maandag 23 december 2013

Beter luisteren

column in eigenWijs 41

De dag dat ik deze column schrijf is het de Internationale dag van de Rechten van het Kind. ‘Kinderrechten zijn meer dan basisbehoeften zoals eten, bescherming en onderwijs’, zegt Karin Arts, hoogleraar Internationaal Recht in de Volkskrant. ‘Het gaat om het meenemen van kinderrechten in beleid en de bereidheid naar kinderen te luisteren.’
Luisteren wij echt naar kinderen? Toen ik voor het eerst kennismaakte met de filosofie Ruim Baan, die Kinderopvang Humanitas hanteert bij jonge kinderen, schrok ik van mijn eigen onwetendheid. Ik pakte mijn kind op als het in zijn stoel moest om te eten, zonder aankondiging. Ik deed hem een dikke jas aan als ík het koud had. Ik gaf hem een extra hapje als ík vond dat een half bakje fruit niet genoeg was. Ik bepaalde wat mijn kind moest doen. Wat luisterde ik slecht.
Nu zijn mijn kinderen groter en ze roepen me wel tot de orde als ik niet luister. Maar ook dan komen er moment waarop volwassenen slecht luisteren naar kinderen. Zulke momenten zijn bijvoorbeeld toetsmomenten.
Een landelijke toets voor kleuters is onlangs tegengehouden door de Tweede Kamer. Tot leedwezen van staatssecretaris Sander Dekker. ‘Het enige waar naar gekeken wordt, is of kinderen kleuren en woordjes herkennen en of ze de basis van het tellen hebben opgenomen’, zegt Dekker.
Ja, ja. Een voorbeeld uit de Cito-kleutertoets: wat hoort niet in het rijtje thuis bikini, ijsje, sneeuwpop. Bikini, zegt het kind, want die andere twee zijn koud. Fout, zegt Cito. Sneeuwpop hoort er niet bij, die ander twee horen bij de zomer. Luisteren we wel naar wat het kind zegt of hebben we zo onze eigen waarheid?
Hoeveel kinderen uit groep 8 krijgen komende maanden weer een middelbare-schooladvies. Hoeveel kinderen worden vastgepind op een cijfer dat toetsinstituten als Cito hebben bepaald. Hoe weinig luisteren we naar kinderen die de ene dag iets wel kunnen, de volgende dag weer niet en de dag erna weer wel.
‘De belangen van het kind dienen altijd centraal te staan’, zeggen ook de hoogleraren De Ruiter en Öry in NRC Handelsblad. Ze breken dan een lans voor meer luisteren naar kinderen, ook jonge kinderen, als het gaat om kindermishandeling. ‘Vaak wordt geredeneerd vanuit de misvatting dat jonge kinderen niet door de politie kunnen worden verhoord.’
Ook jonge kinderen communiceren. Met heel hun wezen. Ik word dan ook altijd een beetje treurig van ouders, meestal vaders, die hun kinderen pas leuk gaan vinden als ze gaan praten. Natuurlijk is niets zo moeilijk als goed luisteren, zeker naar kinderen en zeker naar baby’s. Maar al doende leert men. Jammer dat de babytijd te kort is, om te leren genieten van een huilende baby.

Finland

in Management Kinderopvang, 12 2013

Peter van Lieshout, lid van de Wettenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) zei het heel duidelijk (de Volkskrant, 5 november): ‚De basisschool is ook een vorm van kinderopvang, alleen noemen we dat niet zo. Op de basisschool zien we dat kinderen opgevangen worden in een stimulerende omgeving waarin ze dingen leren die hun leven rijker maken.’ Dat wenst Van Lieshout ook voor de kinderopvang. Zijn WRR pleit voor een ander soort kinderopvang: minder nadruk op opvang, meer op onderwijs. ‚In emancipatoire zin is er met kinderopvang weinig winst meer te boeken. Maar wel in educatieve zin. Maak van de kinderopvang een educatieve omgeving waarin je de cognitieve vermogens van kinderen uitdaagt.’
Als het om educatie gaat, kijkt heel Nederland tegenwoordig naar Finland. Finland-bingo: als het woord Finland ergens op de eerste twee bladzijden van een beleidsnota voorkomt, heb je bingo. Altijd prijs.
Dit voorjaar kwam de Finse goeroe Pasi Sahlberg naar Nederland. Hij vergeleek het Nederlandse en Finse systeem. In Nederland zijn kinderen vanaf vier jaar leerplichtig. ‚Te vroeg’, oordeelt Sahlberg, aldus School aan Zet (22 mei). In Finland gaan kinderen pas op zevenjarige leeftijd naar school. Daarvoor gaan ze naar Kindergarten. ‚Dat betekent niet dat er geen educatie plaatsvindt in de Finse voorschoolse instellingen. “Spelen is een complexe set van vaardigheden en houding. Kinderen zijn goed in spelen als ze verbeeldingskracht en creativiteit laten zien. Begeleiders in Kindergarten en Daycare zijn allemaal universitair opgeleid en getraind om kinderen goed te observeren, om hun nieuwsgierigheid en leergierigheid te prikkelen.”’
Bovendien ligt zowel in de Finse voorschool als op school de nadruk niet alleen op cognitieve vakken. Zo gaan kinderen in het basisonderwijs na elke 45 minuten les een kwartier naar buiten. Dat vertelt lerares Hanna Noomen, van Finse afkomst (Volkskrant 9 november). ‚Dan zijn ze daarna veel frisser.’
Ook Noomen roemt het Finse onderwijs vanwege de professionaliteit van de leerkrachten. Om in Finland op de lerarenopleiding te komen, moet je niet alleen hoge cijfers hebben op het vwo, maar ook aantonen dat je cultureel ontwikkeld bent. ‚Ik moest mijn diploma’s van dansles en pianoles laten zien. Als je die niet hebt, kom je er niet in.’
De kwaliteit in het onderwijs moet omhoog. Dat vraagt om professionalisering, zei Geert ten Dam, voorzitter van de Onderwijsraad in NRC Handelsblad (2 november). Ook pleit zij voor meer waardering van niet-cognitieve capaciteiten.
We kunnen voorspellen dat deze discussies over professionalisering zich binnenkort verplaatst van het onderwijs naar kinderopvang. Het is goed als de kinderopvang daarop alvast een voorschot neemt. En wie weet gaan we dan ook, net als Finland, een scheidslijn maken bij zes jaar in plaats van vier jaar.

Voor school

in Management Kinderopvang, november 2013

De Tegenlicht-documentaire over de Superschool van Eric van ’t Zelfde in Rotterdam deed veel stof opwaaien bij basisscholen en voortgezet onderwijs. ’t Zelfde wil van zijn Hugo de Groot-school een Superschool maken voor leerlingen van 2 tot 18 jaar. Hij wil zelf invloed kunnen uitoefenen op wat er op de basisschool gebeurt. ‘De taal- en andere achterstanden zijn zo groot dat mijn school daar de dupe van is’, zegt hij in de Volkskrant (1 oktober) naar aanleiding van de documentaire. Basisschooldirecteuren natuurlijk in de gordijnen.
De kinderopvang heb ik in het debat echter niet gehoord. Terwijl ’t Zelfde ook plannen heeft met de twee- en driejarigen, want hij heeft het niet over 4 tot 18, maar over 2 tot 18. Citaat uit hetzelfde Volkskrant-artikel: ‘Tussen 0 en 5 jaar leert een kind het meest wat hij ooit zal leren: praten, wat liefde is, en zijn geweten en taalgevoel worden gevormd. Het onderwijssysteem werkt niet in Rotterdam-Zuid, de Haagse Schilderswijk of het Utrechtse Kanaleneiland.’
Niet alleen de basisscholen azen dus op jonge kinderen, ook het voortgezet onderwijs wordt een concurrent van de kinderopvang. ‘Laat crème de la crème het onderwijs verzorgen’ kopt een opinieartikel van ’t Zelfde een dag eerder in dezelfde krant (30 september).
Wie is de crème de la crème voor de voorschoolse periode? Althans wie zou dat moeten zijn? Precies. Gelukkig weten de verschillende partijen die zich met opvoeding en onderwijs bezighouden elkaar steeds beter te vinden. Zie de gezamenlijke Peuterbrief die zij uitstuurden naar minister Asscher (zie artikel elders in dit nummer). Gelukkig zien basisscholen steeds beter de waarde van de kinderopvang.
Nog meer nieuws over peuters. In een Brandpunt-reportage (29 september) op tv werden de peuter- en kleutertoetsen aan de kaak gesteld. Te veel een momentopname, te zeer gedomineerd door een commercieel toetsbedrijf. Lees ook het onthullende artikel in Didactief (september 2013) over vermenging van de publieke en private poot van het Cito.
Ook in de peutertoetsdiscussie mis je de expertise van de kinderopvang. Wie kan de ontwikkeling van kinderen stimuleren zonder in een schools systeem te vervallen? Althans wie zou dat moeten kunnen? Precies.
De voorschoolse periode wordt in de maatschappelijke discussie steeds belangrijker. De kinderopvang moet een belangrijke speler zijn in die discussie. Maar dat is niet alleen een kwestie van imago en zichtbaarheid. De kinderopvang moet ook bij zichzelf te raden gaan of ze die rol ook echt kan vervullen. Dat is niet helemaal een vanzelfsprekendheid. Voor veel kinderopvangorganisaties is er dus werk aan de winkel. Juist nu.

donderdag 24 oktober 2013

Drie halen twee betalen


in Mangement Kinderopvang 10, 2013

Een overzicht van het rijtje nieuwsberichten over de kinderopvang leest als een faillissementsoverzicht van de Kamer van Koophandel. Kinderopvang X sluit deuren; Kinderopvang Y diep in de schulden; Kinderopvang Z redt het niet.
Daar tussendoor staat nieuws dat evenmin opwekkend is, namelijk acties van kinderopvangorganisaties om nieuwe klanten te werven. Een half jaar gratis luiers bij Kinderopvang A, een dagje Efteling bij Kinderopvang B, de eerste drie maanden gratis bij Kinderopvang C, een extra laag uurtarief bij Kinderopvang D, één opvangdag per week gratis bij Kinderopvang E, inleg op de spaarrekening van uw kind bij Kinderopvang F en ga zo maar door. Je kunt er het alfabet mee vol maken.
Ik word daar niet vrolijk van. BOinK waarschuwt al voor problemen met de Belastingdienst bij gratis-kinderopvangacties. Maar los daarvan, waarom zou je kinderopvang verkopen als ware het een pak wasmiddel in de supermarkt? Ooit een basisschool gezien die op deze manier nieuwe leerlingen werft? Een basisschool wil gekozen worden om waar ze voor staat, om wat ze uitstraalt, om haar lesprogramma, haar aantrekkelijke schoolgebouw, de capabele juf, de hartelijke ontvangst.
Makkelijk praten, zegt u, want wie moet er aan het eind van de maand een groep sluiten omdat er onvoldoende aanwas is? Bovendien betalen ouders onderwijs niet uit eigen zak. Toch zitten veel scholen in hetzelfde schuitje. Zeventig vierjarigen te verdelen over vijf scholen in het dorp? Ook hier is het een kwestie van binnenhalen of groepen sluiten.
Ouders zijn bij hun keuze voor een basisschool niet te lijmen met geld. Ze betalen het onderwijs niet zelf. Maar waarom denken wij dat geld wel een doorslaggevende rol speelt in de kinderopvang?
Ik geloof daar niet in. Bij veel tweeverdieners zit hun tweejarige achter de iPad, hun zesjarige heeft een eigen iPhone. Ouders brengen ze heen en terug naar paardrijles. Ze rijden dagelijks kilometers om voor de beste school. Betalen gitaarles en hockey.
Zelfs de actie van Stichting Kinderopvang Leeuwarden, met maar liefst een jaar lang gratis opvang, levert niet veel op, zo meldt het Friesch Dagblad. ‘Nog maar weinig ouders maken hiervan gebruik.’ En dat is dan ook nog bedoeld voor de lage-inkomensgroep.
En als ouders wel voor de aanbieding vallen, dan is er morgen misschien wel weer een nieuwe aanbieding, van een andere organisatie.
Bekend is dat bij prijzenoorlogen alleen de consument wint. De kinderopvang wordt er niet alleen nauwelijks beter van, maar verliest ook zijn imago. Hoezo is de kinderopvang een partij als het gaat om achterstanden te helpen voorkomen. Zoals wethouder Hilhorst in Amsterdam wil. De kinderopvang: dat is toch drie halen twee betalen?

Taal is echt mijn ding


in eigenWijs, nr. 40

Na mijn middelbare school ging ik Nederlands studeren. ‘Nederlands? Dat kun je toch al?’ Mijn studiekeus zorgde bij veel mensen voor verbazing. Is dat terecht? Nederlands, kunnen we dat al?
Dat blijkt niet uit wat je om je heen hoort en leest. Mijn taalvaardige dochters zijn in een levensfase dat ze lol hebben in het corrigeren van ieders taalfouten. En dat zijn er nogal wat. Ook bij mijzelf. ‘Oei mam, jij hebt Nederlands gestudeerd en jij zegt: de aanrecht. Het is het aanrecht.’ Ze gaan niet akkoord met mijn antwoord dat dat ‘gewestelijk’ (ofwel Brabants) is en dat dat best mag in gesproken taal. In familiekring althans.
De meeste kinderen zijn niet zoals die van mij. Zij wijzen hun ouders niet op taalfouten. En andersom kunnen zelfs veel ouders hun kinderen niet corrigeren. In Amsterdam heeft de helft van de 6300 peuters (2,5 tot 4 jaar) een taalachterstand, zo meldt de Volkskrant. Daarom wil de gemeente Amsterdam een voorschoolse voorziening oprichten waar alle kinderen vanaf 2,5 jaar naar toe gaan.
Taal is het allerbelangrijkste onderdeel van voorschoolse programma’s, in heel Nederland. Wie komt er in aanmerking voor zo’n voorschool? Alle kinderen van wie de ouders niet meer dan een vmbo-opleiding hebben, krijgen een VVE-indicatie van het consultatiebureau.
Dat vraagt dus wat van de taalvaardigheid van pedagogisch medewerkers. Zijn zij tijdens hun mbo-opleiding en VVE-nascholing voldoende taalbewust geworden? Onderzoekers van het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) zagen dat het niveau van studenten enorm verschilt. Dat het erg afhankelijk is van de persoon. Niet van de school, niet van de organisatie waar ze stage liepen of werkten. Pedagogisch medewerkers kunnen kortom zelf veel bijdragen aan hun eigen ontwikkeling. Móeten zelf bijdragen aan hun eigen ontwikkeling.
Het nieuwe NCKO-rapport naar kwaliteit van de kinderopvang bevat een klein onderzoekje naar de woordenschat van pedagogisch medewerkers. Een grotere woordenschat betekent een hogere score op het onderdeel ‘Praten en uitleggen’. Dat is natuurlijk geen grote verrassing. Dat betekent wel dat er aan die woordenschat gewerkt moet worden.
Dat werken begint met bewustzijn van taal. Met lezen. Leg weg die iPad, zet uit die TV. Lees deze eigenWijs, van kaft tot kaft. Lees boeken en kranten. Zodat je kunt zeggen: ‘Taal is zeg maar echt mijn ding’. Zo heet het populaire boek van Paulien Cornelissen. Het gaat niet over hoe mensen met elkaar moeten praten, maar hoe ze dat per ongeluk doen. Over modieuze uitdrukkingen, over wat mensen zeggen en wat ze bedoelen. Het stond wekenlang in de top 10 en is aan de 32e druk toe. Dat dan weer wel. Veel mensen vinden lezen over taal leuk. Bij pedagogisch medewerkers hoort het bij hun vak.

Kinderopvang bashen


in Management Kinderopvang 9, 2013

Op IJburg verdrinkt een vijfjarig jongetje. Onder de ogen van twintig kinderen van kinderdagverblijf Jungle Jane. Toch niet een kind ván dat kinderdagverblijf, denk je onmiddellijk als krantenlezer die de kinderopvang een warm hart toedraag.
Gelukkig was niet het geval. Negatieve publiciteit kan de kinderopvang niet meer hebben. Kinderopvang bashen is toch al nationale volkssport geworden. Zo ging Sylvia Witteman als buurvrouw van een kinderdagverblijf in haar Volkskrant-column (25-7) te keer tegen het kinderdagverblijf grenzend aan haar achtertuin. Leidsters zingen machinaal liedjes om het huilen te overstemmen. ‘De weggebrachte kinderen huilen, en niet zo’n beetje ook. Hard en wanhopig. (…) Als alle ouders vertrokken zijn, houdt het zingen onmiddellijk op. Maar het huilen niet. Dat komt en gaat, de hele dag door.’ En verderop: De leidster schreeuwen de hele dag NIET DOEN tegen de kinderen. En de ouders hebben haast. ‘Logisch voor 7,30 euro per uur. Ze rennen de tuin in en duwen hun kind ‘in de fluwelen houdgreep’ van een leidster en maken zich uit de voeten.
Het is het relaas van een geïrriteerde buurvrouw. Grappig opgeschreven, dat wel. Maar buren zijn altijd geïrriteerd. Op het kinderdagverblijf waar mijn kinderen zaten, klaagden ze ook over de liedjes, over piepende fietsjes, over geparkeerde auto’s. Een verzoenende gesprek leverde niets op. Moeders moeten gewoon thuisblijven, vonden de buren. Net als Sylvia Witteman. Die voelt zich met terugwerkende kracht schuldig dat haar kinderen indertijd ook naar een kinderdagverblijf gingen.
De moeder heeft veel uit te leggen, schreef Sanne van Oosten, werkzaam bij Women.Inc, dezelfde dag in dezelfde krant. Tijdens de tweede feministisch golf pleitten vrouwen voor keuzevrijheid. Inmiddels is die keuzevrijheid er, zegt Van Oosten, ‘maar lijkt nu meer op Sophie’s Choice: damned if you do, damned if jouy don’t.’ Of het nu gaat over thuis bevallen of in het ziekenhuis, borstvoeding of de fles, werken of niet werken, kinderopvang of niet. En hoeveel dagen dan? Iedereen heeft er een ferme mening over, meent Van Oosten. ‘Als het onduidelijk is welke keuze het best is, zal elke nieuwe ouder zijn of haar eigen keuze met hand en tand blijven verdedigen. Niemand wil dat anderen denken dat zij niet het beste met hun kind voor hebben. Want dat steekt. Wie je ook bent en wat je ook doet.’
Ja, maar het moet maar eens gezegd worden dat de kinderopvang beter kan. Dat vinden criticasters als Ewoud Poerink en Marilse Eerkens. Ze denken dat ze de knuppel in het hoenderhok gooien. Maar hoe terecht hun kritiek misschien ook is, het effect is kinderoKinderopvang bashen
Op IJburg verdrinkt een vijfjarig jongetje. Onder de ogen van twintig kinderen van kinderdagverblijf Jungle Jane. Toch niet een kind ván dat kinderdagverblijf, denk je onmiddellijk als krantenlezer die de kinderopvang een warm hart toedraag.
Gelukkig was niet het geval. Negatieve publiciteit kan de kinderopvang niet meer hebben. Kinderopvang bashen is toch al nationale volkssport geworden. Zo ging Sylvia Witteman als buurvrouw van een kinderdagverblijf in haar Volkskrant-column (25-7) te keer tegen het kinderdagverblijf grenzend aan haar achtertuin. Leidsters zingen machinaal liedjes om het huilen te overstemmen. ‘De weggebrachte kinderen huilen, en niet zo’n beetje ook. Hard en wanhopig. (…) Als alle ouders vertrokken zijn, houdt het zingen onmiddellijk op. Maar het huilen niet. Dat komt en gaat, de hele dag door.’ En verderop: De leidster schreeuwen de hele dag NIET DOEN tegen de kinderen. En de ouders hebben haast. ‘Logisch voor 7,30 euro per uur. Ze rennen de tuin in en duwen hun kind ‘in de fluwelen houdgreep’ van een leidster en maken zich uit de voeten.
Het is het relaas van een geïrriteerde buurvrouw. Grappig opgeschreven, dat wel. Maar buren zijn altijd geïrriteerd. Op het kinderdagverblijf waar mijn kinderen zaten, klaagden ze ook over de liedjes, over piepende fietsjes, over geparkeerde auto’s. Een verzoenende gesprek leverde niets op. Moeders moeten gewoon thuisblijven, vonden de buren. Net als Sylvia Witteman. Die voelt zich met terugwerkende kracht schuldig dat haar kinderen indertijd ook naar een kinderdagverblijf gingen.
De moeder heeft veel uit te leggen, schreef Sanne van Oosten, werkzaam bij Women.Inc, dezelfde dag in dezelfde krant. Tijdens de tweede feministisch golf pleitten vrouwen voor keuzevrijheid. Inmiddels is die keuzevrijheid er, zegt Van Oosten, ‘maar lijkt nu meer op Sophie’s Choice: damned if you do, damned if jouy don’t.’ Of het nu gaat over thuis bevallen of in het ziekenhuis, borstvoeding of de fles, werken of niet werken, kinderopvang of niet. En hoeveel dagen dan? Iedereen heeft er een ferme mening over, meent Van Oosten. ‘Als het onduidelijk is welke keuze het best is, zal elke nieuwe ouder zijn of haar eigen keuze met hand en tand blijven verdedigen. Niemand wil dat anderen denken dat zij niet het beste met hun kind voor hebben. Want dat steekt. Wie je ook bent en wat je ook doet.’
Ja, maar het moet maar eens gezegd worden dat de kinderopvang beter kan. Dat vinden criticasters als Ewoud Poerink en Marilse Eerkens. Ze denken dat ze de knuppel in het hoenderhok gooien. Maar hoe terecht hun kritiek misschien ook is, het effect is kinderopvang bashen en dus moeders bashen en dus moeders een schuldgevoel aanpraten. Van Oosten heeft gelijk: ‘Het persoonlijke is politiek geworden, compleet met pleitbezorgers, stakeholders en belangengroepen. En deze maken de keuze complexer dan ooit.’


donderdag 8 augustus 2013

Stakende oma’s


Column in Management Kinderopvang 7/8 2013

Plaats van handeling: een terras in de zon. Het gezelschap is groot. De glazen wijn gaan er vlot doorheen. Twintig minuten per glas, schat ik. Per stuk toch minimaal drie euro, dus dat is negen euro per uur. Duur? Nee duur is de kinderopvang. Daar gaat het gesprek over. Ik hoor het met een half oor. Ik zit er te ver vanaf en ben met iemand anders in gesprek. Bedragen van duizenden euro’s vliegen over de tafel. Dat is net zoiets als klagen over de belastingen, denk ik dan. Betaal je heel veel, dan verdien je ook heel veel. Wat ik ervan meekrijg, is dat de moeder in kwestie haar twee kinderen inmiddels van de opvang heeft  afgehaald. Voortaan passen de beide oma’s op.
Kinderopvang is duur; oma is goedkoop of gratis. De horeca is duur; thuis drink je voor een derde van het geld een prachtige wijn. Toch denkt op dat terras niemand: ik ga thuis drinken. Blijkbaar biedt de horeca meerwaarde, waardoor mensen die meerprijs willen betalen.
Waar ligt het aan dat thuis of liever gezegd het informele circuit in de ogen van ouders even goed is als de formele opvang? Blijkbaar is de kinderopvang nog steeds onvoldoende in staat om de meerwaarde te laten zien? Of ligt het aan het gemakkelijk beschikbare alternatief? Jammer dat oma’s zich door hun kinderen laten verleiden. Chanteren misschien wel: “Ja, maar mam, zíjn moeder doet het ook.” “Ja maar mam, je hebt het toch ook voor je andere kinderen gedaan.”
Het wordt tijd voor een staking van oma’s, vind ik. En die komt ook. We moeten alleen nog even geduld hebben. Onder de huidige generatie oma’s is de arbeidsparticipatie niet zo heel hoog (geweest). Niet zo veel oma’s hebben drukke banen gehad. En niet zo veel oma’s hadden heel grote en drukke gezinnen. Zelf moet ik er niet aan denken om straks  de zorg voor de kleinkinderen te krijgen. Naast mijn werk.
Kinderopvang lijkt op dit moment weer een voorziening te worden voor hoogopgeleide kosmopolitische ouders die geen opa’s en oma’s in de buurt hebben. Voor ouders die dus geen alternatief hebben. Tenzij alle oppasopa’s en -oma’s zeggen: ‘Het is genoeg. We doen het niet meer. Brengen jullie je kinderen naar de kinderopvang. Daar hebben ze het hartstikke goed. Daar spelen ze met andere kinderen. Daar werken mensen die ervoor doorgeleerd hebben. De kinderopvang zorgt dat jullie kinderen zich veelzijdig ontwikkelen.’
Marketing is het nieuwe middel dat de kinderopvang inzet om klanten te trekken. Daarbij richt ze zich uitsluitend op ouders. Maar de grootouders zijn de nieuwe doelgroep.

dinsdag 2 juli 2013

Zorg over de jeugdzorg

Column in Management Kinderopvang 6 2013

Peuterspeelzaal en kinderopvang zijn twee communicerende vaten. Groeit de kinderopvang dan daalt de belangstelling voor peuterspeelzaalwerk en andersom. Daaruit kun je concluderen dat ouders hoe dan ook vinden dat hun jonge kinderen moeten spelen met andere kinderen, dat de activiteiten die plaatsvinden op zowel de kinderopvang als de peuterspeelzalen goed zijn voor de ontwikkeling van hun kinderen. Dat horen ouders ook altijd van de kleuterjuf op school: kinderen die naar de speelzaal of crèche zijn geweest, kunnen zoveel meer.
Ouders weten dat al eeuwen. Mijn broertje ging veertig jaar geleden al naar een peuterschool, omdat zonder zijn schoolgaande zussen het leven thuis wel heel beperkt was. Ook hedendaagse ouders die gebruikmaken van al die nieuwe opvangvormen begrijpen dat. Spelen met het buurjongetje: leuk, maar het is geen peuterspeelzaal. Opa en oma die oppassen: handig, maar niet van hetzelfde niveau als het kinderdagverblijf.
Daar ligt het unique selling point van de kinderopvang. Plus de zorg voor kinderen met achterstanden. ‘Peuterspeelzalen kampen met groeiende wachtlijsten’, meldt Kadernieuws (mei 2013), het nieuwsblad voor schoolleiders in het primair onderwijs. ‘Vooral voor kinderen die vroeg- en voorschoolse educatie nodig hebben, is dit geen goede ontwikkeling.’ Marijke Vos, voorzitter van de MOgroep spreekt in het blad haar zorg uit dat kinderen met achterstanden en opvoedingsproblemen daardoor uit beeld verdwijnen.
De gemeenten krijgen binnenkort nog meer dan nu de verantwoordelijkheid voor deze kinderen. De overgang van de jeugdzorg naar gemeenten (transitie jeugdzorg) maakt dat de dood van jongetjes als Ruben en Julian rechtstreeks op het bordje van de wethouder komt te liggen.
Ik wil niet zeggen dat goede voorschoolse voorzieningen alle narigheid kunnen voorkomen, maar het is wel de plaats waar kinderen gezien worden, waar nu ook al vaak het startpunt van de hulpverlening ligt. Het is niet voor niets dat Centra voor Jeugd en Gezin steeds vaker hun ivoren toren en eigen pand verlaten en hun intrek nemen in het kindercentrum. Maar dan moeten ze daar de kinderen wel treffen.
Kinderopvang hou op over kosten, over de combinatie van werk en zorg, over onterechte inspecties. Zet vol in op achterstanden en zorg. Sluit de rijen met de peuterspeelzaal en bewerk de lokale politiek, de Jeugdzorg, de Centra voor Jeugd en Gezin, de GGD’s, de minister.
Er is in Nederland veel zorg over de jeugdzorg. Iedereen wijst naar de talloze instanties die bij de twee broertjes betrokken waren. Iedereen maakt zich zorgen over de transitie. Gaat dat wel goed als alles in handen van de gemeente komt? Dit is daarom de tijd om een rol op te eisen in dat debat. Wie kinderen vroeg in het vizier wil krijgen, kan niet om kinderopvang en peuterspeelzaal heen.

vrijdag 7 juni 2013

Je gunt het ieder kind

Column in eigenWijs 39

Kinderopvang Humanitas hield een paar weken geleden een enquête onder de bezoekers van de Nationale Onderwijs Tentoonstelling (NOT). Dat waren vooral leerkrachten en schoolleiders. Wat is hun mening over de kinderopvang? Lang hebben basisschoolleerkrachten namelijk neergekeken op de kinderopvang. Wat moesten ze met de buitenschoolse opvang in hun gebouw? En hoorden jonge kinderen niet gewoon bij moeder thuis? Zoals zij het gewend waren. Maar die tijd lijkt voorbij.
Leraren weten beter wat kinderopvang is, hebben hun eigen kinderen op de kinderopvang en zien absoluut ook de meerwaarde. Ze pleitten zelfs voor meer samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang. Want kinderopvang geeft kinderen een goede start, zo vonden vele respondenten op de NOT. Kinderen uit de kinderopvang komen met een voorsprong de basisschool binnen. Kinderopvang levert een bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen. Kinderen leren samen spelen en zelfstandigheid. Kinderopvang zou er voor alle kinderen moeten zijn, zo lieten zij weten.
Het gaat slecht met de kinderopvang als je kijkt naar het teruglopend aantal kinderen, door overheidsmaatregelen, werkeloosheid en krimp van het kinderaantal in sommige regio’s. Maar het gaat goed met het fenomeen kinderopvang. Iedereen snapt tegenwoordig waar kinderopvang voor staat. De eeuwige discussie of het niet zielig is om je kinderen naar de kinderopvang te brengen, hoor je zelfs in deze moeilijke tijd niet meer.
Sterker nog, als kinderen niet meer naar de kinderopvang gaan, zoeken ouders alternatieven. Daarom is de peuterspeelzaal weer zo in trek. Daaruit kun je concluderen dat ouders hoe dan ook vinden dat hun jonge kinderen moeten spelen met andere kinderen, dat de activiteiten die plaatsvinden op zowel de kinderopvang als de peuterspeelzalen goed zijn voor de ontwikkeling van hun kinderen.
En niet alleen ouders vinden dat. Ook het onderwijs, de gemeenten en de jeugdzorg luiden de noodklok. De grote druk op de peuterspeelzalen benadelen peuters die er niet terecht kunnen, peuters met taalachterstanden bijvoorbeeld. De grote gemeenten hebben de minister al laten weten dat ze meer zeggenschap willen over de voorschoolse educatie. En de minister wil het peuterspeelzaalwerk ook onder de Wet Kinderopvang brengen.
‘Kinderopvang, dat gun je ieder kind’ was een aantal jaren geleden de slogan om het belang van kinderopvang onder de aandacht te brengen. Die slogan hebben we lang niet gehoord. Het gaat in de media steeds over geld, over kortingen, over presentjes bij inschrijvingen. Alsof de kinderopvang een Albert Heijn is.
Maar in deze concurrentiestrijd tussen kinderopvangorganisaties is de winnaar uiteindelijk niet de organisatie die het beste prijsaanbod doet, maar de organisatie die de beste kinderopvang biedt. Daarom mag die oude slogan wel weer uit de kast. Al mag je daar dan wel het woordje ‘goede’ voor zetten. Want goede kinderopvang, dat gun je ieder kind.

vrijdag 3 mei 2013

Eigen kracht

Column in Management Kinderopvang 5 2013

‘In Nederland is het zorgen voor de vorige en de volgende generatie een exclusieve taak van individuele vrouwen, zonder de institutionele steun van de gemeenschap, zoals in Scandinavië, en zonder ruimte voor persoonlijke loopbaanontwikkeling, zoals in de VS. Dit alles onder de mom van vrije keuze.’ Dat schrijft hoogleraar Ruth Oldenziel in NRC Handelsblad (6 april).
Kortom, zoek het allemaal zelf maar uit. ‘Eigen kracht’ is het toverwoord van deze tijd. Evelien Tonkens, bijzonder hoogleraar Actief Burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam, stoorde zich in Vrij Nederland (3-1-2013) begin dit jaar al enorm aan de rondzingende Eigen Kracht-mantra. ‘Links gebruikt het in de trant van empowerment, voor de liberalen past het naadloos in hun pleidooi voor minder overheid. Maar het blijft een ongelooflijk vaag begrip. Bovendien is uit allerlei onderzoek bekend dat burgerparticipatie vooral is weggelegd voor hogeropgeleiden. Tegen de zwakkeren in de samenleving zegt de overheid nu veel te gemakkelijk: zoek het zelf maar uit. Hoe moet dat bij huiselijk geweld, bij probleemgezinnen die een al even problematisch netwerk hebben?’
De populaire Eigen Kracht-conferentie die gezinnen uit de problemen moet helpen, werkt maar af en toe, schrijft Vrij Nederland. Als wethouder was Asscher een grote fan van deze conferenties. Zijn opvolger Pieter Hilhorst heeft ze min of meer uitgevonden. Ook in de kinderopvang zie je het beroep op eigen kracht toenemen. Kijk bijvoorbeeld naar het ontstaan van de ruiloppassen (kinderopvangtotaal.nl, 3 april). Anja Hol van Humanitas zegt terecht: ‘Het idee dat kinderopvang er alleen maar is om de kinderen ergens onder te brengen als de ouders werken, is totaal achterhaald.’
En ondertussen verdwijnen niet alleen kinderdagverblijven en centra voor buitenschoolse opvang uit onze dorpen en wijken, maar ook kleine basisscholen, openbare bibliotheken, sportclubs en buurthuizen. ‘Onderwijs moet weer meer een onderdeel zijn van de leefwereld en dus in samenhang gezien worden met andere voorzieningen in een wijk, zoals sportclubs, bibliotheek, buurthuizen, gezondheidszorg en kunst. Daarmee versterkt het onderwijs de plaatselijke gemeenschap.’ Dat schreef oud-VOS/ABB-beleidsmedewerker Jo Simons in een filosofisch essay op de website van zijn oude werkgever.
En hij heeft gelijk. Waarom breken wij goede instellingen af, instellingen die zijn ontstaan met veel publiek geld? Waarom slaan we de handen niet in elkaar om er samen wat van te maken. Dat lijkt mij een goede invulling van de populaire PvdA-term samenredzaamheid.
We moeten uitzonderlijke prestaties eisen van onze publieke instellingen, zei Lodewijk Asscher in 2011 tegen de Volkskrant. Hij is nu aan zet. We verwachten uitzonderlijke prestaties van zijn ministerie, van de kinderopvang, het onderwijs en de sociale sector op het gebied van samenwerking.

vrijdag 5 april 2013

Overdreven verschillen

Column in Management Kinderopvang 4 2013

Het schoolgeld voor mijn jongste dochter op de basisschool bedraagt 75 euro. Voor de overblijf betaal ik zestig euro per jaar. Op de Cornelis Vrijschool, gesitueerd in een zijstraat van de PC Hooftstraat in Amsterdam, vragen ze respectievelijk 625 en 205 euro.
Een zilveren school en een gouden school? Naar analogie van de Gouden Groep en de Zilveren Groep van Kinderopvang Koningskinderen in ’t Gooi, die daarmee veel publiciteit kreeg. Ja, op de Cornelis Vrij krijgen bovenbouwleerlingen toneelles tijdens overblijf en misschien ook wel biologische maaltijden. Bij ons op school moeten ze zichzelf vermaken en nemen ze hun gesmeerde boterham mee. Op de Cornelis Vrij hebben ze vakleerkrachten in dienst voor muziek, bewegingsonderwijs, tekenen en handvaardigheid. Bij ons worden die af en toe ingevlogen.
Is het goed dat er voor ouders wat te kiezen valt of moeten we dat in het basisonderwijs niet willen? En in de kinderopvang? In de kinderopvang proberen organisaties zich nu al steeds meer te onderscheiden van hun concurrenten. Dat zal in het basisonderwijs ook gaan gebeuren. De slag om het teruglopende leerlingenaantal moet nog beginnen.
De discussie is opnieuw aangezwengeld door een recent rapport van de Onderwijsraad, dat stelt dat scholen met minder dan honderd leerlingen opgeheven moeten worden. Heel Nederland op zijn achterste benen, want daarmee verdwijnt de laatste school uit het dorp. Daar wil geen politicus zijn vingers aan branden.
Maar daarmee wordt voorbij gegaan aan de vele dorpen waar twee basisscholen elkaar beconcurreren. Een protestant-christelijke en een katholieke, een gereformeerde en een openbare. Allebei met onvoldoende leerlingen maar geen van beide van plan te fuseren. Slechts een derde van alle kleine scholen is de laatste school in het dorp.
Ik denk dat daarbij het verschil tussen de ene school en de andere expres erg overdreven wordt. Ik denk dat ook in de kinderopvang het verschil tussen de ene organisatie en de andere overdreven wordt. Een kinderopvangorganisatie kan nog zoveel geld in marketing stoppen de echte verschillen zijn voor ouders moeilijk te vangen. Zeker niet vooraf. De echte verschillen zitten in de medewerker op de groep, de juf voor de klas. Heb je als ouders een warm en hartelijk intakegesprek gehad, blijkt die pedagogisch medewerker net niet op jouw groep te werken. Heb je jaren te maken gehad met een vast en goed team, opeens blijkt de een na de ander op te stappen.
Natuurlijk moet de uitstraling van de organisatie professioneel zijn, anders komen ouders niet eens binnen. Maar de echte marketing zit bij de pedagogisch medewerker op de groep. Marketing is dus goed personeelsbeleid.

zaterdag 30 maart 2013

Computeren en zelfbeheersing

Column in eigenWijs 38

Stel dat de boekdrukkunst pas uitgevonden zou zijn na de computergame, hoe zouden we dan over lezen oordelen? Dat vraagt Berthold Gunster zich af in zijn bestseller ‘Lastige kinderen? Heb jij even geluk’. Het oordeel over boeken zou vernietigend zijn, denkt Gunster. Boeken stimuleren de zintuigen te weinig; boeken zijn dorre woorden; boeken isoleren kinderen. Gunster vindt daarom dat we geneigd zijn om computeren tot een onnodig groot vraagstuk te maken. Hij pleit voor een iets relaxtere en verstandigere benadering.
Ik ben het met hem eens. Want op de eerste plaats, wat is computeren? Het is een spelletje spelen (soms met meerdere tegelijk, dus sociaal). Het is een weblog bijhouden (creatief). Het is chatten met vriendinnen, met je hele klas (sociaal). Het is je huiswerk maken en informatie verzamelen (cognitief).
En toch… laat een paar ouders praten over opvoeden en het gaat binnen vijf minuten over mobieltjes en computers. Ze leveren veel stress en conflicten op in gezinnen en soms ook op de buitenschoolse opvang. Hoe ga je daar als ouders en pedagogisch medewerkers mee om?
Als kinderen klein zijn, is het relatief eenvoudig. Je beperkt gewoon de schermtijd. Maar wat als ze vergroeid zijn met hun smartphone en iedere paar minuten hun berichten op twitter, hyves of instagram checken? Mijn dochters vergeten nog eerder hun hoofd dan hun mobieltje.
Het beleid bij Kinderopvang Humanitas is dat smarphones in de bso uit gaan. En dat is goed. Kinderen zijn het gewend van school. School en bso komen daar dan ook mee weg, ouders thuis niet. Verbieden heeft ook geen zin, zegt Justine Pardoen die er een boek over schreef (‘Focus. Over sociale media als grote afleider’). Het gaat erom kinderen na te laten denken over hun gedrag, vindt Pardoen.
En voorbeeldgedrag. Hoeveel volwassenen kom je niet tegen die met moeite hun ogen van hun smartphone af kunnen houden. Ook als ze met iemand in gesprek zijn. Ik las laatst over een eetclub waarvan de leden hun mobiele telefoon tijdens het eten in het midden van de restauranttafel leggen. Wie de behoefte niet kan weerstaan om hem op te nemen, moet de complete rekening betalen.
Computergebruik is niet ongezond. Te veel wel. Net als eten en drinken. Ook bij computer/smarphonegebruik  is het een kwestie van zelfbeheersing. Wetenschappers koppelen zelfbeheersing aan gezondheid, welvaart, welzijn en dus geluk (AMC/Volkskrant-lezing De Anatomische Les). Kinderen die planmatig en weloverwogen te werk gaan, over doorzettingsvermogen beschikken, hun emoties onder controle weten te houden, accepteren dat niet al hun wensen nu, meteen, onmiddellijk in vervulling gaan, zijn op volwassen leeftijd gemiddeld gezonder, welvarender, minder vaak crimineel of verslaafd en gelukkiger. Kortom, laat ze hun zelfbeheersing trainen met de smartphone of spelcomputer.

vrijdag 1 maart 2013

Voorschoolse kindcentra

Column in Management Kinderopvang 3 2013

Eindelijk waren ze er ook in de media, verhalen van tevreden ouders over de kinderopvang. De
Volkskrant van 31 januari liet ouders vertellen dat de kinderopvang dan misschien wel meer was gaan kosten, maar dat ze er heel tevreden over waren. Dat hun kind het leuk had, dat het goed voor hem was en dat ze niet van plan waren om hem ervan af te halen.
We moeten deze meerwaarde van kinderopvang veel meer laten zien, roept iedereen in kinderopvangland al jaren. ‘Meerwaarde In ’n Kinderleven’, beter bekend onder de naam MIK, uit Maastricht dacht dat ook en kwam zo aan haar naam. Het helpt niet in deze barre tijden. MIK kondigde eind januari aan locaties te moeten sluiten. Maar MIK bestaat nog. Kinderij, met 35 vestigingen in de Achterhoek, ging failliet. Geen wonder: Kinderij bekt niet, dat klinkt hetzelfde als intensieve veehouderij.
De term kinderopvang dekt de lading niet. We moeten kinderopvang anders noemen, zo pleitten twitteraars onlangs. De hoofdredacteur van dit blad, Marike Vroom, stelde onder meer ‘voorschoolse kindcentra’ voor. Misschien niet heel revolutionair maar helemaal niet zo gek.
Heel lang heeft de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk zich vooral gedistantieerd van het onderwijs. ‘Wij spelen geen schooltje.’ ‘Buitenschoolse opvang is vrije tijd.’ ‘Bij ons mogen kinderen kind zijn.’ Maar het is veel tactischer om lekker aan te schurken tegen het onderwijs, met haar ijzersterke imago.
Dat doen ze bijvoorbeeld in Eindhoven met hun Spilcentra verbonden aan basisscholen. Ze hebben de inhoudelijke regie over het peuterwerk aan de basisschool gegeven. Dat doen ze ook in Amersfoort door alle peuterspeelzalen die aan een school verbonden zijn voortaan voorschool te noemen.
Kinderopvang Humanitas stond in januari op de Nationale Onderwijs Tentoonstelling (NOT). Onder meer om de band met het onderwijs te versterken. Ze liet bezoekers reageren op de stelling: Gelukkig hebben we de Kinderopvang. Uit de reacties blijkt dat er sinds de Motie Van Aartsen-Bos veel is gewonnen. Op een beurs die toch vooral door leerkrachten en schooldirecteuren werd bezocht, waren de reacties opvallend positief. ‘Kinderen komen met een voorsprong op de basisschool’; ‘Kinderopvang leert kinderen met elkaar omgaan’; ‘Je merkt het verschil als een kind op de kinderopvang heeft gezeten’; ‘Kinderopvang levert een bijdrage aan de ontwikkeling van een kind.’ Dat is wel afhankelijk van de locatie en de persoon, werd er bij deze laatste opmerking waarschuwend gezegd. En verder is er bij leerkrachten en schooldirecteuren een roep om meer samenwerking, nog meer doorgaande lijn. Het lijkt bijna een uitnodiging van het onderwijs.

vrijdag 1 februari 2013

Hoera voor Estro of niet?

Column in Management Kinderopvang 1-2 2013

Estro is gered. Hoera voor alle 5800 medewerkers van onder meer Catalpa en Uk die elke dag weer
met liefde voor de kinderen zorgen. Want kom in deze dagen nog maar eens aan een nieuwe baan in de kinderopvang. Fijn voor al die 38.000 kinderen en hun ouders.

Maar toch… heel stiekem, je mag het eigenlijk niet hardop zeggen… misschien was het voor de sector wel goed als Estro geklapt was. Dan hadden de verschillende gezonde onderdelen dat vast wel overleefd.
Ondernemers in de kinderopvang zijn maatschappelijke ondernemers. Maar kun je dat ook zeggen van een financieel vehicle voor durfkapitalisten, zoals Estro? Het ging sinds 2001 door de handen van Waterland, Bencis, Providence en nu zijn er weer nieuwe eigenaren. Gemiddeld drie jaar houden ze het vol.
Toen Catalpa in 2010 werd overgenomen door de Amerikaanse investeerder Providence kreeg de kinderopvangorganisatie een schuld van 230 miljoen euro op de balans, 4,7 maal de brutowinst (Telegraaf, 20 maart 2012). Providence lijkt er nu bij de verkoop geld op toe te leggen, net als de banken. Want de nieuwe eigenaren KKR en Bayside kopen de bankleningen op, maar die zijn afgewaardeerde van 550 naar 120 miljoen.
Hoe verhoudt zich een maatschappelijke sector als kinderopvang met durfkapitalisten die zich voor een paar jaar committeren en een organisatie volstouwen van schulden? En waarom denken zij een goede investering te doen?
‘Het rendement moet komen uit waardegroei van de aandelen’, schrijft het FD (22 december jl.) Die waardegroei denkt Estro te realiseren door ‘actievere werving van kinderen’, blijkt uit het FD-artikel. Het budget voor marketing is van enkele tonnen opgevoerd tot drie miljoen per jaar. Dat moet leiden tot 650 extra aanmeldingen. Dat is dus ruim 3800 euro per binnengehaald kind.
Het Estro-nieuws haalde rond de jaarwisseling alle kranten. En zorgt ervoor dat kinderopvang bij het grote publiek geassocieerd wordt met marktwerking en durfkapitalisten. Niet goed voor dat deel van de sector dat zich meer associeert met de zachte waarde in de samenleving, zoals ontwikkeling van kinderen, voorschoolse educatie en aansluiting bij het onderwijs.
Bovendien heeft het een verzakelijking in de kinderopvang tot gevolg. Investeringen gaan niet naar kwaliteit maar naar bedrijfskundige doelen. Meer organisaties tuigen hun marketingafdeling op in gevecht om het teruglopende kindertal. Samenwerking tussen organisaties wordt moeilijker, beducht als iedereen is voor concurrentie. Natuurlijk speelt hierbij ook de crisis een grote rol, maar Estro zorgt wel voor een onevenwichtig speelveld.

dinsdag 15 januari 2013

Afstemming

Column in Management Kinderopvang 12, 2012

Op het raam van mijn huis hangt een poster met een schreeuwend kind en de tekst: Handen af van de
peuterspeelzaal. De peuterspeelzalen in mijn gemeente dreigen namelijk door een flinke bezuiniging het loodje te leggen. De afgelopen maanden ben ik vaak de boer op geweest voor het behoud ervan. We hebben geflyerd op de markt met een tegenbegroting, waarin de bezuinigingen op een socialere manier zijn ingevuld. We hebben een protestbijeenkomst georganiseerd waarbij de opkomst zo hoog was dat niet eens alle verontwaardigde burgers in het gemeentehuis pasten. Peuterspeelzalen, kinderopvang en ook de scholen lieten tijdens deze bijeenkomst weten hoe belangrijke het peuterspeelzaalwerk is voor de ontwikkeling van kinderen. En gelijk hebben ze. Maar toen de vijfde inspreker vertelde dat kinderen die niet naar een voorschoolse voorziening gaan met een grote achterstand de basisschool binnenkomen, begon het bij mij toch een beetje te kriebelen. En ook bij de door ons ingehuurde gespreksleider. ‘Mijn kinderen zijn nooit naar de peuterspeelzaal geweest’, zei hij. ‘En ik geloof niet dat ze nu een achterstand hebben.’
Hoe goedbedoeld en begrijpelijk, de verdedigers van de voorschool/peuterspeelzaal dreigen soms door te schieten. Ze lijken daarmee de visie van Plato aan te hangen. In Plato’s ideale staat mogen de hoeders ofwel de laagste bevolkingsgroepen niet hun eigen kinderen grootbrengen. Die dragen zij meteen na de geboorte over aan functionarissen die speciaal voor dat doel zijn aangesteld. De Tsjech Tomas Sedlacek beschrijft Plato’s visie in zijn ondanks verschenen en populaire boek ‘De economie van goed en kwaad’. ‘De heersende stroming in het economisch denken ligt al met al niet zo ver af van ditzelfde concept’, schrijft Sedlacek.
Onze maatschappij kent een rare tweespalt waar het de jongste kinderen betreft. Aan de ene kant wordt volop gediscussieerd of 2- en 3-jarigen niet naar school moeten, of de leerplicht niet moet worden vervroegd, of we ouders niet moeten verplichten hun kinderen naar de voorschool te sturen. Want je kunt niet vroeg genoeg beginnen met de ontwikkeling van kinderen, in de door onze maatschappij gewenste richting. Overal wordt bezuinigd maar het regeerakkoord trekt extra geld uit voor extra investeringen in voor- en vroegschoolse educatie.
Tegelijkertijd is de boodschap van veel gemeenten aan professionele peuterspeelzalen: ga maar met vrijwilligers werken in plaats van met twee dure beroepskrachten op een groep. Of ze knijpen de subsidiestroom dicht zodat speelzalen moeten sluiten.
Onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie moeten op elkaar afgestemd zijn, schrijft het regeerakkoord. Inderdaad, laten we daar nu eindelijk eens werk van gaan maken. Op een ontspannen manier. Niet in het belang van de arbeidsmarkt of van werkende ouders, niet omdat we vinden dat allochtone ouders het niet goed doen, maar in het belang van de kinderen.