maandag 17 oktober 2016

Tweedeling

Column in Management Kinderopvang 3 (mei) 2016


Mijn dochter (5 vwo) gaat twee keer zwemmen tijdens de gymles. Voor een cijfer. Haar klasgenoot van Marokkaanse afkomst haalde er een onvoldoende voor. Ze had weliswaar op de basisschool tijdens schoolzwemmen haar A-diploma gehaald, maar dat betekent niet dat ze tien jaar na dato nog echt kan zwemmen. Nooit meer gedaan namelijk.
Iedere hoogopgeleide en goedgebekte ouder zou op hoge poten naar school gestapt zijn, maar niet haar ouders. Hetzelfde zien we wanneer basisscholen hun schooladvies geven voor het voortgezet onderwijs. Dat blijkt recent weer uit onderzoek. Hoogopgeleide ouders weten hun kinderen naar een hoger niveau te praten. En dat hogere niveau is tegenwoordig steeds vaker een ongedeeld schooltype. Geen vmbo/havo, waarbij leerlingen gedurende de brugklas nog een tweede kans krijgen. In kleurige brochures laten scholen zien dat hun havo-afdeling echt apart zit en niet bij het vmbo-deel, ver van het gepeupel dus. Die sukkeltjesschool hoorde ik laatst een moeder met een havo-zoon het vmbo noemen.
De kloof tussen hoogopgeleid en laagopgeleid wordt groter. De tweedeling in het onderwijs is het onderwerp van menig artikel in de media in de afgelopen maanden. Komt het door Molenbeek, de Brusselse wijk die als voedingsbodem voor terrorisme wordt gezien en waar alle grote-stadsproblematiek samenkomt? Krijgen wij in Nederland ook een Molenbeek?
Bezorgdheid daarover is er ook van de minister en de staatssecretaris van Onderwijs. Dit is echt niet de bedoeling. Ondertussen groeit de kloof mede door het onderwijsachterstandenbeleid van deze bewindspersonen. In totaal is daarvoor in 2018 100 miljoen euro minder beschikbaar dan in 2015, maar de achterstanden dalen niet. Wel de manier waarop ze geturfd worden. Door de komst van veel vluchtelingenkinderen groeit zelfs het aantal kinderen dat extra ondersteuning nodig heeft. Slechts de helft van hen is volgens de huidige definitie een achterstandsleerling, maar ze hebben allemaal extra taallessen nodig.
Ondertussen blijven we in Nederland hangen in de discussie over VVE. Werkt het nu wel of werkt het niet? Waarom scholen we onze pedagogisch medewerkers niet zo goed mogelijk. Waarom is dat voor leerkrachten op de basisschool een vanzelfsprekendheid en niet voor pedagogisch medewerkers? Is het pas vanaf vier jaar belangrijk wie er voor een groep staat? Terecht zeggen PO-Raad, Brancheorganisatie Kinderopvang, MOgroep en VNG dat scholen, peuterspeelzalen en de kinderopvang een rijke leer- en speelomgeving moeten kunnen bieden aan kinderen die risico op achterstanden lopen, ‘zodat ook zij hun talenten kunnen ontwikkelen waardoor ze een succesvolle (school)loopbaan kunnen starten en voortzetten’. Belangrijk voor alle kinderen, zou ik daaraan willen toevoegen.