maandag 22 september 2008

Vergeet de lelijke woorden

Column in Management Kinderopvang, september 2008

Moeten peuters leren of mogen peuters peuteren? Deze discussie laaide afgelopen maanden weer op door het advies van de Onderwijsraad. Die publiceerde het rapport ‘Een rijk programma voor ieder kind’ en stelde dat de kinderopvang meer educatief moet zijn. Want leidsters in de kinderopvang kijken vooral of de kinderen geen vingers tussen de deur krijgen of dat ze niet uit de schommel vallen: zo zei een woordvoerster van de Onderwijsraad dat in dagblad BN/De Stem. Diplomatie is niet de sterkste kant van de Onderwijsraad zullen we maar denken. Kijk bijvoorbeeld maar naar het woord leeropvang dat de raad bedacht voor deze nieuwe kinderopvang. Niet alleen een vreselijk lelijk woord, maar het zet de discussie meteen op scherp. Want leren kinderen in de kinderopvang niet altijd, ook zonder ‘rijk programma’? Het woord ontbeert bovendien ieder speels karakter. Weg nuance dat kinderen al spelend leren. Met woorden als ‘leren’ en ‘programma’ zitten de tegenstanders van een op educatie gerichte kinderopvang meteen in de hoogste boom. De messen worden geslepen, de tegenstellingen zwaar aangezet.
Datzelfde zie je ook steeds weer gebeuren in de discussie over VVE. Onlangs zat ik om de tafel met een voor- en tegenstanders van VVE. Hoogleraar en taalpatholoog Sieneke Goorhuis-Brouwer versus hoogleraar orthopedagogiek Paul Leseman. Goorhuis heeft in diverse media haar afkeer van gestandaardiseerde programma’s voor jonge kinderen kenbaar gemaakt. Leseman breekt juist een lans voor VVE. Goorhuis grijpt graag terug naar vroeger, naar de tijd van de ouderwetse goedopgeleide kleuterjuf en speelzaalleidster. Met zo’n leidster is het keurslijf van een programma helemaal niet nodig, want zij houdt alle ontwikkelingsgebieden van het kind goed in de gaten, meent Goorhuis. Leseman ziet VVE juist als de ideale opleiding voor wie werkt met jonge kinderen. Pabo- en SPW-opleiding laten dat onderdeel nu liggen.
Maar naar Goorhuis’ ideale kleuterjuf is het zoeken als naar een speld in een hooiberg, net als naar de speelzaal waar Leseman’s VVE helemaal uitgevoerd wordt zoals het is bedoeld. Het is daarom niet gek dat de Onderwijsraad aandacht vraagt voor meer kwaliteit in de voorschoolse periode. Want ook Goorhuis is voorstander van meer algemeen stimulerende aandacht en een rijke omgeving voor jonge kinderen. Ook zij is voor scholing van leerkrachten en leidsters in de ontwikkeling van jonge kinderen. En ook Leseman vindt dat er meer aandacht moet komen voor kwaliteitsverhoging en niet alleen voor uitbreiding van VVE.
Het lijkt me daarom verstandig om in deze discussie niet te veel te kijken naar de woorden, maar te focussen op wat de partijen gemeenschappelijk hebben: een rijk aanbod voor kinderen op alle ontwikkelingsgebieden.