Column in Management Kinderopvang 6 (okt) 2016
‘Het staat of valt met leraren’,
staat in de paragraaf over onderwijs in het concept-verkiezingsprogramma van
D66, dat eind augustus verscheen. ‘Meer aandacht op de lerarenopleiding voor
effectief lesgeven en het inzetten van de nieuwste inzichten en modernste
methoden. Leraren moeten zich meer en vaker bijscholen en houden onderlinge
gesprekken over de kwaliteit van lesgeven en bijdragen aan de ontwikkeling van leerlingen.’
Over de kinderopvang staat in het D66-programma alleen wat over
financieringsstromen, dagdelen en samenwerking tussen instellingen.
GroenLinks heeft in haar
concept-programma ook vooral aandacht voor leraren, maar gaat wel inhoudelijk
in op de kinderopvang: ‘De kwaliteit van de kinderopvang gaat omhoog door meer
aandacht te besteden aan de ontwikkeling van kinderen en aan de pedagogische
vaardigheden van medewerkers.’
Andere partijen houden hun
kaarten nog voor de borst, maar duidelijk is dat de landelijke discussie over
kinderopvang bijna uitsluitend gaat over systemen, terwijl bij onderwijs de man
of vrouw voor de klas veel vaker de prominente rol krijgt die hij/zij verdient.
Over de pedagogisch medewerker zou
het dus moeten gaan. Niet voor niets blijkt uit alle onderzoeken dat kwaliteit
in de kinderopvang nauw samenhang met de interactie tussen pedagogisch
medewerker en kind. Precies zoals in het onderwijs de kwaliteit van de
interactie tussen leraar en leerling bepalend is.
‘Eigenlijk zou een schoolleider
alleen voor goede koffie hoeven te zorgen’, zei een schoolleider deze week chargerend
tegen mij. Daarentegen zegt Anja Hol in dit nummer dat het belang van goed
management onvoldoende erkend wordt. Allebei is natuurlijk waar. Goed
management weet vertrouwen te schenken aan de professional op de groep, weet
wanneer die professional extra ondersteuning nodig heeft, maar loopt niet in de
weg.
Als we allemaal zo goed weten
waar kwaliteit gemaakt en gebroken wordt waarom praten we er in de branche dan
zoveel omheen. Het gaat over maatschappelijke kinderopvang en commerciële, over
vier-ogen-op-de-groep, over stamgroepen, over IKC’s, doorlopende lijnen. Maar
eigenlijk zou het maar over een ding moeten gaan: wat heeft de pedagogisch
medewerker nodig om haar werk uitmuntende te kunnen doen.
Natuurlijk is er een verschil
tussen hbo- of universitair geschoolde leraren en de mbo’ers die in de
kinderopvang werken. Maar net als in het onderwijs moet de aandacht naar de
inhoud. Of een kind zijn eerste jaren nu doorbrengt in een IKC, brede school, particulier
kinderdagverblijf of bij een gastouder maakt niet uit. Het gaat om het contact
tussen de volwassenen en het kind, om de vrouw (in de meeste gevallen) op de
groep. Het management is ervoor om uit haar het allerbeste te halen.