dinsdag 10 januari 2012

Einde van de manager

Column in MonnickendamPlus, december 2011

Niemand zou raar opkijken als ik naakt in mijn scootmobiel door het winkelcentrum reed’, zegt een jonge vrouw met multiple sclerose (MS) in NRC Handelsblad (26 november jl.). Waarom niet? Half Amsterdam-Zuidoost heeft haar namelijk al ooit onder de douche gezet. Zo groot is het personeelsverloop onder de organisaties die haar verzorgen. Niet MS, maar zorgstress is wat haar verlamt, zegt ze zelf. ‘Zorgindustrie is Kafka in de polder’ kopt de krant dan ook. De vrouw doet haar verhaal in de rubriek ‘Het laatste woord’. Daarin vertellen terminale patiënten over hun levenseinde. De vrouw gunt ons een blik in een wereld van WAO, WMO, CIZ, CAK, WTCG, CER, PGB-VP, PGB-PV en alle andere afkortingen waar de zorg zo dol op is. Niet alleen is de zorg vreselijk ingewikkeld, haar zorg is ook vreselijk anoniem. Ze twittert erover en krijgt erg veel reacties: ‘ook van mensen die in dezelfde ellende zitten als ik.’
Zo iemand ‘in dezelfde ellende’ komt voor in de nieuwe film ‘Alles van Waarde’ van regisseur en streekgenoot Frans Bromet. De film ging in première tijdens het IDFA-filmfestival en komt volgend jaar in de bioscoop en op tv. Bromet doet in de film verslag van wat hij noemt de managerscultuur. Hij volgt een verpleegkundige en brengt mooi in beeld hoe haar werk veranderd is. Volgens Bromet door toedoen van de managers. Niet langer verpleegt ze mensen, maar ze levert producten: wijkverpleging is product 12, verzorging product 20. En bij ieder product staat een bepaalde tijd. Minuten wel te verstaan, geen kwartieren of halfuren. Met een stopwatch in haar zak gaat de wijkverpleegkundige door de dag.
Maar er is hoop voor Frans Bromet. ‘De laatste manager’ heet het boek van Ben Kuiken (2010) waarin hij het vertrek van de laatste manager aankondigt. Kuiken is journalist en werkte jarenlang bij Management Team (!). Medewerkers kunnen hun werk prima zelf organiseren, schrijft hij. Zijn grote voorbeeld is Buurtzorg.
Buurtzorg is een Nederlands concept en bestaat sinds 2007. Zo’n 4000 verpleegkundigen en ziekenverzorgenden werken onder de naam Buurtzorg, in 380 teams door heel Nederland. De teams zijn zelf verantwoordelijk voor personeel, organisatie en financiën. Daardoor kan de organisatie werken zonder tussenlaag van managers.
Buurtzorg verovert de wereld, meldde de media de afgelopen weken. Te beginnen in Zweden. Daar ging Buurtzorg op 1 december van start. België, Japan en de Verenigde Staten hebben belangstelling. Het einde van de manager is in zicht. Politiek Den Haag helpt eraan mee. Managers moeten een dag voor de klas, aldus een recente motie van de SP.
Droomverhaal

Column in Management Kinderopvang, december 2011

In een ander leven ben ik gemeenteraadslid. Een fractiegenoot stelde onlangs voor een motie te maken om dagarrangementen te bevorderen, door scholen en kinderopvang mee te laten doen aan een proef van OCW. Ik betrapte mezelf op een grote dosis scepsis. ‘Hè nee, geen dagarrangementen’, dacht ik.
Het is het woord dagarrangement, waar ik allergisch voor ben geworden. En het idee van de maakbaarheid van de samenleving wat eruit spreekt. Ik heb veel geschreven over brede scholen. Ik heb vol enthousiasme meegeschreven aan een boek over diverse vormen van dagarrangementen (‘En al was mijn moeder thuis’, SWP 2009). Ik ben er klaar mee. Niet met het idee dat de aansluiting tussen de verschillende voorzieningen beter moet en beter kan. Niet met het idee dat er een goed aanbod moet zijn voor kinderen in de basisschoolleeftijd. Dat is nog steeds het geval, maar met het grote van bovenaf gestuurde plan. Om met de woorden van Anja Hol (BBMP, juli 2011) te spreken: ‘Het idee van hele-dagarrangementen en allerlei aanbod waar kinderen uit kunnen kiezen, is een soort droomverhaal geweest.’
In hetzelfde nummer zegt Yvette Vervoort van het onlangs opgeheven Netwerkbureau Kinderopvang weinig voorbeelden te kennen van geslaagde situaties. Vervoort: ‘Waar het lukt heeft het ermee te maken dat twee mensen, de schooldirecteur en de locatiemanager of directeur kinderopvang, elkaar vinden en zeggen: we gaan het gewoon oplossen.’ Toch vindt ze het geen hopeloze opdracht, want er is de afgelopen jaren al veel in beweging gekomen. ‘En de maatschappelijke ontwikkelingen zijn zo dat het echt wel door zal gaan’, zegt ze.
We leven in een postmoderne tijd, maar nog niet iedereen beseft dat. De tijd van het geloof in de grote verhalen, nieuwe concepten is voorbij. Wat we kunnen doen, is het enthousiasme van onderop aanwakkeren door enthousiaste verhalen door enthousiaste mensen.
Alleen mensen aan de basis zetten wat in beweging. Zo sprak ik een schoolbestuurder die de mobiliteit in zijn basisscholen zo wist te bevorderen dat het bijna aan eigen succes ten onder ging. Terwijl leerkrachten normaal gesproken nauwelijks in beweging zijn te krijgen. Hij deed dat door iedereen die van school was veranderd, zijn enthousiaste verhaal te laten vertellen. Op veel verschillende plaatsen. Dat inspireerde, nam koudwatervrees weg en deed navolgen.
Een betere aansluiting tussen verschillende voorzieningen moet van onderop komen. Op lokaal niveau door enthousiaste mensen. ‘We gaan het gewoon oplossen’ werkt beter dan een droomverhaal. Daar komt nog eens bij dat bij de behandeling van onze motie tijdens de raadsvergadering weinig mensen het ingewikkelde woord dagarrangement begrepen.