maandag 23 december 2013

Beter luisteren

column in eigenWijs 41

De dag dat ik deze column schrijf is het de Internationale dag van de Rechten van het Kind. ‘Kinderrechten zijn meer dan basisbehoeften zoals eten, bescherming en onderwijs’, zegt Karin Arts, hoogleraar Internationaal Recht in de Volkskrant. ‘Het gaat om het meenemen van kinderrechten in beleid en de bereidheid naar kinderen te luisteren.’
Luisteren wij echt naar kinderen? Toen ik voor het eerst kennismaakte met de filosofie Ruim Baan, die Kinderopvang Humanitas hanteert bij jonge kinderen, schrok ik van mijn eigen onwetendheid. Ik pakte mijn kind op als het in zijn stoel moest om te eten, zonder aankondiging. Ik deed hem een dikke jas aan als ík het koud had. Ik gaf hem een extra hapje als ík vond dat een half bakje fruit niet genoeg was. Ik bepaalde wat mijn kind moest doen. Wat luisterde ik slecht.
Nu zijn mijn kinderen groter en ze roepen me wel tot de orde als ik niet luister. Maar ook dan komen er moment waarop volwassenen slecht luisteren naar kinderen. Zulke momenten zijn bijvoorbeeld toetsmomenten.
Een landelijke toets voor kleuters is onlangs tegengehouden door de Tweede Kamer. Tot leedwezen van staatssecretaris Sander Dekker. ‘Het enige waar naar gekeken wordt, is of kinderen kleuren en woordjes herkennen en of ze de basis van het tellen hebben opgenomen’, zegt Dekker.
Ja, ja. Een voorbeeld uit de Cito-kleutertoets: wat hoort niet in het rijtje thuis bikini, ijsje, sneeuwpop. Bikini, zegt het kind, want die andere twee zijn koud. Fout, zegt Cito. Sneeuwpop hoort er niet bij, die ander twee horen bij de zomer. Luisteren we wel naar wat het kind zegt of hebben we zo onze eigen waarheid?
Hoeveel kinderen uit groep 8 krijgen komende maanden weer een middelbare-schooladvies. Hoeveel kinderen worden vastgepind op een cijfer dat toetsinstituten als Cito hebben bepaald. Hoe weinig luisteren we naar kinderen die de ene dag iets wel kunnen, de volgende dag weer niet en de dag erna weer wel.
‘De belangen van het kind dienen altijd centraal te staan’, zeggen ook de hoogleraren De Ruiter en Öry in NRC Handelsblad. Ze breken dan een lans voor meer luisteren naar kinderen, ook jonge kinderen, als het gaat om kindermishandeling. ‘Vaak wordt geredeneerd vanuit de misvatting dat jonge kinderen niet door de politie kunnen worden verhoord.’
Ook jonge kinderen communiceren. Met heel hun wezen. Ik word dan ook altijd een beetje treurig van ouders, meestal vaders, die hun kinderen pas leuk gaan vinden als ze gaan praten. Natuurlijk is niets zo moeilijk als goed luisteren, zeker naar kinderen en zeker naar baby’s. Maar al doende leert men. Jammer dat de babytijd te kort is, om te leren genieten van een huilende baby.

Finland

in Management Kinderopvang, 12 2013

Peter van Lieshout, lid van de Wettenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) zei het heel duidelijk (de Volkskrant, 5 november): ‚De basisschool is ook een vorm van kinderopvang, alleen noemen we dat niet zo. Op de basisschool zien we dat kinderen opgevangen worden in een stimulerende omgeving waarin ze dingen leren die hun leven rijker maken.’ Dat wenst Van Lieshout ook voor de kinderopvang. Zijn WRR pleit voor een ander soort kinderopvang: minder nadruk op opvang, meer op onderwijs. ‚In emancipatoire zin is er met kinderopvang weinig winst meer te boeken. Maar wel in educatieve zin. Maak van de kinderopvang een educatieve omgeving waarin je de cognitieve vermogens van kinderen uitdaagt.’
Als het om educatie gaat, kijkt heel Nederland tegenwoordig naar Finland. Finland-bingo: als het woord Finland ergens op de eerste twee bladzijden van een beleidsnota voorkomt, heb je bingo. Altijd prijs.
Dit voorjaar kwam de Finse goeroe Pasi Sahlberg naar Nederland. Hij vergeleek het Nederlandse en Finse systeem. In Nederland zijn kinderen vanaf vier jaar leerplichtig. ‚Te vroeg’, oordeelt Sahlberg, aldus School aan Zet (22 mei). In Finland gaan kinderen pas op zevenjarige leeftijd naar school. Daarvoor gaan ze naar Kindergarten. ‚Dat betekent niet dat er geen educatie plaatsvindt in de Finse voorschoolse instellingen. “Spelen is een complexe set van vaardigheden en houding. Kinderen zijn goed in spelen als ze verbeeldingskracht en creativiteit laten zien. Begeleiders in Kindergarten en Daycare zijn allemaal universitair opgeleid en getraind om kinderen goed te observeren, om hun nieuwsgierigheid en leergierigheid te prikkelen.”’
Bovendien ligt zowel in de Finse voorschool als op school de nadruk niet alleen op cognitieve vakken. Zo gaan kinderen in het basisonderwijs na elke 45 minuten les een kwartier naar buiten. Dat vertelt lerares Hanna Noomen, van Finse afkomst (Volkskrant 9 november). ‚Dan zijn ze daarna veel frisser.’
Ook Noomen roemt het Finse onderwijs vanwege de professionaliteit van de leerkrachten. Om in Finland op de lerarenopleiding te komen, moet je niet alleen hoge cijfers hebben op het vwo, maar ook aantonen dat je cultureel ontwikkeld bent. ‚Ik moest mijn diploma’s van dansles en pianoles laten zien. Als je die niet hebt, kom je er niet in.’
De kwaliteit in het onderwijs moet omhoog. Dat vraagt om professionalisering, zei Geert ten Dam, voorzitter van de Onderwijsraad in NRC Handelsblad (2 november). Ook pleit zij voor meer waardering van niet-cognitieve capaciteiten.
We kunnen voorspellen dat deze discussies over professionalisering zich binnenkort verplaatst van het onderwijs naar kinderopvang. Het is goed als de kinderopvang daarop alvast een voorschot neemt. En wie weet gaan we dan ook, net als Finland, een scheidslijn maken bij zes jaar in plaats van vier jaar.

Voor school

in Management Kinderopvang, november 2013

De Tegenlicht-documentaire over de Superschool van Eric van ’t Zelfde in Rotterdam deed veel stof opwaaien bij basisscholen en voortgezet onderwijs. ’t Zelfde wil van zijn Hugo de Groot-school een Superschool maken voor leerlingen van 2 tot 18 jaar. Hij wil zelf invloed kunnen uitoefenen op wat er op de basisschool gebeurt. ‘De taal- en andere achterstanden zijn zo groot dat mijn school daar de dupe van is’, zegt hij in de Volkskrant (1 oktober) naar aanleiding van de documentaire. Basisschooldirecteuren natuurlijk in de gordijnen.
De kinderopvang heb ik in het debat echter niet gehoord. Terwijl ’t Zelfde ook plannen heeft met de twee- en driejarigen, want hij heeft het niet over 4 tot 18, maar over 2 tot 18. Citaat uit hetzelfde Volkskrant-artikel: ‘Tussen 0 en 5 jaar leert een kind het meest wat hij ooit zal leren: praten, wat liefde is, en zijn geweten en taalgevoel worden gevormd. Het onderwijssysteem werkt niet in Rotterdam-Zuid, de Haagse Schilderswijk of het Utrechtse Kanaleneiland.’
Niet alleen de basisscholen azen dus op jonge kinderen, ook het voortgezet onderwijs wordt een concurrent van de kinderopvang. ‘Laat crème de la crème het onderwijs verzorgen’ kopt een opinieartikel van ’t Zelfde een dag eerder in dezelfde krant (30 september).
Wie is de crème de la crème voor de voorschoolse periode? Althans wie zou dat moeten zijn? Precies. Gelukkig weten de verschillende partijen die zich met opvoeding en onderwijs bezighouden elkaar steeds beter te vinden. Zie de gezamenlijke Peuterbrief die zij uitstuurden naar minister Asscher (zie artikel elders in dit nummer). Gelukkig zien basisscholen steeds beter de waarde van de kinderopvang.
Nog meer nieuws over peuters. In een Brandpunt-reportage (29 september) op tv werden de peuter- en kleutertoetsen aan de kaak gesteld. Te veel een momentopname, te zeer gedomineerd door een commercieel toetsbedrijf. Lees ook het onthullende artikel in Didactief (september 2013) over vermenging van de publieke en private poot van het Cito.
Ook in de peutertoetsdiscussie mis je de expertise van de kinderopvang. Wie kan de ontwikkeling van kinderen stimuleren zonder in een schools systeem te vervallen? Althans wie zou dat moeten kunnen? Precies.
De voorschoolse periode wordt in de maatschappelijke discussie steeds belangrijker. De kinderopvang moet een belangrijke speler zijn in die discussie. Maar dat is niet alleen een kwestie van imago en zichtbaarheid. De kinderopvang moet ook bij zichzelf te raden gaan of ze die rol ook echt kan vervullen. Dat is niet helemaal een vanzelfsprekendheid. Voor veel kinderopvangorganisaties is er dus werk aan de winkel. Juist nu.