Column in Management Kinderopvang, maart 2014
‘Drie kinderen dat is niet één plus één plus één. Dat is veel meer: het eerste én het tweede kind, het eerste én het derde kind, het tweede en het derde kind en alle drie samen. Zeven grote werelden. Antipathie, vriendschap, vechtpartij, welwillendheid, blijdschap, verdriet. Reken zelf uit over hoeveel werelden tien, twintig, dertig kinderen beschikkelen. Vele werelden en moeilijke werelden, vol doornen en distels.’ Deze mooie uitspraak van Janusz Korczak (uit: Het recht van het kind op respect, Amsterdam 2007) geeft goed weer waarom opvoeding in een groep zo ingewikkeld is.
Met enige zorg kun je daarom kijken naar berichten dat er meer kinderen met ontwikkelingsachterstand en gedragsproblemen naar de kinderopvang komen. Dit is het gevolg van de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeenten. BBMP wijdde er een artikel aan in het november/decembernummer. Jo Hermanns, hoogleraar opvoedkunde aan de Universiteit van Amsterdam, voorspelt erin dat over vijf jaar alle jeugdzorgactiviteiten plaatsvinden in en om het gezin en/of het netwerk van kinderen. De kinderopvang, die al een belangrijke wijkfunctie heeft, kan in dat geval rekenen op een sleutelrol.
Niemand is tegen deze ontwikkeling. Iedereen ziet de voordelen van zorg, onderwijs en opvang dichtbij huis. Niet kinderen in een busje zetten, maar een plekje geven in de wijk bij hun buurkinderen. Maar kan de kinderopvang dit aan? Dezelfde vraag wordt al een aantal jaren aan het onderwijs gesteld vanwege de komst van Passend Onderwijs. Vanaf 1 augustus dit jaar moeten scholen alle leerlingen, ook die met extra zorgbehoeften, een plek aanbieden. Kan een school dit aan?
Scholen ontwikkelen een ondersteuningsprofiel waarin staat welke zorg ze kunnen bieden, welke niet. Waarin zijn ze goed? Wat kunnen ze niet? En hoeveel kinderen met zorg kunnen ze herbergen? Het zou goed zijn voor de kinderopvang om hetzelfde te doen.
Passend onderwijs en passende kinderopvang vraagt namelijk wat van de leraar en pedagogisch medewerker. Dat is niet zomaar te leren in een cursusje of door het lezen van een handelingsplan. Handelingsplannen voor kinderen met bijvoorbeeld PDD-NOS of ADHD zijn geduldig, maar staan vaak ver van de realiteit in een groep. Ook zijn er afgelopen jaren al te veel leerkrachten geweest die ambulante begeleiders, die de zorgkinderen ondersteunen, liever zien gaan dan komen. Hun goedbedoelde tips zijn vaak slecht uitvoerbaar in groepsverband en verzwaren hun werk eerder dan dat ze het verlichten. Begeleiding van pedagogisch medewerkers en leerkrachten werkt dan ook alleen als op de groep naar de groep gekeken wordt.