maandag 17 oktober 2016

Vrouw op de groep

Column in Management Kinderopvang 6 (okt) 2016

‘Het staat of valt met leraren’, staat in de paragraaf over onderwijs in het concept-verkiezingsprogramma van D66, dat eind augustus verscheen. ‘Meer aandacht op de lerarenopleiding voor effectief lesgeven en het inzetten van de nieuwste inzichten en modernste methoden. Leraren moeten zich meer en vaker bijscholen en houden onderlinge gesprekken over de kwaliteit van lesgeven en bijdragen aan de ontwikkeling van leerlingen.’ Over de kinderopvang staat in het D66-programma alleen wat over financieringsstromen, dagdelen en samenwerking tussen instellingen.
GroenLinks heeft in haar concept-programma ook vooral aandacht voor leraren, maar gaat wel inhoudelijk in op de kinderopvang: ‘De kwaliteit van de kinderopvang gaat omhoog door meer aandacht te besteden aan de ontwikkeling van kinderen en aan de pedagogische vaardigheden van medewerkers.’
Andere partijen houden hun kaarten nog voor de borst, maar duidelijk is dat de landelijke discussie over kinderopvang bijna uitsluitend gaat over systemen, terwijl bij onderwijs de man of vrouw voor de klas veel vaker de prominente rol krijgt die hij/zij verdient.
Over de pedagogisch medewerker zou het dus moeten gaan. Niet voor niets blijkt uit alle onderzoeken dat kwaliteit in de kinderopvang nauw samenhang met de interactie tussen pedagogisch medewerker en kind. Precies zoals in het onderwijs de kwaliteit van de interactie tussen leraar en leerling bepalend is.
‘Eigenlijk zou een schoolleider alleen voor goede koffie hoeven te zorgen’, zei een schoolleider deze week chargerend tegen mij. Daarentegen zegt Anja Hol in dit nummer dat het belang van goed management onvoldoende erkend wordt. Allebei is natuurlijk waar. Goed management weet vertrouwen te schenken aan de professional op de groep, weet wanneer die professional extra ondersteuning nodig heeft, maar loopt niet in de weg.
Als we allemaal zo goed weten waar kwaliteit gemaakt en gebroken wordt waarom praten we er in de branche dan zoveel omheen. Het gaat over maatschappelijke kinderopvang en commerciële, over vier-ogen-op-de-groep, over stamgroepen, over IKC’s, doorlopende lijnen. Maar eigenlijk zou het maar over een ding moeten gaan: wat heeft de pedagogisch medewerker nodig om haar werk uitmuntende te kunnen doen.
Natuurlijk is er een verschil tussen hbo- of universitair geschoolde leraren en de mbo’ers die in de kinderopvang werken. Maar net als in het onderwijs moet de aandacht naar de inhoud. Of een kind zijn eerste jaren nu doorbrengt in een IKC, brede school, particulier kinderdagverblijf of bij een gastouder maakt niet uit. Het gaat om het contact tussen de volwassenen en het kind, om de vrouw (in de meeste gevallen) op de groep. Het management is ervoor om uit haar het allerbeste te halen.