zondag 14 december 2008

Bejegening

Column in EigenWijs 21, tijdschrift voor pedagogisch medewerkers van Kinderopvang Humanitas

De dochter van een vriendin besloot vorig jaar om de SPW-opleiding te gaan volgen. Ik was hooglijk verbaasd. Ze is een tamelijk gesloten type en ik had nooit iets gemerkt van haar feeling voor kinderen. Mijn eigen kinderen hangen altijd aan de rokken van haar zus, nooit aan die van haar. Buurkinderen klimmen altijd bij haar zus op schoot, nooit bij haar. Toch slikte ik net op tijd een opmerking daarover in. Want wie ben ik om me daar mee te bemoeien. Alhoewel….
Selectie aan de poort is in Nederland niet gebruikelijk. Twijfels over de kindvriendelijkheid van een student SPW, over de sociale vaardigheden van een toekomstige leraar, over de omgangsvormen van een arts in opleiding? Het is moeilijk om daar een hard oordeel over te vellen. Grote kans dus dat ze toch succesvol hun opleiding afronden.
En wie durft er daarna nog haar collega openlijk te bekritiseren op sociaal gedrag en omgangsvormen? Wat doe je als ze ouders niet aan durft te kijken, als je vindt dat haar omgang met de kinderen niet heel liefdevol is, als ze nooit eens het initiatief neemt voor een spelletje of ouders nooit eens spontaan verslag uitbrengt over de dag. Moeilijk.
Maar er is verandering op komst. Jonge artsen haalden afgelopen maanden het nieuws met hun roep om meer aandacht voor omgangsvormen en bejegening in de opleiding. Wie op deze punten onvoldoende scoort, mag uit de opleiding gezet worden, vinden zij. Want het vak van arts is niet alleen technisch, maar vooral ook een vak van vragen stellen, inleven, uitleggen, meeleven en troosten. Het is alsof ze het over de kinderopvang hebben.
Natuurlijk zijn er genoeg geboren pedagogische medewerkers, peuterleidsters die van jongs af voorbestemd zijn voor het vak, leerkrachten die het vanaf dag één in de vingers hebben, maar we moeten niet bang zijn al die anderen aan te spreken op hun gedrag. In het belang van kind en ouder, maar ook van de eigen organisatie. Bejegening is voor patiënten nog steeds een bepalende factor bij de keuze voor een zorgverlener. Voor de kinderopvang is het vast niet anders.
En de dochter van mijn vriendin? Die is al weer gestopt met haar opleiding. Het bleek toch niets voor haar te zijn.

woensdag 10 december 2008

Binnenkort verschijnt:

En al was mijn moeder thuis. Praktische handreiking bij het vormgeven van dagarrangementen.

Onder redactie van Anja Hol, Leonie Heutz, Fred Verhees en Astrid van de Weijenberg, Uitgeverij SWP Amsterdam. ISBN: 9789066659988224. Eerste druk 2008
Andere tijden, andere schooltijden?

Column in Management Kinderopvang, december 2008

‘In het belang van werkende ouders en de buitenschoolse opvang passen wij onze schooltijden aan.’ Die mededeling stond het afgelopen jaar in veel nieuwsbrieven aan ouders van basisschoolleerlingen. Een verrassende ontwikkeling: scholen die rekening houden met ouders én met kinderopvang. Jarenlang was dat vloeken in de kerk.
Dat veel scholen hun schooltijden aanpassen, komt door de Wet flexibilisering schooltijden, die geeft scholen meer vrijheid om zelf de schooltijden te bepalen. Een van hun wensen is gelijke eindtijden voor boven- en onderbouw. Nu nog maken bovenbouwleerlingen meer uren dan onderbouwleerlingen. De meeste scholen willen daarvan af. Is dat echt om het ouders gemakkelijker te maken of vooral omdat het voor de eigen personeelsinzet veel gunstiger is? De verwijzing naar het belang van werkende ouders en de buitenschoolse opvang doet nogal geforceerd aan.
Natuurlijk concluderen dagindelingcommissies en -taskforces dat de huidige schooltijden niet goed afgestemd zijn op werkende ouders. En ook voor de kinderopvang is het prettig als de schooltijden aangepast worden. Het liefst een continurooster met een lange middag vrij. Dan kan de bso medewerkers een prettig contract bieden en op zo’n lange middag kun je veel meer doen.
Maar uit enquêtes blijkt, zo laat een rapport van de SKWgroep zien, dat ouders die eenmaal gewend zijn aan het traditionele lesrooster vaak sceptisch staan tegenover verandering. Ook de oudervereniging Ouders & Coo merkt dat. De vereniging krijgt veel telefoontjes van verontruste ouders over het wijzigen van de schooltijden. Zo’n wijziging grijpt namelijk diep in in het dagelijkse leven van gezinnen.
Moet je het daarom maar niet doen? Nee, want uit diezelfde enquêtes blijkt dat nieuwe ouders wel degelijk enthousiast zijn voor het continurooster. Betekent dat dat onze vrije woensdagmiddag een reliek uit vervlogen tijden is? Moeten wij ons spiegelen aan Scandinavisch model? Gaan onze kinderen over tien jaar hele dagen naar de brede school? Ook dat niet, lijkt mij. Uit de onlangs gehouden Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden van TNO en CBS blijkt dat Nederlanders, mannen en vrouwen, het liefst een werkweek hebben van 25 tot 28 uur. Buitenlanders kijken bovendien jaloers naar ons deeltijdland. Ik denk dat minister Rouvoet daarom helemaal niet conservatief is, zoals zijn critici beweren, als hij pleit voor gezinsvriendelijk werkgeverschap. Meer kinderopvang is goed en nodig, maar geen oplossing voor iedereen. Er zijn in Nederland nog heel veel ouders die veel tijd met hun kinderen willen doorbrengen.