dinsdag 24 november 2009

Geluidsoverlast

Column in Management Kinderopvang 11 2009

‘Mam, we mogen nu zo hard schreeuwen als we willen.’ Minister Cramer beschouwt kinderstemmen vanaf 1 januari niet meer als geluidsoverlast en dat was mijn kinderen dankzij het jeugdjournaal niet ontgaan. Gelukkig heeft hun school geen buren en dus ook geen klagende buren. Amsterdam Oud-West komt klagende buren wel tegemoet. Per woonblok mag voortaan maximaal één kinderdagverblijf, school of buitenschoolse opvang gevestigd worden. ‘We willen niet dat er straks vier kinderdagverblijven in één binnentuin zitten’, zegt stadsdeelvoorzitter Bouwe Olij in het Parool. Van ondernemers wordt bovendien gevraagd dat ze eerst afspraken maken met de buurtbewoners.
Wat moeten die afspraken inhouden, kun je je afvragen. Dat de kinderen een uurtje per dag gelucht worden? Dat medewerkers hen voortdurend tot stilte manen. Uit mijn tijd als bestuurslid van de plaatselijke kinderopvangorganisatie herinner ik me nog talloze vruchteloze gesprekken met buurtbewoners, over piepende fietswieltjes en zingende kinderstemmetjes. En altijd was er dan wel weer een Boze Buurman die wist te melden dat in zijn tijd moeders gewoon thuis bleven om voor de kinderen te zorgen.
Maar niet alleen de oude gepensioneerde brombeer, ook de moderne thuiswerkende stadsbewoner kan weinig meer van kinderen hebben. Thomas Roosenboom wijdde er een paar jaar geleden een boos boek aan. Waar bent u bang voor, vroeg HP/De Tijd hem bij die gelegenheid. ‘Voor het gemak waarmee moderne vrolijkheid kan omslaan in geweld. Dat voel je als je langs een schoolplein loopt: dat gekrijs dat door merg en been gaat. Dat constante rennen en tegen ballen aan schoppen. Ik voel daar een dreiging van geweld in. Je zult een kind hebben dat je op zo'n schoolplein moet achterlaten.’
Lawaai is een sterk onderschatte vorm van milieuvervuiling. Daar ben ik van overtuigd. Ook geloof ik met de klagers dat Nederland steeds lawaaiiger wordt. Steeds meer auto’s, scooters, motoren, speedbootjes, jetski’s, helikopters, vliegtuigjes, bladblazers, grasmaaiers, elektrische heggenscharen, hogedrukspuiten, takkenversnipperaars. Maar wat gaan we dan als eerste aanpakken? Waar staan de kranten vol van? Juist ja, kinderstemmen. Of om met een reaguurder van de Volkskrant-website te spreken. ‘Al dat gezeur over hongerend Afrika, vrouwenonderdrukking en gesneuvelde soldaten wordt nu eindelijk eens op de achtergrond gezet omdat er een wérkelijk probleem is, te weten gillende kinderen op het schoolplein.’
Piraten

Column in EigenWijs, nr 24

‘Hoe is het mogelijk dat wij, geboren in de 40-er, 50-er, 60-er, 70-er jaren, nog leven?! Volgens de theorieën anno 2006 moeten wij al lang dood zijn.’ Zo begint de tekst op een groot waarschuwingsbord bij de fantastische piratenspeeltuin waar wij in de zomervakantie bij toeval terecht kwamen.
‘Wij zaten in auto’s zonder veiligheidsstoeltjes, gordels en airbags. Boven aan de trap was geen hekje. Wie te ver ging kukelde naar beneden. (…) ‘Wij hebben ons gesneden, botten gebroken, tanden uitgevallen en hier werd niemand voor naar de rechter gesleept. Dat waren gewoon “ongelukken” en soms kreeg je er ook nog een extra pak slaag voor. (…) Onze daden hadden consequenties en daar kon je je niet voor verstoppen’ .
Kortom, wij dertigers, veertigers en vijftigers zijn helden, want wij hebben risico’s durven nemen. Volgens het principe ‘risico’s durven nemen’ is de speeltuin ingericht. Wie zijn evenwicht niet kan bewaren op de loop van een kanon wacht geen zachte landing op rubberen tegels. Wie uit de stuurhut van het schip valt, heeft grote kans met zijn hoofd op een roestig anker terecht te komen. Wow, dacht ik. Zou hier ooit een veiligheidsinspecteur geweest zijn? Maar mijn kinderen hadden het geweldig naar hun zin. Onder de kop ‘Letselschade’ vermeldde het aanplakbiljet ook nog: U bent zelf verantwoordelijk voor het kwaad dat uw kinderen overkomt.
Hoe ver strekt die verantwoordelijkheid, van ouders voor hun kind, van speeltuinen voor haar bezoekers, van een samenleving voor haar kinderen? We komen daar niet goed uit. Moet een 14-jarige meisje uit Wijk bij Duurstede gewoon gaan solozeilen rond de wereld? De meningen in de vele ingezonden brieven en opiniestukken zijn verdeeld. Officiële instanties, psychologen en pedagogen zijn over het algemeen tegen, maar verschillende ouders uiten in de krant juist hun bewondering voor de durfal.
We leveren pubers met een gerust hart uit aan Somalische piraten, maar als ze in een erkende instelling als de buitenschoolse opvang verblijven dan mogen ze zich nog geen buil op hun hoofd vallen. Of durven ouders gewoon geen krachtig ‘nee’ meer te laten horen en hopen ze maar dat de Onderwijsinspectie, de Kinderbescherming of de kinderopvang die taak van hen overneemt? Zoals het soms ook lekker uitkomt dat je geen ‘nee’ hoeft te zeggen omdat je op de dag van dat slaapfeestje naar de verjaardag van oma moet.
Zo dicht mogelijk langs elkaar heen werken

Column in Management Kinderopvang 10 2009
Een beetje school participeert tegenwoordig in drie of vier verschillende zorgstructuren en samenwerkingsverbanden, overlegorganen die elkaar voor een groot deel overlappen. Voor de kinderopvang zal dit aantal wel wat lager liggen, maar niet lang meer. Praten over samenwerken, daar is men in Nederland dol op.
En wat levert die goedbedoelde, door de rijksoverheid geïnitieerde, maar tijdrovende samenwerking op? Niet veel, concluderen steeds meer onderzoekers. Zoals Pieterjan van Delden die onlangs in Tilburg promoveerde op het onderwerp. Hij heeft het in zijn proefschrift over een ‘schijnsamenwerking’. ‘Er is veel overleg maar toch wordt er langs elkaar heen gewerkt en valt het resultaat tegen’, meent hij. ‘De overheidssteun richt zich meestal op de buitenkant en daarom doen de organisaties alleen oppervlakkig hun best samen te gaan werken. Ze zijn niet wezenlijk gemotiveerd en stemmen hun eigen structuren niet op elkaar af, waardoor beleid uiteindelijk wordt ontkracht.’
Ook René Paas, naamgever van de Commissie Paas die onderzoek deed naar de Nederlandse jeugdhulp, constateerde in het onlangs verschenen rapport ‘Van klein naar groot’ dat de jeugdzorg ‘een wereld is waarin hulpverleners uit verschillende instellingen met verschillende budgetten en taakopvattingen zo dicht mogelijk langs elkaar heen werken.’
Thijs Malmberg, oud-directeur jeugdbeleid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wijt dat in NRC Handelsblad (12-9-2009) aan een zwakke overheid. ‘In Nederland is geen tekort aan geld of hulpverleners’, zegt hij. ‘We verzuipen in de voorzieningen. Het ontbreekt aan leiderschap en sturing.’ Rouvoet worstelt met de macht die de koepels van gemeenten, provincies en andere belangenclubs zich hebben aangemeten, concludeert het NRC-artikel over de jeugdzorg. ‘Ze strijden met elkaar en kijken alleen naar het belang van de eigen organisatie. Iedereen heeft elkaar in de houdgreep.’
Veel kinderopvangorganisaties doen mee in een Brede School of praten mee over een Centrum voor Jeugd en Gezin. Maar in beide gevallen gaat het vaak om zo’n schijnsamenwerking van Van Delden. NRC Handelsblad: Wethouders en zorgverleners willen wel graag praten over het gebouw, maar voordat je het weet, heb je het alleen over de fysieke plek en niet over de essentie: de daadwerkelijke samenwerking. In dit citaat gaat het over het CJG, maar het zou zomaar ook over de Brede School kunnen gaan.
Promovendus Van Delden noemt een vereiste voor slagen van samenwerkingsverbanden ‘duurzame vervlechting van de organisaties, waarbij ze ook in hun interne werkwijzen en systemen een blijvende afhankelijkheid van andere organisaties aanvaarden.’
Wie is er klaar voor? Peuterspeelzaalwerk en kinderopvang?

maandag 7 september 2009

De comeback van de peuterspeelzaal

Column in Management Kinderopvang 08/09 2009

Amsterdam wil segregatie in het onderwijs tegengaan en doet dat door voorscholen op te richten (de Volkskrant, 2 juli 2009). Kinderen vanaf 2,5 jaar uit kansrijke én kansarme gezinnen kunnen hier drie dagdelen naar toe. Hé, dat is een bekend fenomeen. Noemden we dat vroeger niet peuterspeelzalen?
Jarenlang is de peuterspeelzaal in zijn bestaan bedreigd: doordat gemeenten alleen nog voorscholen voor kinderen met een taalachterstand wilden subsidiëren; doordat de rijksoverheid aandrong op harmonisatie, maar de wetgeving maar halfwas uitvoerde; door het succes van de goedkopere kinderopvang.
Jarenlang heeft de branche geroepen dat Nederland op de verkeerde weg is met voorscholen die uitsluitend toegankelijk zijn voor achterstandskinderen. En ze kreeg gelijk. In een mum van tijd ontstonden op deze manier zwarte en witte scholen, zelfs in nieuwe middenklassenwijken als IJburg. Bij de voorschool een zwarte school, bij een kinderdagverblijf een witte school.
Maar de peuterspeelzaal is bezig aan een come back. Eindelijk wordt de roep gehoord. Als de Amsterdamse wethouder Lodewijk Asscher, weliswaar scheidend maar heel invloedrijk, iets over de jeugd roept luistert namelijk heel Nederland.
Asscher roept niet alleen de peuterspeelzaal weer in onze herinnering, maar ook het verder weggezakte idee van kinderopvang als basisvoorziening. Wat zegt hij namelijk nog meer: ‘Deze (autochtone red.) kinderen zitten nu vaak op dure, witte kinderdagverblijven. De gemengde voorschool is gratis, brengt kinderen van uiteenlopende achtergronden bij elkaar en is uitdagender, want kinderen worden er spelenderwijs voorbereid op het basisonderwijs. Dat ‘drie dagdelen gratis’ brengt ons de motie van Asschers PvdA-collega Mariëtte Hamer weer in gedachten. En dan kunnen ouders tegen betaling dagdelen bijkopen als ze meer opvang nodig hebben. Was dat niet haar idee?
Asscher trekt voor deze operatie 2 miljoen euro uit en hij wil over een jaar de eerste gemengde voorscholen openen. Helaas is hij dan zelf al vertrokken. Net als trouwens wethouder en PvdA’er Hugo Backx van Tilburg, ook zo’n voorstander van de peuterspeelzaal in combinatie met basisscholen. Hij ging niet vrijwillig, maar moest gedwongen eerder het veld te ruimen. Niet vanwege de peuterspeelzaal overigens, maar vanwege het veel te dure theater van Paul de Leeuw-sidekick Adje. Politiek blijkt theater, met eeuwig durende reprises.

dinsdag 23 juni 2009

Offensief tegen praktische bezwaren

Column in Management Kinderopvang, juni/juli 2009

De bovenschoolse manager die zegt kinderopvang en peuterspeelzaal het liefst onder zijn eigen dak te willen brengen; de schooldirecteur die in zijn plan van aanpak voor de brede school schrijft dat het onderwijs dominant is; de denktank die bij de ontwikkeling van een nieuw concept voor school en kinderopvang vergeet om de kinderopvang uit te nodigen: ik ben ze de afgelopen maanden alle drie tegengekomen.
Worden kinderopvangorganisaties overruled? Gaat het onderwijs de kinderopvang overnemen? In ieder geval lijkt het onderwijs plots zin gekregen te hebben in brede scholen en buitenschoolse opvang. Maar zo gemakkelijk gaat dat niet. Het onderwijs mag dan om zijn voor de kinderopvang, nog lang niet alle ouders zijn dat. Zelfs het vijf-gelijke-schooldagen-project in Hilversum, dat met veel tamtam in het NOS-journaal werd aangekondigd, stuit op groot verzet van ouders en leerkrachten. Dat is te verwachten, want zelfs de kleinste wijziging in de schooltijden doorvoeren, is al moeilijk.
Daarom verwondert het mij dat ouders van basisschoolleerlingen zo slecht vertegenwoordigd zijn in alle gremia waarin over dagarrangementen of andere schooltijden wordt gesproken. BOinK is er wel vaak bij, maar die vertegenwoordigt de ouders in de kinderopvang. En dit gaat alle ouders aan. Hoe goed het ook gaat met de buitenschoolse opvang, het merendeel van de kinderen gaat er niet heen. En van de bso-kinderen gaan de meeste slechts een beperkt aantal dagen. Bovendien gaan er maar heel weinig bovenbouwkinderen naar de bso. De meeste ouders hebben dus geen of slechts een klein beetje feeling met de buitenschoolse opvang.
Gaat het om aanpassen van de schooltijden of invoeren van dagarrangementen dan wordt dus gesproken over maatregelen voor grote groepen kinderen en hun ouders die daar helemaal niets mee van doen hebben. De noodzaak, waarvan bestuurlijk Nederland overtuigd is, dringt dan ook helemaal niet door bij deze groep. Zij zien alleen de praktische bezwaren van het omgooien van hun persoonlijke werk-en-zorgschema of de consequenties voor het lesrooster.
Hoe verkoop je dan een dergelijke visie? Niet door het aan scholen of schoolbesturen over te laten. Die noemen argumenten als efficiency voor de buitenschoolse opvang en voor werkende ouders of maatschappelijke ontwikkelingen die niet te stuiten zijn. Daar wordt geen ouder warm van. Kinderopvang moet meer investeren in de ouders die (nog) geen kinderen op de bso hebben. Pas als zij kan laten zien wat de meerwaarde is voor deze kinderen, zijn ouders bereid om hun tegenstand te laten varen.

maandag 8 juni 2009

Het Rabobank-model

Column in Management Kinderopvang, mei 2009

Wat duidelijk is geworden tijdens deze economische crisis is dat big niet langer beautiful is. CEO’s van woningbouwverenigingen in Masserati’s oogsten niet langer bewonderding. Wie meer dan de Balkenende-norm verdient, kan zich in deze tijd maar beter stil houden. Zeker als je in dienst bent van een maatschappelijke onderneming.
Het imago van de ING-bank, lang een internationale succesformule, is gezakt tot onder de beurskoers, die ook al op een absoluut dieptepunt staat. Wat daarentegen helemaal hot is, zijn de kleine ondernemingen. Of de ondernemingen die groot zijn, maar toch klein opereren. Think global, act local is het nieuwe devies. Geen ING dus, maar wel de Rabobank. De Rabobank is weliswaar ook een internationale bank, maar is erg lokaal geworteld. De Rabobank kent een diversiteit aan structuren BV’s, NV’s, verenigingen en stichtingen, die zodanig samenwerken dat ze toch één geheel vormen. De Rabobank heeft niet bij de Nederlandse staat aan hoeven kloppen voor steun en heeft een recordbedrag aan spaargelden binnengehaald tijdens deze kredietcrises.
En wat is de Rabobank van de kinderopvang: de gastouderopvang natuurlijk. Onder het sterke merk van een regionaal of landelijk gastouderbureau hangt een diversiteit aan gastouders, van minicrèches en semi-professionele gastouders tot gastouders die een enkel kind opvangen. Allemaal zijn ze stevig geworteld in de lokale gemeenschap. Iedereen op het schoolplein kent hun gezichten.
Net als je nooit tevergeefs bij de Rabobank aanklopt voor sponsering van een lokaal evenement, kun je de gastouder altijd bellen voor een extra dagje vanwege een niet geplande roostervrije schooldag of ’s avonds laat voor een advies over de verkoudheid van je kind.
Des te vreemder is het dat de staatssecretaris gaat snijden in deze perfect binnen het tijdsgewricht passend vorm van opvang. Oké, de Wet kinderopvang pakte niet gunstig uit voor de gastouderopvang oude stijl. De wildgroei aan ondernemingen die ook een graantje wilden meepikken, noopt tot actie van de staatssecretaris. Ik ken de argumenten, ik weet dat Dijksma haar ChristenUnie-collega’s te vriend moet houden, maar de voorgestelde maatregelen zouden de gastouderopvang wel eens kunnen minimaliseren.
Rouvoet voelt enerzijds de tijd goed aan als hij pleit voor een meer moedervriendelijk beleid van het bedrijfsleven, door deeltijdarbeid, verlofregelingen en flexibele arbeidsuren. Maar hij vergeet dat het juist de gastouders zijn die op zo’n flexibel deeltijdrooster het beste antwoord hebben.

maandag 6 april 2009

Excessief is relatief

Column in Management Kinderopvang, april 2009

Toezichthouders liggen zwaar onder vuur. En volgens sommigen nog niet zwaar genoeg. Commissaris van de koningin Harry Borghouts had eerder moeten ingrijpen bij de inmiddels failliete IJsselmeerziekenhuizen. En waarom heeft CDA-prominent Elco Brinkman niets gedaan tegen het wanbeheer bij zorginstelling Philadelphia? Dan hebben we het nog niet over het uit de hand gelopen bonussysteem waar toezichthouders stilzwijgend hun goedkeuring aan hebben verleend. Henriette Maassen van den Brink vertelt in de media dat de bonussen bij ABN-Amro een no go-area waren in de raad van commissarissen. Oud-Philipstopman Cor Boonstra liet in een terugblikinterview weten dat de commissarissen bij Philips überhaupt niet open stonden om problemen te bespreken.
Als het in het bedrijfsleven al zo beroerd is met de kwaliteit van het toezicht hoe zit het dan in de kinderopvang, waar het toezicht nog in de kinderschoenen staat? Toezichthouders in de kinderopvang zijn óf mensen die de envelop met stukken opentrekken als de voorzitter de vergadering opent óf mensen die zich met elk detail bemoeien. Daar komt nog bij dat serieuze toezichthouders gevangen zitten in een dilemma van enerzijds het bewaken van de belangen van klanten en overheidsgelden, en anderzijds loyaliteit aan de bestuurders. Dat betoogt hoogleraar Theo Camps in de Volkskrant (7 maar jl.). Te kritisch bevragen van bestuurders kan dan opgevat worden als een gebrek aan loyaliteit.
Camps vraagt zich ook af of organisaties niet te groot en te complex zijn geworden om van enige afstand te overzien. Dat valt in de kinderopvang tot nu toe nog mee, maar kan wel als waarschuwing worden gezien in een tijd dat fuseren nog steeds doorgaat. De kinderopvang is geen branche van dikke bonussen en excessieve salarissen. Maar excessief is relatief. Is een salaris boven de Balkenende-norm in de kinderopvang buitensporig? Menig kinderopvangdirecteur vindt van niet. En is de toezichthouder die het daar niet mee eens is in staat om zijn poot stijf te houden?
Het is dus ook in de kinderopvang zaak om goede toezichthouders aan te trekken. Volgens Theo Camps is goed toezicht vooral afhankelijk van de morele opvattingen van de toezichthouder, afhankelijk van de persoonlijke verantwoordelijkheid die hij of zij voelt. Wat de afgelopen maanden in ieder geval duidelijk is geworden, is dat de kinderopvang ver moet blijven van bekende namen, niet aan moet kloppen bij mensen die meer dan twee toezichthoudende functies hebben en dus onconventionele keuzes moet maken.

donderdag 12 maart 2009

Vingerscan
Column Management Kinderopvang, maart 2009

Veel media-aandacht afgelopen maand voor de kinderopvang. Maar wat voor aandacht… De google alerts over het drama in Dendermonde tuimelden over elkaar heen. Maar het ging niet alleen over Dendermonde, over hoe een krankzinnige zomaar instak op onschuldige baby’s en medewerkers. Het nieuws daarover droogde snel op. Het ging daarom nog veel meer over de kinderopvang in het algemeen, over kinderdagverblijven in België én in Nederland. Hoe zit het daar met de beveiliging? Dat is een vraag die na het tragische voorval onmiddellijk bij journalisten opkomt. Het RTL-programma Editie NL besloot de proef op de som te nemen en ging zelf een kijkje nemen. Met een zeer discutabel journalistiek middel, namelijk de verborgen camera. De journalist deed zich voor als de aardige buurman, noemde de naam van een kind (hoe wist hij die trouwens?) en kwam gewoon binnen. Schande, schande, riep RTL. Maar eigenlijk was er niet veel meer te zien dan een van schrik huilende medewerker. Nergens bleek dat hij het kind ook meekreeg.
Wat had RTL dan verwacht? Ook bij de Nederlandsche Bank kun je gewoon binnenlopen. Maar als we de berichten mogen geloven, worden kinderdagverblijven binnenkort nog veel zwaarder beveiligd dan onze schatkist. Niet alleen bestoken beveiligingsfirma’s kinderdagverblijven in deze dagen met mails en bezoekjes, ook de kinderopvang zelf laat weten op zoek te zijn naar betere beveiliging.
Het woord ‘vingerscan’ dook opeens in ieder bericht over de kinderopvang op. Staatssecretaris Dijksma sprak dezelfde week nog met vertegenwoordigers van de branche. Iedereen riep om het hardst dat incidenten nooit uit te sluiten zijn, maar dat zij de komende tijd ernstig gaan nadenken over veiligheid.
Natuurlijk is het goed om na te denken over veiligheid, maar het lijkt wel of de kinderopvang dat nu voor het eerst doet. Dat zal de gemiddelde ouder niet geruststellen. Terwijl iedereen beseft dat Dendermonde overal had plaats kunnen vinden: in de speeltuin, dierentuin of supermarkt. Hoogstwaarschijnlijk koos de dader toevallig voor een kinderdagverblijf.
Hetzelfde zag je na de dodelijke steekpartij op een basisschool in Brabant, twee jaar geleden. Even is er veel ophef, maar de schooldeuren zijn bijna overal nog gewoon open. Over tot de orde van de dag. En misschien is dat maar goed ook. De kinderopvang wil tenslotte graag een open houding hebben tegenover de samenleving, tegenover de wijk. Overal richten we daarvoor brede scholen op waar buurtbewoners binnen kunnen lopen. Daaromheen past geen hoog hek met toegangspasjes.
Kinderopvang en kinderschoenen
Column in Management Kinderopvang, februari 2009

Steeds vaker zie ik in de landelijke kranten vacatures afkomstig van de kinderopvang. Al langer voor leden van de raad van toezicht en bestuurders, maar tegenwoordig ook voor marketingmanagers of hbo-geschoolde pedagogen. En dan niet een mini-advertentie tussen de ‘boer zoekt vrouw’-rubriek en de vakantiebungalows. Het zijn formaten die niemand kan ontgaan. Ze kosten een paar centen, dergelijke advertenties, maar kinderopvangorganisaties zouden ze deels op het budget van de marketingafdeling kunnen boeken. Of misschien zelfs kunnen declareren bij de afdeling marketing van de MOgroep of de Brancheverenging? Zo’n vacature lokt niet direct meer klanten naar de eigen organisatie, maar is wel goed voor het imago van de branche als geheel.
En dat imago opvijzelen is nog steeds nodig. Iedereen die congressen bezoekt, zit regelmatig met gekromde tenen te luisteren naar een spreker vanuit het bedrijfsleven met een paar goedbedoelde adviesjes voor de kinderopvang. Nog steeds blijkt dan dat de kinderopvang niet als volwaardige bedrijfstak wordt beschouwd. Of op zijn minst als een bedrijfstak die nog in de kinderschoenen staat.
Dat de kinderopvang dat stadium langzamerhand ontgroeid is, geven die advertentiepagina’s aan. En met de vacatures voor pedagogen laat de branche tevens zien dat ze haar pedagogische taak serieus neemt.
Maar komt de kinderopvang in de ogen van derden ooit úit de kinderschoenen? Alleen als iedereen ervan is doordrongen dat een imago gemaakt, maar ook gebroken kan worden. Zo las ik onlangs een wervend bedoelde tekst van een kinderopvangorganisatie die luidde: ‘wie het idee heeft dat een kinderdagverblijf een soort dumpplek is voor ouders die allebei werken, heeft het helemaal mis’. Twijfelende ouders zullen na zo’n zin onmiddellijk de telefoon pakken om alsnog opa en oma te vragen of ze toch alsjeblieft op hun aanstaande kleinkind willen passen.
Of wat dacht u van de Almeerse ondernemer die haar organisatie ‘Kinderparkeergarage’ noemt? ‘Kinderparkeergarage loopt niet’ kopt de Telegraaf (5 januari). Nee, vind je het gek. Welk kind wil zijn kind parkeren in een garage. De opvang is weliswaar gericht op winkelende ouders en niet op werkende ouders, maar krijgt toch talloze fijne reactie over hoe schandalig kinderopvang is op de website van de Telegraaf. De ondernemer zelf is ervan overtuigd dat haar onderneming niet loopt vanwege de geringe bekendheid en de onvindbaarheid. Overigens kun je in Almere goedkoper je kind parkeren dan je auto, maar dat geldt op meerdere plekken.

donderdag 26 februari 2009

En al was mijn moeder thuis
Praktische handreiking bij het vormgeven van dagarrangementen

(full colour uitgave)

Onder redactie van Anja Hol, Leonie Heutz, Fred Verhees en Astrid van de Weijenberg
ISBN: 978 90 6665 998 8
224 pagina's
Gebonden
Eerste druk 2009


De buitenschoolse opvang als dagarrangement voor kinderen van vier tot dertien jaar, dat is het onderwerp van dit boek. Een onderwerp dat midden in de actualiteit staat.
Met de invoering van de motie Van Aartsen/Bos, waarin een aanbod voor voor-, tussen- en naschoolse activiteiten en tijdens vakantieperiodes in of in de buurt van de school centraal stond, zijn basisscholen gaan nadenken over het aanbod aan hun leerlingen buiten schooltijd, over het aanpassen van lestijden, over continuroosters. Ook kinderopvangaanbieders zijn massaal aan de slag gegaan.
Met dit boek krijgt de lezer een beeld van wat er komt kijken bij het organiseren van dagarrangementen en buitenschoolse opvang. Het biedt feitelijke informatie en voorbeelden ter inspiratie.

En al was mijn moeder thuis verschijnt ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig bestaan van Kinderopvang Humanitas. Een uitgelezen moment om de kinderopvang nog eens extra in de spotlight te zetten.


Prijs: € 39.50
Bestel aantal:

donderdag 15 januari 2009

Top of flop

Column in Management Kinderopvang, januari 2009

Geen kinderopvangondernemer in de Quote 500. Natuurlijk niet. Maar ook geen in de FD Gazelle 100, de prijs voor de snelst groeiende ondernemingen,van het Financieele Dagblad. Zelfs niet in de LOF-lijst van de honderd beste bedrijven voor werkende ouders. Terwijl de kinderopvang de kinderopvang toch wel heel goed heeft geregeld, een van de belangrijke criteria om de prijs te winnen. Wel trouwens bijna een Baas van het Jaar in de persoon van Jeannet van den Akker die tweede werd. En een ondernemersprijs voor Kinderopvang Berend Botje (Ondernemingsprijs Westfriesland). En vergeet niet de Diversiteit Top 50 Award voor Partou. En Kion die Maatschappelijke Ondernemer van het Jaar wordt, maar dat telt eigenlijk niet want dat is een MO-onderonsje. De kinderopvang doet wel iets vaker mee, maar toch ontbreekt in de meeste top-lijstjes die rond iedere jaarwisseling zo populair zijn de kinderopvang geheel.
Maar dan toch wel een kinderopvangvrouw in de lijst met 400 succesvrouwen van de Viva? Tussen de boerin, de stripteasedanser, de dichter, de pr-ondernemer, de legercommandant, staat... nee, geen kinderopvangondernemer.
In de hele discussie over vrouwen aan de top ontbreekt trouwens de kinderopvang. De branche waar, naar ik schat, 90 procent van de directeuren een vrouw is (al wordt dat minder), doet niet mee. Geen naam van een kinderopvangondernemer onder de roep om meer vrouwen in topfuncties van ‘Talent naar de top’ (FD 21 oktober). Geen kinderopvang-directeuren in de ‘Taskforce Vrouwen naar de top’ of de ‘Taskforce Deeltijdplus’.
Is de kinderopvang zo erg in zichzelf gekeerd dat ze niet aan het maatschappelijk debat meedoet als het niet direct over de eigen branche gaat? Of is dat een kwestie van volwassen worden: eerst intern op orde zijn, dan naar buiten treden? Of moeten de topvrouwen uit de kinderopvang eerst wakker worden, zoals Nancy McKinstry, de CEO van Kluwer gaf onlangs toe in een Volkskrant-interview dat het debat over de positie van topvrouwen haar vroeger niet erg boeide: ‘Maar ik heb er inmiddels wel begrip voor dat mensen nieuwsgierig zijn. Ik ben nog steeds een van de weinige vrouwen in de top, en dat terwijl bedrijven met een diverser team beter presteren. Wil je dat veranderen, dan zul je over het onderwerp diversiteit moeten praten, zodat anderen ervan kunnen leren.’