zondag 3 september 2017

 Eén soort kinderen

in Management Kinderopvang, 7 2016

Je weet het en toch schrik je er elke keer weer van: hoe weinig weet de buitenwereld wat kinderopvang inhoudt. Ik had onlangs een gesprek met een middelbare-schooldirecteur. Hij is betrokken bij het lokale welzijnswerk en kent de directeur van de kinderopvang goed. De kinderopvang dus ook, zou je denken. Toch was hij verrast over mijn mening dat er amper verschil is tussen kinderopvang en basisschool. Ook in de kinderopvang probeert men de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van kinderen zo goed mogelijk te stimuleren, legde ik uit. Ook in de kinderopvang vinden er discussies plaats over waar spelen eindigt en waar leren begint. En over in hoeverre we kinderen klaar moeten maken voor school, klaarstomen voor groep 1. Dezelfde discussie die in de kleuterklassen van de basisschool plaatsvindt waar het gaat over wanneer kinderen klaar zijn voor groep 3. En of het nu particuliere kinderopvangorganisaties zijn of stichtingen rijk word je niet van kinderopvang. De helft van de kinderopvangorganisatie is financieel  niet gezond, blijkt uit cijfers van het Waarborgfonds. Medewerkers en eigenaars, op misschien een enkele uitzondering na, zijn dus inhoudelijk gedreven. Net als schooldirecteuren en leerkrachten.
Ook de Raad van State gaf er vorige maand blijk van amper te weten wat kinderopvang inhoudt. De Raad van State zette vraagtekens bij de noodzaak van de plannen van minister Asscher tot harmonisatie, waarbij de regelgeving voor peuterspeelzalen volledig gelijk wordt getrokken aan die voor kinderdagverblijven. Dit ondanks een advies van de SER die pleit voor één basisvoorziening. Gelijk goed van start, heet het advies van de SER. De SER lijkt wel begrepen te hebben dat het doel van beide voorzieningen hetzelfde is.
De Raad van State heeft een ander beeld: je hebt kinderen met werkende ouders en kinderen die naar een peuterspeelzaal gaan. Kinderopvang is opvang, peuterspeelzalen zijn er voor spelend leren, aldus de Raad van State. Beide voorzieningen hebben verschillende doelen, vindt de Raad.
Ik geloof daar niets van. Doe de blinddoekproef en je zult nergens aan merken of je in een peuterspeelzaal bent gedropt of op een peutergroep van een kinderdagverblijf.

Hoe is het mogelijk dat de kinderopvang in al die decennia nog steeds niet duidelijk heeft kunnen maken waar ze voor staat? Hoe is het mogelijk dat een orgaan als de Raad van State niet ziet dat onderscheid maken tussen kinderopvang en peuterspeelzaal niet alleen blijkt geeft van slecht geïnformeerd zijn, maar ook segregatie in de hand werkt? We hebben één soort kinderen in Nederland en die verdienen allemaal een goede voorschoolse periode met goede begeleiding van hun ontwikkeling op alle terreinen.