dinsdag 14 december 2010

Marktwerking

Column in Management Kinderopvang, 12 2010

Als politiek minder te vertellen krijgt over de publieke sector, krijgen mensen minder te vertellen over de samenleving. Een uitspraak van SP’er Emile Roemer in het debat rond de regeringsverklaring. Niet alleen bij de SP, maar in de hele samenleving ligt marktwerking nog steeds onder vuur. En terecht, want hoe zou de kinderopvang ervoor gestaan hebben als de marktwerking in de sector niet zo’n vlucht had genomen?
Dan was bijvoorbeeld de kinderopvang van de Amsterdamse Stichting Welzijn Zuid nog steeds van ons, het volk, geweest. Stichting Welzijn Zuid werd Combiwel, Combiwel werd Compagnie. Landelijke en lokale politici zullen niet weten dat het een onderdeel is van Catalpa, de kinderopvangorganisatie met de meest commerciële uitstraling, maar feeling hebben politici ook niet met Compagnie. De naamswijzigingen werken ontheemdend. Dat zijn niet ‘wij’, dat zijn ‘zij’. Dat klinkt naar commercieel. Daar kun je gemakkelijk op bezuinigen. In lokaal jeugdbeleid staat de kinderopvang om die reden altijd achteraan in de rij. Ze doet niet echt meer mee. Hoe gemakkelijk is het dan om die sector op het hakblok te leggen in tijden van bezuinigingen.
Maar de marktwerking heeft toch ook veel goeds gebracht? Meer kwaliteit, meer efficiency? Zeker, maar dat is een beweging die je ook in de volledig publieke sector vindt. Denk aan het onderwijs. Het nieuwe buzzword in het onderwijs is ‘opbrengstgericht werken’. Scholen zijn zich ervan bewust dat ze kwaliteit moeten leveren, dat ze afgerekend worden op hun resultaten. Niet alleen de Onderwijsinspectie, maar ook de Citoscores en de scholenranglijsten van Trouw en Elsevier werken dat in de hand. De kinderopvang daarentegen kent nauwelijks openbare verantwoording, buiten het vrij basale GGD-inspectierapport. Het Algemeen Dagblad deed in 2008 een halfslachtige poging met de Nationale Crèchetest, maar daar hebben we sindsdien nooit meer iets van vernomen.
Schooldirecteuren zijn bovendien managers geworden van wie een sluitende begroting geëist wordt en dus een efficiënte personeelsinzet en verantwoorde materiële uitgaven. Daar kan de kinderopvang vaak nog wat van leren. Ik sprak onlangs een schoolbestuurder die een leerkracht een offerte liet uitbrengen voor zijn nieuwe schooljaar in groep 6. Nog als experiment, maar hij wil dat zijn medewerkers zich bewust worden van de kosten en baten van het runnen van een groep. Ook dacht hij eraan om een leerkracht van een groep van dertig, wat bij hem zes leerlingen boven het break-evenpunt is, extra te betalen. Dan klaagt er geen leerkracht meer dat zijn groep zo groot is.
Prestatiemanagement kortom is niet meer voorbehouden aan de private sector en marktwerking heeft de kinderopvang misschien wel veel goeds gebracht, maar het komt als een boemerang terug.
Arbeidsmarktargument

Column in Management Kinderopvang, 11 2010

Het was deze maand niet lang zoeken naar berichten over kinderopvang in de media. Geen van de plannen van de oude CDA/ChristenUnie-regering zorgden voor zoveel ophef als de bezuinigingen op kinderopvang. Je kunt ze afdoen als de christelijke voorkeur voor moeder lekker thuis bij de kinderen, maar ook de nieuwe regering zal de kinderopvang niet ontzien. Waar is de tijd dat de VVD zich, bij monde van Jozias van Aartsen, hard maakte voor beter naschoolse opvang om gesleep met kinderen te voorkomen? Nog steeds heeft de kinderopvang de naam Van Aartsen en zijn motie voorop de tong liggen, maar inmiddels meent de VVD dat ouders meer moeten betalen aan kinderopvang. Dat wordt dus een dagje extra naar oma en dus meer gesleep. Een logischere keus zou zijn om het bedrijfsleven zijn toebedeelde deel ook daadwerkelijk te laten bijdragen, maar dit rechtse kabinet ontziet het bedrijfsleven aan alle kanten.
Begrijpelijk dat de kinderopvangbranche in de media uiting gaf aan haar ongenoegen. Een paar dagen mocht iedereen voluit kankeren, maar toen kwamen de meer genuanceerdere commentaren. ‘Leuk is het niet, maar de felle tegenstand tegen deze maatregel, is lichtelijk overtrokken’, concludeerde Trouw in zijn hoofdredactioneel commentaar.
Het veel gebruikte arbeidsmarktargument gaf daar dan ook aanleiding toe. Ouders gaan minder werken, was het meest gehoorde, maar ook meest discutabele argument tegen deze bezuiniging. Want hoeveel ouders zeggen daadwerkelijk hun baan op als de kosten van kinderopvang stijgen? Daarover verschillen de meningen. In ieder geval is hoogleraar Janneke Plantenga veel somberder dan het Sociaal Cultureel Planbureau en verantwoordelijk minister Rouvoet.
Het arbeidsmarktargument is daarom niet sterk. De kinderopvangbranche roept bovendien al jaren dat kinderopvang meer is dan een arbeidsmarktinstrument. Toch schiet de branche bij een beetje tegenwind onmiddellijk in die oude modus. Nergens werden de plannen voor een Dutch Design genoemd waarbij kinderopvang, onderwijs, welzijn, sport, cultuur en jeugdzorg samenwerken aan een sluitend dagarrangement. Het was nota bene Willem Vermeend van de Branchevereniging die ik voor het eerst het pedagogisch argument hoorde inbrengen, in een ingezonden bijdrage in de Volkskrant (25 september jl.). Terwijl Vermeend juist degene was die zich distantieerde van het Dutch Design, omdat hij vreesde voor te veel staatsopvoeding. Nu is hij het die de pedagogische waarde in de strijd gooit. Hij is ook degene die naar voren brengt dat kwaliteit een prijs heeft en het juist de ambitie is van overheid en branche om de kwaliteit te verhogen. Hè, hè, eindelijk de juiste argumenten.
Liefdevolle verwaarlozing

Column in Management Kinderopvang, 10 2010
Mijn dochter brak in het najaar haar pols, door een valpartij met de fiets. Een vriendinnetje viel van haar trampoline, gebroken been. Een buurjongen brak zijn arm na een bijzondere truc met zijn waveboard. De krantenberichten dat de spoedeisende hulp het tegenwoordig drukker heeft dan ooit, komen mij dus niet vreemd voor, de conclusie die de stichting Consument en Veiligheid eraan verbindt wel. Kinderen moeten op valles, zegt Consument en Veiligheid. Hebben ze geen RSI van te veel achter de computer zitten, maar een verstuikte enkel van te veel op de ripstick, is het weer niet goed.
Volgens de stichting gaat de motoriek van veel kinderen achteruit doordat ze dikker worden en minder buiten spelen. Uit onderzoek heeft de stichting laten blijken dat ouders hun kinderen te beschermd opvoeden. Dat is tegenwoordig de conclusie van bijna ieder onderzoek in de opvoedkundige sfeer. En concludeert de opdrachtgever van zo’n onderzoek dat niet al bij voorbaat zelf, dan zijn het wel de deskundigen en de ingezonden brievenschrijvers achteraf. Basisscholen moeten dus valles geven, vindt de stichting. Het volgende ‘maatschappelijke probleem’ dat op het bordje van het onderwijs wordt gelegd. Drugs- en alcoholoverlast? Mijn gemeenteraad heeft de oplossing: een lespakket voor het onderwijs. Loverboys, anorexia, kinderlokkers op internet: scholen zijn er maar druk mee.
Gelukkig zijn er ook andere geluiden, van pedagoog Liesbeth Groenhuijsen (NRC, 9 september jl) bijvoorbeeld. ‘Stop overal experts op te zetten’, zegt zij. ‘Het hoeft niet allemaal perfect. Ouders hebben vaak veel liefde te geven.’
Ouders wordt vaak verweten te geloven in het maakbare kind, maar ook de overheid en de maatschappij kunnen er wat van. Daarom was de opmerking over de bso van Josette Hoex van het NJi in Kinderopvang (7/8) zo verfrissend. We moeten onszelf niet belangrijker maken dan we zijn, vindt ze. ‘Ik heb wel eens het idee dat de bso zichzelf overschreeuwt om serieus genomen te worden. Dat ze bang is niet volwaardig mee te tellen als je “alleen maar opvang” biedt. Maar alleen maar opvang is heus niet zo weinig. Het is een eigen gedachte dat het gewone pedagogisch verantwoorde aanbod te mager is. Maar dat gewone is al heel veel.’
Liefdevolle verwaarlozing is een begrip dat pedagoog Rita Kohnstamm enkele decennia geleden muntte. We horen het tegenwoordig veel te weinig.

maandag 11 oktober 2010

Opvoedkramp

Column in eigenWijs 28, tijdschrift voor pedagogisch medewerkers

In het boek ‘Kleine dagen’ van Bernard Dewulf (Librisprijs-winnaar 2010) is een vader aan het stoeien met zijn zoon. De toekijkende grootvader merkt op: ‘Hadden wij dat maar gekund met jullie’. ‘Knuffels zijn een recente ontwikkeling’, concludeert de zoon/schrijver. En verder: ‘In die terloopse zin (van de grootvader) zaten zijn verdriet en woede daarover.’
Wat hebben ouders het tegenwoordig gemakkelijk. Ze mogen knuffelen, genieten, trots zijn, verwennen. Ze mogen kinderen naar hun mening vragen, maar ook nog dooddoeners gebruiken als “omdat ik het zeg”. En als het onverhoopt wat minder gaat, vinden ouders een luisterend oor bij het Centrum voor Jeugd en Gezin.
Ouders hebben geen reden tot klagen, zou je zeggen. Toch wordt het moderne ouderschap geproblematiseerd als nooit tevoren. Ondanks domineerde een onderzoek onder 600 ouders van het maandblad J/M, voor ouders het nieuws. Ouders ervaren opvoedstress; de angst voor mislukking maakt ouders faalangstig; opvoeden is een doorlopend examen; ouder hebben opvoedkramp. Zo luidde de conclusies.
Het onderzoek bevestigt het clichébeeld over ouders en komt niet toevallig uit in augustus, komkommertijd. Het zet niet alleen ouders op de kaart, maar vooral ook het blad J/M. Goed voor de verkoop, zo’n onderzoek.
Zijn de conclusies opzienbarend? Vier op de tien ouders vinden dat veel ouders hun kroost opvoeden tot onzelfstandige watjes. Een dergelijke uitkomst zagen we in meer onderzoeken. Ik doe het goed, maar anderen niet. Het gaat goed met mij, maar slecht met de wereld.
Andere conclusie: ouders hebben regelmatig het gevoel het niet goed te doen Natuurlijk twijfelen ouders soms. Dat hoort bij een kritische houding. Wie wil er ouders die nooit twijfelen. Pedagogiek is bovendien geen exacte wetenschap. Ik neem aan dat ook pedagogisch medewerkers regelmatig twijfelen of ze het wel goed doen. Daar komt nog bij dat opvoedkundige ideeën veranderen met de jaren. Zie de grootvader die niet mocht knuffelen met zijn kinderen.
Nog steeds mogen ouders trouwens veel dingen niet. Dit maal van de onderzoekers van J/M. Wie zijn kind een fietshelm opzet, een badthermometer gebruikt of een kindveilig stopcontact, valt al gauw in de categorie hyperouder. 79 procent van de ouders heeft zo’n kindveilig stopcontact staat in het onderzoek. Watjes!
De Nederlandse kinderen behoren tot de gelukkigste van heel de wereld. Nederlandse volwassenen doen het ook niet slecht. Wie ouders wíl zien als faalangstig en hyperbezorgd, ziet ook faalangstige en hyperbezorgde ouders. Maar laten we elkaar niets aanpraten.
Lekker klein groepje

Column in Management Kinderopvang 08/09 2010

Ik vind dat kwaliteit niet alleen zit in minder kinderen, zegt Nina Hoogenboom eigenaar van een kinderopvangorganisatie in Management Kinderopvang van mei jl. ‘Wij hebben een huishoudelijke medewerker, die dagelijks de medewerkers ontlast. Dát is pas kwaliteit.’
Opvallend is dat de discussie over groepsgrootte ook in het onderwijs woedt. Veel scholen hebben moeite om hun formatie rond te krijgen. Het is voor directeuren een moeilijke puzzel in de laatste weken van het schooljaar. Hier voegen ze een groep samen, daar laten ze een gymles vervallen of geven groepen extra margedagen. Eigenlijk moeten we toe naar een compleet andere opzet, verzuchtte een schooldirecteur onlangs. Niet meer een volle klas met een leerkracht ervoor, zoals we dat al eeuwenlang doen. Zet beroepskrachten in van het niveau dat nodig is. Dat wil zeggen soms een huishoudelijk medewerker, dan weer een klassenassistent, een onderwijsassistent, een ambulant begeleider, een vakleerkracht van handvaardigheid of een remedial teacher. Niet dat de puzzel dan gemakkelijker wordt, maar voor het geld van een leerkracht kunnen meerdere klassenassistenten aan het werk.
Hetzelfde principe geldt in de kinderopvang. We willen meer differentiatie in het personeelsbeleid. Om de kwaliteit van de kinderopvang te verhogen en om pedagogisch medewerkers meer doorgroeimogelijkheden te bieden. Een HBO-opgeleide pedagogisch medewerker doet ontwikkelingsgerichte spelletjes met de kinderen, een huishoudelijke hulp dekt de tafel en de andere pedagogisch medewerkers zijn bezig met hun dagelijkse activiteiten.
Dat betekent wel dat de deuren open moeten en de groep bij tijd en wijlen groter wordt. Struikelblok zijn de ouders. Die voelen zich prettiger bij een klein groepje. Ook in het basisonderwijs. Maar wat klein is verschilt voor de ouders van een vierjarige van de ene dag op de andere. Lekker klein klasje, stellen ze tevreden vast als de nieuwe kleuterklas achttien kinderen telt. Van een groep van achttien in de kinderopvang waren ze zich doodgeschrokken.
Meer aandacht voor het kind zit niet alleen in minder kinderen, zegt Hoogenboom dan ook terecht. Uit onderzoek naar klassengrootte in het onderwijs blijkt dat leerlingen in grote klassen niet minder goed presteren.
Probleem is wel dat nu al de leidster-kindratio voor nauwelijks meer te volgen is. Daarom werken de covenantpartijen aan een eenvoudiger model. Hopelijk durven ze over hun eigen schaduw heen te springen en bekijken ze groepsgrootte in een breed kader.

donderdag 8 juli 2010

Pedagogische kwaliteit

Column in eigenWijs, tijdschrift voor pedagogisch medewerkers van Kinderopvang Humanitas, 27 2010

‘Een middag gewoon lol hebben op de BSO, daar heb je wél pedagogische kwaliteit voor nodig! Maar zoiets gebeurt bijna niet meer.’ Dat zegt Gjalt Jellesma, voorzitter van oudervereniging BOinK, in het internetblad Nul12. Hij is daarin kritisch over activiteiten als sport en muziekles op de BSO. Ze stuwen de uurprijs op en de pedagogische kwaliteit verdwijnt naar de achtergrond.
Als ouder vind ik het prettig dat kinderen naar bijvoorbeeld muziekles of zwemles kunnen tijdens de BSO. Als we het makkelijker willen maken om arbeid en zorg te combineren, dan is dat een goede manier. Niet meer op je vrije middag in het hete zwembad of halen en brengen naar turnen. En belangrijker nog: zo blijft er voor kinderen ook nog wat speeltijd thuis over. Spelen met vriendjes in de buurt of afspreken met een klasgenootje kunnen sommige kinderen niet meer. Drie middagen BSO, voetbal en pianoles: hun weekprogramma zit helemaal vol.
Maar Jellesma heeft wel een punt dat er pedagogische kwaliteit nodig is voor een middagje lol op de BSO. Ik weet niet of dat bijna niet meer gebeurt, zoals hij zegt, maar wel zie ik dat het moeilijk is om een goede balans te vinden tussen een bomvol BSO-programma of de kinderen volledig hun gang laten gaan. Ook de stelling over dit onderwerp op de website van het Pedagogisch Kader roept veel reacties op (pedagogischkader.nl).
Alles mag, niets moet, zeggen we altijd over de BSO. Dat niets moet, houdt het gevaar in dat kinderen een beetje verloren rond lopen. Erg afhankelijk van wie er met ze wil spelen. Die verlorenheid is de ergste nachtmerrie van een ouder. Ik kom wel eens op BSO’s waar ik als ouder erg ongelukkig van zou worden. Niet dat de pedagogisch medewerkers niet lief zijn voor de kinderen, maar ze zijn vooral met andere dingen bezig. Met opruimen, afwassen, met elkaar kletsen. Ze lijken bijna vergeten dat de kinderen er zijn. Voor heel veel kinderen geeft dat niet. Die vinden hun draai wel, die vinden het misschien wel lekker. Maar pedagogische kwaliteit is vooral oog hebben voor kinderen bij wie het niet vanzelf gaat, voor de kwetsbare kinderen. Een sociaal vaardig kind dat altijd met iedereen vriendjes is, kun je als ouder overal achterlaten. Maar van een professionele BSO verwacht je dat ze ook jouw niet zo toegankelijke kleuter een fijne middag bezorgen. En daar is inderdaad pedagogische kwaliteit voor nodig.
Wel of geen staatsopvoeding

Column in Management Kinderopvang, 6/7 2010

Even leek de fusie tussen MOgroep en de Branchevereniging Kinderopvang Nederland een gelopen race. Eind november vorig jaar stemden de leden van beide verenigingen in met het voornemen tot samenvoeging. Maar dat de Branchevereniging afzag van ondertekening van het eindrapport van de Taskforce Kinderopvang/Onderwijs zet het proces een flinke stap terug. De Branchevereniging had volop meegedaan in het denkproces, maar kon zich niet achter het eindresultaat scharen.
‘De Branchevereniging deelt op essentiële onderdelen de beschreven visie in het rapport van de Taskforce van Ina Brouwer niet’, schrijft ze in haar persbericht van 25 maart. De Taskforce van Ina Brouwer? Van Agnes Jongerius van de FNV tot Loek Hermans van MKB-Nederland tot Kete Kervezee van de PO-Raad, de top van de Nederlandse samenleving was erbij. En de Branchevereniging doet alsof het een gedachtenspinsel is van Ina Brouwer. Met zo’n opmerking maak je geen vrienden.
Te veel overheidsinvloed, stelt het persbericht verder. Merkwaardig is dat voorzitter Willem Vermeend in het aprilnummer van BBMP zegt de citaten die Trouw (26 maart) uit het persbericht heeft overgenomen niet te herkennen: ‘Ik ken die citaten niet. In ieder geval komen ze niet van mijn bestuur. Laat ik het zo zeggen: het is geen bestuursopvatting.’ Nou is PvdA’er Vermeend de laatste tijd wel vaker in de war. Vlak voor de verkiezingen prees hij het partijprogramma van de VVD nog aan als het beste voor de economie.
Te weinig ruimte voor vraagsturing en ondernemerschap, gaat het persbericht door. Hoe dan ook, het moge duidelijk zijn dat de twee brancheverenigingen een verschillende visie op kinderopvang hebben. De Branchevereniging ziet de kinderopvang als een onderneming, de MOgroep als een maatschappelijke voorziening. In dat laatste geval is een coöperatie van onderwijs en kinderopvang geen probleem, in het eerste wel.
‘Staatsopvoeding door professionals’, noemt ook Wendeline van Luijk van Gastouderbureau Flexmoeders (lid van de Branchevereniging) het in haar weblog. En ze verwijst nog eens fijntjes naar Ina Brouwer als ‘oud-communist’.
De Besturenraad (vereniging van christelijke scholen) vindt dat de Branchevereniging terecht beducht is voor verregaande overheidsinvloed op de opvoeding, maar is wel voor een integrale voorziening. Daarom vindt de Besturenraad dat het onderwijs de regierol moet vervullen. ‘Daarbij is ruimte voor het creëren van een doorlopende pedagogische leerlijn volgens de visie van de onderwijsinstelling’, schrijft de Besturenraad op haar website. Twee honden vechten om een been en de derde loopt er ras mee heen.

maandag 31 mei 2010

Niet peuters, juffen hebben achterstand

OPINIE de Volkskrant, Astrid van de Weijenberg op 15 mei

Jongens zouden een jaar later naar de basisschool moeten, zegt Lauk Woltring. Niet alleen voor jongens, voor bijna alle kleuters ligt het tempo te hoog.
Vroeger konden 4-jarigen in de kleuterklas langzaam wennen, tegenwoordig moeten ze vanaf dag één aan de bak. Of liever nog ervoor al, in de voorschool. In groep 1 en 2 van de basisschool heeft de cognitieve ontwikkeling steeds meer nadruk gekregen. Niet alleen jongens, zoals Lauk Woltring schetst (Jong, 4 mei) kunnen dat vaak niet bijbenen, ook veel allochtone kinderen niet. En er zijn genoeg meisjes die de aansluiting ook missen, omdat ze er nog niet aan toe zijn.
In groep 2 wordt van kleuters verwacht dat ze letters en cijfers kunnen benoemen en hun eigen naam schrijven. Twee belangrijke criteria bij het signaleren van taalachterstanden. Toch krijgen veel kinderen, onder hen veel jongens, pas later interesse in cijfers en letters, bijvoorbeeld halverwege groep 3. En dan gaan ze ook als een speer vooruit. Ze zijn namelijk schoolrijp geworden.
Zo heette dat vroeger. Maar daar kunnen we tegenwoordig niet meer op wachten, want dan hebben kinderen al een enorme achterstand opgelopen. Wie de promoties aan de faculteiten psychologie en pedagogie een beetje volgt, komt steeds weer nieuwe pleidooien tegen voor steeds weer nieuwe toetsen.
Ook de politiek laat zich niet onbetuigd. De VVD wil volgens haar verkiezingsprogramma peuters verplicht toetsen om taalachterstanden op te sporen. Voormalig staatssecretaris Dijksma is daar tegen, maar zij had in haar bestuursperiode de mond vol van taalachterstanden aan het begin van de basisschool. ‘En die achterstand is niet meer weg te werken’, kwam daar onheilspellend achteraan. En het erge is: ze heeft gelijk.
Naarmate het onderwijs meer cognitief is ingesteld, wordt de kloof steeds groter tussen de achterblijvers en de voorlopers. Betekent dat dat we steeds vroeger moeten beginnen om de achterblijvers op te sporen? Dat gebeurt nu. Maar is het eind dan niet zoek of liever het begin? Moeten we eenjarigen gaan toetsen, tweejarigen bijles geven?
Pedagogen in kinderopvang en peuterspeelzalen hameren erop dat het belangrijk is om de totale ontwikkeling van kinderen te stimuleren: motorisch, creatief, sociaal-emotioneel én cognitief. Maar op de huidige basisschool ligt de nadruk steeds meer op taal en rekenen.
Dat komt enerzijds doordat de meeste kleuterleerkrachten geen speciale opleiding meer hebben gevolgd. Een specialisatie tot kleuterleerkracht tijdens de Pabo-opleiding kan dat probleem verhelpen. Blijft overeind dat de Onderwijsinspectie al van kleuters een Cito-score verlangt. Weinig scholen durven die eis naast zich neer te leggen. Met als gevolg dat zij de les aanpassen en er op menig kleuterklasdeur een paar keer per jaar ‘Stilte Citotoets’ prijkt.
Veel politieke partijen zijn voor meer samenhang tussen schoolse en voorschoolse voorzieningen, zoals kinderopvang en peuterspeelzaal. De kans is groot dat daarmee schoolse systemen de voorschoolse periode infecteren. Zoals de echte kleuterklas verdween bij het ontstaan van de basisschool. Een goede pedagogisch medewerker, peuterspeelzaalleidster en kleuterleerkracht heeft geen schoolse methode nodig. Die weet dat jonge kinderen zich spelenderwijs ontwikkelen. De ene iets sneller, de andere iets langzamer. School dus niet de peuters en kleuters bij, maar de pedagogisch medewerkers en de leerkrachten op de basisschool. En begin met het afschaffen van Cito-toetsen in de kleuterklas.
Business Class

Column in ManagementKinderopvang, mei 2010

Waarschijnlijk kijken weinig lezers van Management Kinderopvang op zondagochtend naar Business Class, de talkshow van vastgoedcelebrity Harry Mens. Dat hoeft ook niet, als de klanten van kinderopvangondernemer Bas Beek het maar doen. Beek telde ooit namelijk 15.000 euro neer voor een paar minuten aan tafel bij Mens. Hij heeft er geen spijt van, vertelt hij in het Financieele Dagblad (7 april jl). Beek is eigenaar van CompaNanny, kinderopvang bij de werkplek. CompaNanny heeft sinds kort ook bso’s. De bso in het World Fashion Center heeft lange wachtlijsten. Dan moet de nood in Amsterdam toch wel heel hoog zijn, zou je denken. Wie brengt anders zijn kind van vier na school onder in een kantoorkolos waar hij waarschijnlijk de rest van zijn leven niet meer uitkomt. Dat geldt overigens ook voor dagopvang in kantoorgebouwen. Het lijkt ideaal je kind direct ophalen uit je werk, maar is het dat ook? Lekker samen terug in de file. Een kennis reed jarenlang met zijn baby iedere dag 65 kilometer heen en terug.
Dan is het voorstel van de ambtelijke werkgroep, in het kader van wat eufemistisch heroverweging genoemd wordt, beter. De Nieuwe School van 8 tot 18.00 uur. Kinderen niet alvast onderbrengen bij de ING Bank of Pricewaterhouse, maar lekker in hun eigen vertrouwde omgeving. Toegegeven erg innovatief is het voorstel niet. Maar gepresenteerd vanuit een bezuinigingsperspectief heeft het waarschijnlijk meer kans van slagen dan vergelijkbare ideeën in het verleden.
De MOgroep is tegen. Het komt wel een beetje in de richting, vindt de werkgeversvereniging, maar het moet niet vanaf vier jaar, het onderwijs moet niet centraal staan en het moet niet gratis. Daarmee haal je nu net de elementen eruit die het voorstel kans van slagen geven. Natuurlijk kan de Nieuwe School een bedreiging voor de buitenschoolse opvang zijn. Maar het is ook een kans om de specialiteit van de bso, namelijk activiteiten na school, aan de man te brengen. Nog te vaak zoeken gemeenten naar goede naschoolse activiteiten, maar vinden de juiste partners niet. Nog te vaak gaan scholen zelf op zoek naar een aanbod om kinderen na school een stimuleren omgeving te bieden. De bso kan dé specialist zijn op het gebied van naschoolse activiteiten, of dat nu in de eigen bso is of in de school, in het buurthuis of op de sportvelden. Zeker de markt voor kinderen boven de negen jaar ligt daar.
Het stinkt hier

Column in eigenWijs nr 26, 2010

‘Het stinkt hier. Ik ga niet naar deze school.’ De dochter van een vriendin wist het meteen toen ze op de open dag over de drempel stapte. De brochure van de door haar zelf geselecteerde middelbare school was wervend en glanzend. De website was spetterend, maar de werkelijkheid stonk.
‘De neus geeft het verstand geen voorrang’, staat in het boek ‘Verborgen verleider’ van psycholoog Piet Vroon over de psychologie van de geur. Niet voor niets raden makelaars huizenverkopers aan om een appeltaart te bakken als er kopers komen kijken. Hoewel deze oude verkooptruc inmiddels misschien al te doorzichtig is.
Niet alleen de yogaclub stookt etherische oliën, ook commerciële bedrijven hebben steeds meer aandacht voor geur. Lekkere geuren nodigen uit tot kopen. Nivea zorgde voor het bekende Nivea-luchtje op haar Huishoudbeurs-stand en verkocht twee keer meer dan het jaar ervoor. Er zijn zelfs bedrijven die zich specialiseren in geur. Bijvoorbeeld voor cafés waar de stinkluchtjes zijn toegenomen sinds het rookverbod. De sigarettenrook is er nu vervangen door de geur van zweet, verschraald bier en knoflook. Daar moet iets aan worden gedaan, anders blijven klanten weg.
Baby’s kunnen nog niet zeggen ‘Het stinkt hier. Ik ga niet naar dit kinderdagverblijf.’ Hun ouders wel. Wat ruik je als je een kinderdagverblijf binnenstapt? Dat is heel wisselend. Maar te vaak zijn het poepluiers, geparfumeerde babydoekjes of een combinatie van beide. Persoonlijk kan ik geen Zwitsal-babylotion meer ruiken. Bij de snoetenpoetsers met hetzelfde luchtje denk ik eerder aan een poepbroek dan aan een frisgewassen baby. Ik weet niet hoe snel ik die geur van mijn handen moet wassen. Terwijl ze bedoeld zijn om te wassen zonder water.
Datzelfde probleem hebben trouwens aroma’s die proberen geur te verbloemen. Met zo’n aroma is op zich niets mis, als het ouders maar niet de indruk geeft dat die geur in de plaats komt van hygiëne en frisse lucht.
Hoe zorg je voor een prettige geur in het kinderdagverblijf? Het begint met bewustwording. Hoe ruikt het er als je binnenkomt? Vaak de ramen open is ook een must. Misschien niet goed voor het buitenklimaat, wel voor het binnenklimaat, in meerdere opzichten. En ook op het kinderdagverblijf doet de geur van appeltaart of versgebakken koekjes het goed. Vooral omdat samen koekjes bakken heel gezellig is.

dinsdag 27 april 2010

Verkiezingen

Column in Management Kinderopvang, april 2010

Premier Balkenende pleitte begin maart in zijn Hofstadrede voor burenhulp, vrijwilligerswerk en oppasopa’s. Overheid zet een stap terug, was zijn oproep. ‘En denk vooral niet dat iets pas maatschappelijk waardevol is als er een prijskaartje aan hangt.’ Alles wat politici in deze tijd zeggen, moet je zien in het licht van de verkiezingen. Wat denkt Balkenende hiermee te winnen? ChristenUnie-stemmen? Neemt hij alvast een voorschot op de bezuinigingen?
Het Centraal Planbureau was afgelopen maand ook al kritisch over het effect van kinderopvangsubsidie. Van alle kanten wordt de tijd rijp gemaakt voor bezuinigingen.
Hoe anders was het bij de gemeenteraadsverkiezingen. Lokaal waren de politieke partijen juist nog erg gul voor de kinderopvang. Van links tot rechts. De beloftes tuimelen over elkaar heen. Kinderdagverblijf 't Belhameltje in Beltrum kreeg van het CDA Berkelland een bakfiets. Alle andere partijen in veel andere gemeenten toonden hart voor de kinderopvang. Van de PvdA in Geldermalsen, de SP in Spijkenisse tot de VVD in Aalsmeer: Ook in mijn eigen gemeente staat goede kinderopvang op het wenslijstje van bijna iedere partij. Allemaal spraken ze er dus schande van dat er nog steeds wachtlijsten zijn in de kinderopvang. Daar hoorden ze namelijk van tijdens de verkiezingsdebatten. Boze ouders liepen al anderhalf jaar aan tegen wachtlijsten in de buitenschoolse opvang. Ze werden van het kastje naar de muur gestuurd. De kinderopvangorganisatie wees naar het schoolbestuur. Het schoolbestuur naar de kinderopvang, de gemeente naar de kinderopvang en het schoolbestuur.
Mijn gemeente is klein, maar met verschillende kernen. Met ook nog eens verschillende kinderopvangaanbieders in verschillende kernen. Ze zijn te klein om snel uit te kunnen breiden en te groot voor nog een tweede partij. De lijnen zijn er kort. Zou je denken. En toch blijken partijen elkaar niet te kunnen vinden. Even is de problematiek weer op de politieke agenda gezet. Maar wat gebeurt er na de verkiezingen. Dan verliest de politiek zich al gauw weer in een volle raadsagenda, van Welzijnsnota, tot APV, tot verordening Financiën.
Wie een onderwerp op de agenda wil houden heeft baat bij goede contacten met het college, maar meer nog met goede contacten bij de raadsfracties. In het tijdperk van dualisme is daar vaak meer te halen. Maar wat er ook te halen is in de komende jaren, geld in ieder geval niet. Landelijk niet, lokaal evenmin. Tot nu toe is de kinderopvang steeds gespaard gebleven. Een luxe positie die in de volgende kabinetsperiode vast niet gehandhaafd blijft.

woensdag 10 maart 2010

Niet hangen

Column in Management Kinderopvang, maart 2010

Het ministerie van Onderwijs publiceerde onlangs op haar website een lijst met zeer zwakke mbo-scholen. Dat waren er 64 en het haalde groot de kranten. Er zaten slechts twee, particuliere SPW-opleidingen bij. Dat kunnen er trouwens nog meer worden, want nog niet overal is het hoor en wederhoor afgelopen. 64 lijkt niet veel. Er zijn tenslotte 11.000 mbo-opleidingen. Toch kwam er ook veel kritiek op de niet als zwak beoordeelde mbo-opleidingen. Jongerenorganisatie Beroepsonderwijs (JOB) bijvoorbeeld sprak van ‘lesuitval en roosterchaos’ bij ROC ASA in Amsterdam en ontvangt vergelijkbare signalen uit het hele land (Volkskrant, 4 februari jl.). Niet representatief, voert een woordvoerder van ROC ASA aan als verweer: ‘We houden ons aan de richtlijn minimaal 850 lesuren per jaar, ofwel circa 20 uur per de week.’
Twintig uur per week is dus de norm. De rest van de tijd hangen de tieners vrij rond onder het mom van zelfstudie. ‘Vijftienjarigen uit Amsterdam Nieuw-West kunnen niet vanuit het niets aan zelfstudie doen’, klaagt de Amsterdamse stadsdeelraadvoorzitter Ahmed Marcouch. Hij wordt op straat in Slotervaart regelmatig aangeklampt door verontruste ouders die hun kinderen zien afglijden, met zo weinig lesuren.
Een dag eerder schreef Marcouch in de Volkskrant over de SPW-opleiding: ‘Evenmin staat op de lijst de opleidingen die onze aanstaande voorschooljuffen krijgen die kleuters helpen hun taalachterstand in te halen. De studenten Sociaal Pedagogisch Werk krijgen zelf geen Nederlands. Ik weet dit omdat ze stage lopen bij onze vrijwilligersorganisaties’, schrijft hij.
Terecht eisen we veel van de kinderopvang. Terecht is er veel commotie als er wat schort aan de kwaliteit. Meer en betere voorschoolse educatie, oké! Maar dan moet de kinderopvang wel in staat gesteld worden om kwaliteit te leveren. Dan moet de kinderopvang goed opgeleide medewerkers hebben.
Onlangs vertelde een kinderopvangdirecteur hoe ontzet ze was tijdens een rondleiding door een ROC. De Jeugdzorg-studenten waren serieus aan het werk, evenals de analisten, de doktersassistenten zagen er keurig uit, maar in het klaslokaal van de SPW-opleiding hingen de studenten ongeïnteresseerd en onverzorgd in hun bank. Niet alleen door de houding van de leerlingen was ze ontgoocheld, maar misschien nog wel meer door de instelling van de rondleider en de docent. Zij leken dit ‘hangen’ volstrekt normaal te vinden.
Geen wonder dat het adagium ‘niet hangen op de bank’ aan nieuwe medewerkers iedere keer weer expliciet uitgelegd moet worden. Wie daarover klaagt, krijgt te horen dat de kinderopvang te veel verwacht van jonge net-afgestudeerde SPW’ers. Ja, mag het?
Eerst op Eigen Kracht

Column in Management Kinderopvang, februari 2010

Kregen ze uitbetaald voor iedere millimeter media-aandacht, zoals bij media- en pr-bureaus, dan hadden zowel het zeilmeisje Laura als de jeugdzorg een topjaar. Beide domineerden het nieuws in 2009. En ze hielden elkaar in de houdgreep. Zeilmeisje Laura is exemplarisch voor de spagaat waarin de jeugdzorg zich bevindt. Lange wachtlijsten die maar niet weggewerkt worden, en tegelijkertijd gaat er veel tijd en energie naar één meisjes met ogenschijnlijk maar één probleem: ze wil zeilen. Jeugdzorg heeft last van het imago dat ze kinderen uit huis plaatst. En wat wil ze met het zeilmeisje: haar uit huis plaatsen.
Veel kritiek krijgt ook de overheid in jaaroverzichten en analyses in de media. De overheid die steeds vaker tot achter de voordeur komt. Ook de overheid bevindt zich in een spagaat. ‘Met de tegengestelde behoefte aan afstand houden en ingrijpen draaien we ons steeds verder vast in een klem’, schrijft het rapport ‘Investeren rondom kinderen’ van zowel de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling als de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg.
De overheidsbemoeienis met ouders en kinderen neemt toe. De overheid probeert steeds mee grip te krijgen op opvoedproblemen in gezinnen, met de Verwijsindex risicojongeren en Elektronisch Kinddossier. ‘Ik noem het de klinische blik: we zoeken naar problemen volgens een risicomodel’, zegt hoogleraar Micha de Winter in VNG Magazine (18 december jl.). ‘We plakken op iedereen een label.’
Tegen deze achtergrond zijn de succesverhalen van de Eigen Kracht Centrale een verademing, zoals in de documentaire Met Eigen Kracht (NCRV, 11 januari jl.) ‘Mensen kunnen samen met familie, vrienden en dierbaren heel goed een oplossing bedenken als het tegenzit. Eerst uit eigen kracht putten, voordat buitenstaanders beslissingen in uw leven gaan nemen’, zo luidt de wervende tekst op de website van de Eigen Kracht Centrale.
Uit onderzoek blijkt namelijk dat sociale netwerken een positief effect hebben op de opvoedkwaliteiten van ouders. Die sociale netwerken moeten meer gestimuleerd worden in het belang van kinderen. En waar kunnen gemakkelijk sociale netwerken ontstaan? Daar waar ouders elkaar treffen, op school, kinderdagverblijf en peuterspeelzaal. Het wordt dus hoog tijd dat de maatschappij ook de kwaliteiten van de professionals in de kinderopvang en peuterspeelzaalwerk beter benut.

donderdag 14 januari 2010

Deskundigheid

Column in Management Kinderopvang, januari 2010

Om de paar jaar domineren kleuters het nieuws of liever gezegd de kleuterschool of liever gezegd de kleuterklassen van de basisschool. De kleuterschool moet terug, luidde het oordeel een paar jaar geleden. Nu trekken oud-Klossers (leerkrachten met de oude gespecialiseerde kleuteropleiding) opnieuw aan de bel, in het Onderwijsblad van vakbond AOb (28 nov. jl). Het onderwijs aan kleuters verzakelijkt te veel, vinden zij. Alleen het cognitieve telt tegenwoordig. ‘Ik ben wel eens bang om voor oud en tuttig uitgemaakt te worden’, zegt een kleuterjuf in het Onderwijsblad. ‘Maar ik blijf erop hameren dat het gewoon een kwestie is van ontwikkelingspsychologie: niet iedere kleuter is op hetzelfde moment aan iets toe.’
Liesbeth Verheggen van de AOb pleitte naar aanleiding van de enquête op Radio 1 niet voor herinvoering van de kleuterschool, maar voor meer aandacht in de opleiding voor kleuters en voor ontwikkelingspsychologie. Het ontbreek leerkrachten vooral aan kennis, vindt zij.
Deskundigheid is ook het sleutelwoord in een andere discussie, die met name in NRC Handelsblad gevoerd wordt. Jeannet Meijs van de conservatieve club Beter Onderwijs Nederland vindt dat gehandicapte kinderen niet in de klas horen (NRC 2 dec. jl.). Reactie daarop kwam onder anderen van onderzoeker George Muskens (NRC 5 dec jl.). Hij rondde zojuist een internationaal onderzoek af waaruit blijkt dat het Nederlandse reguliere onderwijs verhoudingsgewijs meer zorgleerlingen uitsluit dan andere Europese landen. In het buitenland boekt men goede resultaten met zogenaamd inclusief onderwijs. Voorwaarde is wel dat leerkrachten en scholen beschikken over deskundigheid en middelen, blijkt uit Muskens onderzoek.
Wat heeft dit te maken met de kinderopvang? Ook in de kinderopvang zien we steeds meer aandacht voor de ontwikkeling van kinderen en daarmee ook voor achterstanden in die ontwikkeling. Om dat goed te kunnen beoordelen en daar goed op in te kunnen spelen, moet je als pedagogisch medewerker wel wat in huis hebben. Daarom gaat het ook nogal eens mis. Signalen worden niet opgepikt of kinderen krijgen onverdiend een etiket waar ze hun hele jeugd last van blijven houden. Ook hier is het een kwestie van deskundigheid. Waar kijk je naar, wat zie je en hoe moet je daarop reageren? Moeten daarom alle pedagogisch medewerkers een hbo-opleiding hebben? Lijkt me niet, maar een betere inzet van de deskundigheid die er in de Nederlandse maatschappij aanwezig is, zou helpen. Goede voorbeelden daarvan zijn er. Lees deze Management Kinderopvang. Maar dan moet het niet blijven bij een pilot hier en een experiment daar. Dan moet er nu eindelijk eens doorgepakt worden en een nieuwe structuur ontworpen worden voor de zorg voor kinderen. Kom op , Rouvoet. We hebben toch niet voor niets een minister voor Jeugd en Gezin.

dinsdag 5 januari 2010

Online

Column in eigenWijs nr. 25

Ouders Online heeft ruzie met de GGD. Ouders Online is de grootste website voor ouders, met maandelijks 300.000 bezoekers die samen 30.000 berichten achterlaten. Diverse deskundigen, zoals pedagogen, kinderartsen en logopedisten, maar ook kinderopvangpedagogen, geven hier wekelijks advies. Tien procent van de bezoekers zijn professionals, bijvoorbeeld uit de jeugdgezondheidszorg. En met hen heeft Ouders Online onenigheid. Die professionals nemen namelijk teksten van hun site over, zonder te vermelden waar ze vandaan komen en ook zonder te betalen. Maar daar gaat het eigenlijk ook weer niet over. Het zit dieper. Ouders Online voelt zich niet serieus genomen door de GGD’en. Uit een bericht op de site: ‘Dertien jaar geleden zijn wij gestart met Ouders Online. Op congressen en seminars hebben wij verteld wat we aan het doen waren. Jullie hebben ons toen uitgelachen, omdat jullie vonden dat het internet ongeschikt zou zijn voor het ondersteunen van ouders. Zij moesten maar gewoon naar jullie toekomen, omdat echte hulp alleen maar mogelijk zou zijn via persoonlijk contact.’
In die dertien jaar hebben internet en e-mail de wereld veranderd. Bijna ieder ouder die kinderopvang zoekt, gaat eerst eens rondstruinen op het net. Steeds meer scholen geven hun leerlingen geen nieuwsbrieven of jaargidsen meer mee, maar sturen die digitaal via e-mail of plaatsen die op de website. En ook (opvoedkundig) advies via internet is steeds gewoner gaan worden.
E-mail en persoonlijk contact zijn geen tegenstellingen meer. De pedagogisch medewerker die mij ooit een e-mail stuurde met een leuke foto van mijn dochter op het kinderdagverblijf zorgde juist voor een nog persoonlijker contact. Ook al kon ze me op dat moment niet in de ogen kijken.
Internet en e-mail vragen een andere manier van werken. Nog lang niet iedereen heeft dat in zijn systeem zitten. Vaak kom ik op verouderde websites, waar het laatste nieuwsbericht van anderhalf jaar geleden is. Vaak staat nieuwsbrief nummer 1 op de site terwijl van de papieren versie nummer vier al is verschenen. En dan hebben we het nog maar niet over de mogelijkheid om een verslag van de dag op de site te zetten. Welke kinderopvangorganisatie doet dat al? Waarschijnlijk nog maar weinig. En hoeveel ouders zouden dat op prijs stellen? Waarschijnlijk heel veel. ‘Hè, vergeten in het logboek te kijken. Gelukkig kan ik op de website nalezen wat mijn Sophie vandaag heeft gedaan.’
Slepen

Column in Management Kinderopvang, december 2009

Nederland is een land van slepers. En dan doel ik niet op de zeesleepdiensten van Smit Tak en Wijsmuller, maar op ouders met hun kinderen. Sharon Dijksma zei het weer, op het Jeugdjournaal vanaf de Kindvak. Ze heeft gelijk, dacht ik, me een recente discussie op het schoolplein herinnerend over de vraag wie verantwoordelijk was voor het ophalen en naar de bso brengen van de kinderen vanaf het zwembad (in plaats van vanaf school). Dijksma legde vervolgens in jeugdjournaaltermen haar opvattingen over het belang van een brede school uit.
Mijn 11-jarige dochter keek misprijzend. Ze zag er helemaal niets in. ‘Jeugdzorg zegt dat we meer moeten bewegen.’ (Ze kreeg onlangs vragen van de schooldokter over hoeveel ze beweegt.) ‘Nou, daar komt dus helemaal niets van als je de hele dag in hetzelfde gebouw zit. Nu fiets ik vier keer naar en van school, nog een keer naar de bibliotheek, en naar atletiek. Straks zit iedereen de hele dag achter zijn Nintendo in een brede school.’ Ach, het is maar voor twee of drie dagen, nuanceerde ik haar gemopper, en bovendien kun je daar ook buitenspelen.
Maar we weten allemaal hoe de druk op vrouwen om meer te werken dan die twee of drie dagen wel enorm wordt opgevoerd. Dat kunnen er in de toekomst dus gemakkelijk vier of vijf worden. Komen onze kinderen dan nog alleen buiten? Kunnen ze nog rondhangen bij de skatebaan? Zelf een boodschap gaan doen? Lekker lummelen op je eigen houtje in de bibliotheek? Worden ze niet erg geïnstitutionaliseerd? Niet voor niets breekt het boek ‘Het laatste kind in het bos’ een lans voor de bescherming van scharrelkinderen. De Rode Hoed hield onlangs zelfs een debat over de balans tussen vrijheid en veiligheid in de opvoeding, onder de pakkende titel ‘Scharrelkinderen en ophokkoters’.
Veilig zal een kind in een brede school zeker zijn en dat is heel plezierig voor de jongere basisschoolkinderen. Maar waar is de vrijheid die de ouderen nodig hebben? Onlangs hoorde ik een schooldirecteuren klagen over de inpandige bso. Het schreeuwen en het wilde spel tijdens de bso-uren pasten niet bij zijn pedagogisch beleid onder schooltijd. Had-ie dat geweten dan was die bso niet in de school gekomen. Weg bredeschoolidee dus?
Los van het al dan niet toestaan van schreeuwen en rennen worden kinderen niet groot als ze voortdurend onder de wakende blik van volwassenen verkeren. Daar zullen de architecten van brede scholen zeker rekening mee moeten houden. En dan nog kun je je afvragen hoe zelfstandig straks onze twaalfjarigen zijn. Zal de wal het schip niet keren, om in scheepstermen te blijven?