stichting Ideële Reclame (Sire) op de website Laatjijjouwjongengenoegjongenzijn.nl. Jongens moeten rennen, klimmen, zich vuil maken, vallen en weer opstaan. En dat kunnen ze nu niet, beweert Sire in haar nieuwste campagne.
Wie afgelopen maanden niet op een onbewoond eiland op vakantie was, heeft de discussie hierover meegekregen. Is het waar wat Sire beweert? Ook stelt Sire weer eens de ‘verjuffing’ van het onderwijs aan de orde. Want dat zou de reden zijn dat jongens het tegenwoordig slechter doen op school dan meisjes?
Er kwam veel kritiek op de campagne. Breng het als een hypothese en niet als een feit, zegt een hoogleraar in de Volkskrant. Misschien worden jongens wel te weinig beteugeld en doen ze het daarom slechter op school, zegt ze. Ook een hypothese.
Feit blijft dat we kinderen niet moeten opvoeden tot kasplantjes. Jongens niet en meisjes ook niet. Ze moeten uitdagingen aan kunnen gaan. Inderdaad rennen, klimmen, zich vuil maken, vallen en weer op staan. Meisjes en jongens. ‘Met een beetje risico komen ze er wel’ was dan ook de slogan van een andere reclamecampagne, die van VeiligheidNL, gericht op jongens en meisjes. Trek ze achter de spelcomputer vandaan en stuur ze het bos in.
Goede kinderopvangorganisaties hebben veel aandacht voor buitenspelen en voor een uitdagende buitenspeelruimte. Nog op te veel plaatsen zit in dat laatste het probleem. Ik kwam afgelopen week weer langs een paar scholen met alleen maar tegels op de speelplaats. Op zo’n speelplaats kan ook een meester niet meer dan een potje voetballen.

Het gaat om de balans van ruimte en toezicht, en die zijn allebei even belangrijk, zegt hoogleraar pedagogiek Micha de Winter. Hij gaf in de Volkskrant (12 augustus) een afscheidsinterview waarin hij twee opvoedingsstijlen onderscheidt: autoritair (omdat ik het zeg) en laissez faire (laat het kind het zelf uitzoeken). Beide hebben veel nadelen. De Winter onderscheidt een derde variant: autoritief opvoeden. ‘Je hebt veel aandacht voor wat kinderen belangrijk vinden, je geeft ze ruimte om te experimenteren, maar je houdt wel toezicht.’ Goede kinderopvang is voortdurend op zoek naar deze balans: experimenteren onder toezicht.

zondag 3 september 2017

Redelijkheid

in Management Kinderopvang, 4 2017

Mag de redelijkheid terug in Den Haag, vraagt NRC-columnist Tom-Jan Meeus (23 mei). Een mooi stuk over hoe politieke partijen minder ‘schappelijk’ worden. Hoe wij mensen tegenwoordig allemaal minder schappelijk zijn. Meningen worden op scherp gezet. Niet alleen in de politiek.
Op het moment dat Meeus het stuk schreef, was het nog de vraag of D66 en ChristenUnie met elkaars opvattingen over voltooid leven zouden kunnen leven. Meeuws: ‘In de voltooidlevendiscussie draait het er natuurlijk om dat je mensen met een ander wereldbeeld niet jouw normen oplegt. Dat je aanvaardt dat de wetgever er ook is voor mensen met een verlangen naar zelfbeschikking. En andersom: dat de wetgever evengoed mensen moet beschermen die hun leven in handen van het Opperwezen stellen.
Het uitvergroten van conflicten is een vorm van electorale reclame, het uitsluitend bewaken van het imago, zei Femke Halsema op een avond van het online journalistiek medium de Correspondent over constructieve politiek. ‘En bij het bewaken van dat eigen imago hoort het afbreken van dat van de politieke tegenstander. Dan dreigt er een vicieuze cirkel van negativisme, destructie en van antipolitiek waardoor het moeilijker wordt om nog steun te vinden voor politieke ideeën en oplossingen.’
In een eerdere bijdrage betreurde ik om die reden de oprichting van een tweede brancheorganisatie. De verschillende opvattingen in de kinderopvang worden uitvergroot in plaats van overbrugd.
Toch zie ik ook voordelen. Niet langer zijn verschillende visies in de branche uitsluitend een interne aangelegenheid, met slaande deuren in een verenigingsgebouw, het vertrek van een of meerdere bestuursleden of mopperende leden die hun lidmaatschap opzeggen. Verschillende inzichten worden ook uitonderhandeld met een derde partij, zoals de minister. Denk daarbij aan de verschillende rollen die beide brancheorganisaties speelden bij de totstandkoming van het IKK-akkoord en de bkr-maatregelen.
De uitkomst van zo’n onderhandeling is bijna altijd een compromis. Dat is een onderhandelingsresultaat waar niemand tevreden over is, wordt wel eens gezegd. Maar Nederland is altijd een land van compromissen geweest. Dat is niet spannend, maar doet wel het meest recht aan de verschillende meningen die er in een samenleving heersen, in een branche als de kinderopvang heersen. Een compromis komt er dankzij echte inzet: grijpen naar het onmogelijke om het mogelijke te bereiken. Een goed compromis is een begaanbare weg waarbij iedereen het gevoel heeft iets gewonnen te hebben. Een weg waarop iedereen kan blijven dromen in plaats van op te geven.
Aanvaarden dat niet iedereen hetzelfde denkt en daar rekening mee houden, is bovendien een stuk eleganter dan hard roepen vanaf een plek waar je niet gehoord wordt.