dinsdag 14 december 2010

Arbeidsmarktargument

Column in Management Kinderopvang, 11 2010

Het was deze maand niet lang zoeken naar berichten over kinderopvang in de media. Geen van de plannen van de oude CDA/ChristenUnie-regering zorgden voor zoveel ophef als de bezuinigingen op kinderopvang. Je kunt ze afdoen als de christelijke voorkeur voor moeder lekker thuis bij de kinderen, maar ook de nieuwe regering zal de kinderopvang niet ontzien. Waar is de tijd dat de VVD zich, bij monde van Jozias van Aartsen, hard maakte voor beter naschoolse opvang om gesleep met kinderen te voorkomen? Nog steeds heeft de kinderopvang de naam Van Aartsen en zijn motie voorop de tong liggen, maar inmiddels meent de VVD dat ouders meer moeten betalen aan kinderopvang. Dat wordt dus een dagje extra naar oma en dus meer gesleep. Een logischere keus zou zijn om het bedrijfsleven zijn toebedeelde deel ook daadwerkelijk te laten bijdragen, maar dit rechtse kabinet ontziet het bedrijfsleven aan alle kanten.
Begrijpelijk dat de kinderopvangbranche in de media uiting gaf aan haar ongenoegen. Een paar dagen mocht iedereen voluit kankeren, maar toen kwamen de meer genuanceerdere commentaren. ‘Leuk is het niet, maar de felle tegenstand tegen deze maatregel, is lichtelijk overtrokken’, concludeerde Trouw in zijn hoofdredactioneel commentaar.
Het veel gebruikte arbeidsmarktargument gaf daar dan ook aanleiding toe. Ouders gaan minder werken, was het meest gehoorde, maar ook meest discutabele argument tegen deze bezuiniging. Want hoeveel ouders zeggen daadwerkelijk hun baan op als de kosten van kinderopvang stijgen? Daarover verschillen de meningen. In ieder geval is hoogleraar Janneke Plantenga veel somberder dan het Sociaal Cultureel Planbureau en verantwoordelijk minister Rouvoet.
Het arbeidsmarktargument is daarom niet sterk. De kinderopvangbranche roept bovendien al jaren dat kinderopvang meer is dan een arbeidsmarktinstrument. Toch schiet de branche bij een beetje tegenwind onmiddellijk in die oude modus. Nergens werden de plannen voor een Dutch Design genoemd waarbij kinderopvang, onderwijs, welzijn, sport, cultuur en jeugdzorg samenwerken aan een sluitend dagarrangement. Het was nota bene Willem Vermeend van de Branchevereniging die ik voor het eerst het pedagogisch argument hoorde inbrengen, in een ingezonden bijdrage in de Volkskrant (25 september jl.). Terwijl Vermeend juist degene was die zich distantieerde van het Dutch Design, omdat hij vreesde voor te veel staatsopvoeding. Nu is hij het die de pedagogische waarde in de strijd gooit. Hij is ook degene die naar voren brengt dat kwaliteit een prijs heeft en het juist de ambitie is van overheid en branche om de kwaliteit te verhogen. Hè, hè, eindelijk de juiste argumenten.