donderdag 24 oktober 2013

Drie halen twee betalen


in Mangement Kinderopvang 10, 2013

Een overzicht van het rijtje nieuwsberichten over de kinderopvang leest als een faillissementsoverzicht van de Kamer van Koophandel. Kinderopvang X sluit deuren; Kinderopvang Y diep in de schulden; Kinderopvang Z redt het niet.
Daar tussendoor staat nieuws dat evenmin opwekkend is, namelijk acties van kinderopvangorganisaties om nieuwe klanten te werven. Een half jaar gratis luiers bij Kinderopvang A, een dagje Efteling bij Kinderopvang B, de eerste drie maanden gratis bij Kinderopvang C, een extra laag uurtarief bij Kinderopvang D, één opvangdag per week gratis bij Kinderopvang E, inleg op de spaarrekening van uw kind bij Kinderopvang F en ga zo maar door. Je kunt er het alfabet mee vol maken.
Ik word daar niet vrolijk van. BOinK waarschuwt al voor problemen met de Belastingdienst bij gratis-kinderopvangacties. Maar los daarvan, waarom zou je kinderopvang verkopen als ware het een pak wasmiddel in de supermarkt? Ooit een basisschool gezien die op deze manier nieuwe leerlingen werft? Een basisschool wil gekozen worden om waar ze voor staat, om wat ze uitstraalt, om haar lesprogramma, haar aantrekkelijke schoolgebouw, de capabele juf, de hartelijke ontvangst.
Makkelijk praten, zegt u, want wie moet er aan het eind van de maand een groep sluiten omdat er onvoldoende aanwas is? Bovendien betalen ouders onderwijs niet uit eigen zak. Toch zitten veel scholen in hetzelfde schuitje. Zeventig vierjarigen te verdelen over vijf scholen in het dorp? Ook hier is het een kwestie van binnenhalen of groepen sluiten.
Ouders zijn bij hun keuze voor een basisschool niet te lijmen met geld. Ze betalen het onderwijs niet zelf. Maar waarom denken wij dat geld wel een doorslaggevende rol speelt in de kinderopvang?
Ik geloof daar niet in. Bij veel tweeverdieners zit hun tweejarige achter de iPad, hun zesjarige heeft een eigen iPhone. Ouders brengen ze heen en terug naar paardrijles. Ze rijden dagelijks kilometers om voor de beste school. Betalen gitaarles en hockey.
Zelfs de actie van Stichting Kinderopvang Leeuwarden, met maar liefst een jaar lang gratis opvang, levert niet veel op, zo meldt het Friesch Dagblad. ‘Nog maar weinig ouders maken hiervan gebruik.’ En dat is dan ook nog bedoeld voor de lage-inkomensgroep.
En als ouders wel voor de aanbieding vallen, dan is er morgen misschien wel weer een nieuwe aanbieding, van een andere organisatie.
Bekend is dat bij prijzenoorlogen alleen de consument wint. De kinderopvang wordt er niet alleen nauwelijks beter van, maar verliest ook zijn imago. Hoezo is de kinderopvang een partij als het gaat om achterstanden te helpen voorkomen. Zoals wethouder Hilhorst in Amsterdam wil. De kinderopvang: dat is toch drie halen twee betalen?

Taal is echt mijn ding


in eigenWijs, nr. 40

Na mijn middelbare school ging ik Nederlands studeren. ‘Nederlands? Dat kun je toch al?’ Mijn studiekeus zorgde bij veel mensen voor verbazing. Is dat terecht? Nederlands, kunnen we dat al?
Dat blijkt niet uit wat je om je heen hoort en leest. Mijn taalvaardige dochters zijn in een levensfase dat ze lol hebben in het corrigeren van ieders taalfouten. En dat zijn er nogal wat. Ook bij mijzelf. ‘Oei mam, jij hebt Nederlands gestudeerd en jij zegt: de aanrecht. Het is het aanrecht.’ Ze gaan niet akkoord met mijn antwoord dat dat ‘gewestelijk’ (ofwel Brabants) is en dat dat best mag in gesproken taal. In familiekring althans.
De meeste kinderen zijn niet zoals die van mij. Zij wijzen hun ouders niet op taalfouten. En andersom kunnen zelfs veel ouders hun kinderen niet corrigeren. In Amsterdam heeft de helft van de 6300 peuters (2,5 tot 4 jaar) een taalachterstand, zo meldt de Volkskrant. Daarom wil de gemeente Amsterdam een voorschoolse voorziening oprichten waar alle kinderen vanaf 2,5 jaar naar toe gaan.
Taal is het allerbelangrijkste onderdeel van voorschoolse programma’s, in heel Nederland. Wie komt er in aanmerking voor zo’n voorschool? Alle kinderen van wie de ouders niet meer dan een vmbo-opleiding hebben, krijgen een VVE-indicatie van het consultatiebureau.
Dat vraagt dus wat van de taalvaardigheid van pedagogisch medewerkers. Zijn zij tijdens hun mbo-opleiding en VVE-nascholing voldoende taalbewust geworden? Onderzoekers van het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) zagen dat het niveau van studenten enorm verschilt. Dat het erg afhankelijk is van de persoon. Niet van de school, niet van de organisatie waar ze stage liepen of werkten. Pedagogisch medewerkers kunnen kortom zelf veel bijdragen aan hun eigen ontwikkeling. Móeten zelf bijdragen aan hun eigen ontwikkeling.
Het nieuwe NCKO-rapport naar kwaliteit van de kinderopvang bevat een klein onderzoekje naar de woordenschat van pedagogisch medewerkers. Een grotere woordenschat betekent een hogere score op het onderdeel ‘Praten en uitleggen’. Dat is natuurlijk geen grote verrassing. Dat betekent wel dat er aan die woordenschat gewerkt moet worden.
Dat werken begint met bewustzijn van taal. Met lezen. Leg weg die iPad, zet uit die TV. Lees deze eigenWijs, van kaft tot kaft. Lees boeken en kranten. Zodat je kunt zeggen: ‘Taal is zeg maar echt mijn ding’. Zo heet het populaire boek van Paulien Cornelissen. Het gaat niet over hoe mensen met elkaar moeten praten, maar hoe ze dat per ongeluk doen. Over modieuze uitdrukkingen, over wat mensen zeggen en wat ze bedoelen. Het stond wekenlang in de top 10 en is aan de 32e druk toe. Dat dan weer wel. Veel mensen vinden lezen over taal leuk. Bij pedagogisch medewerkers hoort het bij hun vak.

Kinderopvang bashen


in Management Kinderopvang 9, 2013

Op IJburg verdrinkt een vijfjarig jongetje. Onder de ogen van twintig kinderen van kinderdagverblijf Jungle Jane. Toch niet een kind ván dat kinderdagverblijf, denk je onmiddellijk als krantenlezer die de kinderopvang een warm hart toedraag.
Gelukkig was niet het geval. Negatieve publiciteit kan de kinderopvang niet meer hebben. Kinderopvang bashen is toch al nationale volkssport geworden. Zo ging Sylvia Witteman als buurvrouw van een kinderdagverblijf in haar Volkskrant-column (25-7) te keer tegen het kinderdagverblijf grenzend aan haar achtertuin. Leidsters zingen machinaal liedjes om het huilen te overstemmen. ‘De weggebrachte kinderen huilen, en niet zo’n beetje ook. Hard en wanhopig. (…) Als alle ouders vertrokken zijn, houdt het zingen onmiddellijk op. Maar het huilen niet. Dat komt en gaat, de hele dag door.’ En verderop: De leidster schreeuwen de hele dag NIET DOEN tegen de kinderen. En de ouders hebben haast. ‘Logisch voor 7,30 euro per uur. Ze rennen de tuin in en duwen hun kind ‘in de fluwelen houdgreep’ van een leidster en maken zich uit de voeten.
Het is het relaas van een geïrriteerde buurvrouw. Grappig opgeschreven, dat wel. Maar buren zijn altijd geïrriteerd. Op het kinderdagverblijf waar mijn kinderen zaten, klaagden ze ook over de liedjes, over piepende fietsjes, over geparkeerde auto’s. Een verzoenende gesprek leverde niets op. Moeders moeten gewoon thuisblijven, vonden de buren. Net als Sylvia Witteman. Die voelt zich met terugwerkende kracht schuldig dat haar kinderen indertijd ook naar een kinderdagverblijf gingen.
De moeder heeft veel uit te leggen, schreef Sanne van Oosten, werkzaam bij Women.Inc, dezelfde dag in dezelfde krant. Tijdens de tweede feministisch golf pleitten vrouwen voor keuzevrijheid. Inmiddels is die keuzevrijheid er, zegt Van Oosten, ‘maar lijkt nu meer op Sophie’s Choice: damned if you do, damned if jouy don’t.’ Of het nu gaat over thuis bevallen of in het ziekenhuis, borstvoeding of de fles, werken of niet werken, kinderopvang of niet. En hoeveel dagen dan? Iedereen heeft er een ferme mening over, meent Van Oosten. ‘Als het onduidelijk is welke keuze het best is, zal elke nieuwe ouder zijn of haar eigen keuze met hand en tand blijven verdedigen. Niemand wil dat anderen denken dat zij niet het beste met hun kind voor hebben. Want dat steekt. Wie je ook bent en wat je ook doet.’
Ja, maar het moet maar eens gezegd worden dat de kinderopvang beter kan. Dat vinden criticasters als Ewoud Poerink en Marilse Eerkens. Ze denken dat ze de knuppel in het hoenderhok gooien. Maar hoe terecht hun kritiek misschien ook is, het effect is kinderoKinderopvang bashen
Op IJburg verdrinkt een vijfjarig jongetje. Onder de ogen van twintig kinderen van kinderdagverblijf Jungle Jane. Toch niet een kind ván dat kinderdagverblijf, denk je onmiddellijk als krantenlezer die de kinderopvang een warm hart toedraag.
Gelukkig was niet het geval. Negatieve publiciteit kan de kinderopvang niet meer hebben. Kinderopvang bashen is toch al nationale volkssport geworden. Zo ging Sylvia Witteman als buurvrouw van een kinderdagverblijf in haar Volkskrant-column (25-7) te keer tegen het kinderdagverblijf grenzend aan haar achtertuin. Leidsters zingen machinaal liedjes om het huilen te overstemmen. ‘De weggebrachte kinderen huilen, en niet zo’n beetje ook. Hard en wanhopig. (…) Als alle ouders vertrokken zijn, houdt het zingen onmiddellijk op. Maar het huilen niet. Dat komt en gaat, de hele dag door.’ En verderop: De leidster schreeuwen de hele dag NIET DOEN tegen de kinderen. En de ouders hebben haast. ‘Logisch voor 7,30 euro per uur. Ze rennen de tuin in en duwen hun kind ‘in de fluwelen houdgreep’ van een leidster en maken zich uit de voeten.
Het is het relaas van een geïrriteerde buurvrouw. Grappig opgeschreven, dat wel. Maar buren zijn altijd geïrriteerd. Op het kinderdagverblijf waar mijn kinderen zaten, klaagden ze ook over de liedjes, over piepende fietsjes, over geparkeerde auto’s. Een verzoenende gesprek leverde niets op. Moeders moeten gewoon thuisblijven, vonden de buren. Net als Sylvia Witteman. Die voelt zich met terugwerkende kracht schuldig dat haar kinderen indertijd ook naar een kinderdagverblijf gingen.
De moeder heeft veel uit te leggen, schreef Sanne van Oosten, werkzaam bij Women.Inc, dezelfde dag in dezelfde krant. Tijdens de tweede feministisch golf pleitten vrouwen voor keuzevrijheid. Inmiddels is die keuzevrijheid er, zegt Van Oosten, ‘maar lijkt nu meer op Sophie’s Choice: damned if you do, damned if jouy don’t.’ Of het nu gaat over thuis bevallen of in het ziekenhuis, borstvoeding of de fles, werken of niet werken, kinderopvang of niet. En hoeveel dagen dan? Iedereen heeft er een ferme mening over, meent Van Oosten. ‘Als het onduidelijk is welke keuze het best is, zal elke nieuwe ouder zijn of haar eigen keuze met hand en tand blijven verdedigen. Niemand wil dat anderen denken dat zij niet het beste met hun kind voor hebben. Want dat steekt. Wie je ook bent en wat je ook doet.’
Ja, maar het moet maar eens gezegd worden dat de kinderopvang beter kan. Dat vinden criticasters als Ewoud Poerink en Marilse Eerkens. Ze denken dat ze de knuppel in het hoenderhok gooien. Maar hoe terecht hun kritiek misschien ook is, het effect is kinderopvang bashen en dus moeders bashen en dus moeders een schuldgevoel aanpraten. Van Oosten heeft gelijk: ‘Het persoonlijke is politiek geworden, compleet met pleitbezorgers, stakeholders en belangengroepen. En deze maken de keuze complexer dan ooit.’