dinsdag 3 juli 2007

Respect voor het kind

in eigenWijs nr.15, tijdschrift voor groepsleidsters van Kinderopvang Humanitas

Kinderen hebben recht op respect. Wij hebben respect voor het kind. Dergelijke zinnen vind je in ieder pedagogisch beleidsplan van bijna ieder kindercentrum. Als ouder dringen zulke zinnen nooit tot me door. Ik lees er overheen. Ja logisch, denk ik. Natuurlijk hebben ze respect voor mijn kind. Dat heb ik ook. Dat heeft mijn buurvrouw ook, en de bakker en de slager. Het zou mooi zijn als ze dat juist op een kinderdagverblijf niet zouden hebben.
Maar wat ermee bedoelt wordt, wat dat respect inhoudt, besef ik met een schok als ik me beroepshalve verdiep in het werk van Emmi Pikler. ‘Sinds ik volgens Pikler werk, til ik een baby niet meer zomaar op’, vertelt mij een leidster. ‘Ik kondig dat eerst aan. “Basje, ik ga je een schone luier aangeven, dus ik neem je even mee.”’ Die opmerking kwam bij mij wel aan. En hard ook. Hoeveel keer heb ik mijn eigen kinderen niet onverwacht de lucht in geslingerd? Vaak zelfs van achteren benaderd. Hup, daar gingen ze. In de stoel, in het bed, op het fietsstoeltje. Mijn kinderen moeten soms het gevoel hebben gehad dat ze met gesloten ogen in een achtbaan zaten. Is dat respect voor het kind?
Wat respect voor een kind betekent, zag ik ook onlangs bij de trainer die met een van mijn dochters werkt. Zij leert mij hoe je een gesprek voert waarbij zowel moeder als dochter volwaardige gesprekspartners zijn. Nooit spreekt ze over het hoofd van het kind tot de moeder. Ze neemt mij en mijn dochter even serieus.
Waarom is mij op het kindercentrum niet eerder opgevallen dat respect niet iets vanzelfsprekend is? Omdat het ook voor leidsters niet altijd even vanzelfsprekend is, denk ik. Wat ik zie zijn goede en minder goede leidsters. En inderdaad zit dat in de manier waarop ze het kind benaderen. Met meer of minder respect. De leidster die door haar knieën zakt en zich eerst tot mijn kind richt en dan pas tot mij, is mij liever dan de leidster die het andersom doet. Natuurlijk zijn er ouders die vooral zelf aandacht nodig hebben of die over hun kind praten alsof het zelf niet aanwezig is. Maar laten we die ouders opvoeden. Niet door ze te wijzen op wat ze fout doen, maar door zelf het goede voorbeeld te geven. Dan pas maak je duidelijk wat die zin in het pedagogisch beleid nu echt betekent.

Astrid van de Weijenberg

maandag 2 juli 2007

Column in Management Kinderopvang
6/7 2007

Zestien keer vijf dagen naar Zweden

Het is nu bijna juni. Nog zes weken duurt het schooljaar in de regio waar ik woon. Scholen zijn druk met het afronden ervan, nog even de sportdag, de juffendag en het eindfeest regelen. En natuurlijk de klassenindeling van volgend jaar. Een ouderavond daarover, een oudergesprek. Maar nooit, echt nooit, vallen de woorden buitenschoolse opvang of Van Aartsen/Bos.
In februari beloofde de bovenschoolse manager dat als wij ouders braaf de enquête op internet zouden invullen, we snel geïnformeerd zouden worden over de mogelijkheden. Nooit meer wat van gehoord. Verbaast me overigens niet, want die enquête was zo slecht opgesteld dat er vast niets noemenswaardigs uit is gekomen.
Wel lees ik op de website van de bovenschoolse organisatie (25 scholen) dat in april zestien medewerkers vijf dagen naar Stockholm gingen. Want hoe doen ze dat toch in Zweden?
Een telefoontje naar de plaatselijke kinderopvangorganisatie leert mij dat achter de schermen Van Aartsen/Bos de gemoederen in mijn regio wel degelijk bezighoudt. ‘Tachtig procent van mijn tijd gaat naar Van Aartsen/Bos’, zegt de directeur. Zo’n tien extra plaatsen moet dat wel opleveren, denkt ze, hoewel dat natte-vingerwerk is.
Tien plaatsen van tien scholen! Tien plaatsen zijn voor een kleine organisatie misschien niet gek, maar één per school is dat alle inspanningen van het afgelopen jaar waard? Is dat een bezoek van zestien keer vijf werkdagen naar Zweden waard?
Je kunt je afvragen of Van Aartsen/Bos de kinderopvang commercieel gezien verder brengt. Ook gezien de steeds vaker uitgesproken verwachtingen dat basisscholen en naschoolse opvang op termijn wel een geïntegreerd geheel zullen worden.Groot pluspunt in alle ontwikkelingen is wel dat het woord dagarrangement steeds vaker valt. Misschien dat dat de waarde van Van Aartsen/Bos moet zijn, dat het de basis is van een sluitend en interessant aanbod voor schoolkinderen. Zodat de werkende ouder eindelijk niet langer ook nog afhaalouder is, van de zwemles, de judo en de vioolles. Dus toch bedankt, namens de werkende ouders!