in Management Kinderopvang, november 2013
De Tegenlicht-documentaire over de Superschool van Eric van ’t Zelfde in Rotterdam deed veel stof opwaaien bij basisscholen en voortgezet onderwijs. ’t Zelfde wil van zijn Hugo de Groot-school een Superschool maken voor leerlingen van 2 tot 18 jaar. Hij wil zelf invloed kunnen uitoefenen op wat er op de basisschool gebeurt. ‘De taal- en andere achterstanden zijn zo groot dat mijn school daar de dupe van is’, zegt hij in de Volkskrant (1 oktober) naar aanleiding van de documentaire. Basisschooldirecteuren natuurlijk in de gordijnen.
De kinderopvang heb ik in het debat echter niet gehoord. Terwijl ’t Zelfde ook plannen heeft met de twee- en driejarigen, want hij heeft het niet over 4 tot 18, maar over 2 tot 18. Citaat uit hetzelfde Volkskrant-artikel: ‘Tussen 0 en 5 jaar leert een kind het meest wat hij ooit zal leren: praten, wat liefde is, en zijn geweten en taalgevoel worden gevormd. Het onderwijssysteem werkt niet in Rotterdam-Zuid, de Haagse Schilderswijk of het Utrechtse Kanaleneiland.’
Niet alleen de basisscholen azen dus op jonge kinderen, ook het voortgezet onderwijs wordt een concurrent van de kinderopvang. ‘Laat crème de la crème het onderwijs verzorgen’ kopt een opinieartikel van ’t Zelfde een dag eerder in dezelfde krant (30 september).
Wie is de crème de la crème voor de voorschoolse periode? Althans wie zou dat moeten zijn? Precies. Gelukkig weten de verschillende partijen die zich met opvoeding en onderwijs bezighouden elkaar steeds beter te vinden. Zie de gezamenlijke Peuterbrief die zij uitstuurden naar minister Asscher (zie artikel elders in dit nummer). Gelukkig zien basisscholen steeds beter de waarde van de kinderopvang.
Nog meer nieuws over peuters. In een Brandpunt-reportage (29 september) op tv werden de peuter- en kleutertoetsen aan de kaak gesteld. Te veel een momentopname, te zeer gedomineerd door een commercieel toetsbedrijf. Lees ook het onthullende artikel in Didactief (september 2013) over vermenging van de publieke en private poot van het Cito.
Ook in de peutertoetsdiscussie mis je de expertise van de kinderopvang. Wie kan de ontwikkeling van kinderen stimuleren zonder in een schools systeem te vervallen? Althans wie zou dat moeten kunnen? Precies.
De voorschoolse periode wordt in de maatschappelijke discussie steeds belangrijker. De kinderopvang moet een belangrijke speler zijn in die discussie. Maar dat is niet alleen een kwestie van imago en zichtbaarheid. De kinderopvang moet ook bij zichzelf te raden gaan of ze die rol ook echt kan vervullen. Dat is niet helemaal een vanzelfsprekendheid. Voor veel kinderopvangorganisaties is er dus werk aan de winkel. Juist nu.