Column in Management Kinderopvang 7/8 2014
In mijn gemeente opent na de zomervakantie een nieuwe school. Ondanks krimpende leerlingaantallen blijkt de behoefte aan een ander type onderwijs groot. Al meer dan zeventig leerlingen zijn aangemeld voor de school met een experimenteel karakter. Dat bezorgt het gemeentebestuur hoofdbrekens. Want waar breng je die leerlingen onder. Ze zijn ook nog eens dubbel geteld, want voor de bestaande scholen telt de 1-oktobertelling (van oktober 2013 wel te verstaan) en bij een nieuwe school telt de inschrijving voor het komende schooljaar.
Ouders van scholen met vrije lokalen staan op hun achterste benen als hun het bericht bereikt dat de nieuwe school onder hun dak zou kunnen komen. ‘Nee, dat is een slecht idee. Die andere school heeft lokalen leeg. Dat is veeeel beter.’
Dat die lokalen niet leeg zijn, maar de lokale kinderopvangondernemer ze huurt voor de buitenschoolse opvang is een verwaarloosbare bijkomstigheid. Niet alleen voor ouders die dat goed uitkomt, maar ook voor de politiek. Die buitenschoolse opvang verhuizen we wel weer naar een andere plek. En ook weer valt het c-woord: de kinderopvang, die is commercieel.
Ik sprak laatste een kinderopvangdirecteur die er pessimistisch van werd. Aan kinderopvang blijft kleven dat men het als een onbelangrijke dienst beschouwt. En aan de andere kant zijn er de hoge verwachtingen die de kinderopvang niet waar kan maken. Want er is weinig bewijslast voor wat de kinderopvang toevoegt. Iedereen ziet het belang van een goed aanbod in de voorschoolse periode, voor de algehele ontwikkeling van kinderen. Maar geen enkel onderzoek toont het aan met harde bewijzen.
Hele generaties volwassenen zijn bovendien opgegroeid zonder peuterspeelzaal of kinderopvang. En zij zijn bijna allemaal goed terecht gekomen. Geen wonder dat in de ogen van ouders en ook de politiek het belang van kinderopvang gerelativeerd wordt. Daar komt nog bij dat in Nederland-Deeltijdland kinderen vaak maar twee dagen naar de kinderopvang gaan. ‘Ach, dan zijn ze nog vijf dagen thuis. Als ze het maar naar hun zin hebben, dan is de opvang goed genoeg.’
Opvang blijft daardoor opvang. Meer niet. Ouders kiezen niet op kwaliteit, maar op prijs. Je ziet nog geen zeventig kinderen overstappen naar een andere kinderopvangorganisatie omdat die gaat werken met iPads volgens een andere concept. Wel omdat een andere organisatie een paar dubbeltjes goedkoper is per uur.
We moeten de kinderopvang veel serieuzer nemen, zeg BOinK-voorzitter Gjalt Jellesma in een column op de GGD-website (16 juni). Met ‘we’ bedoelt hij beleidsmakers, ouders én pedagogisch medewerkers. Hij heeft gelijk. Maar Jellesma’s ‘we’ bestaat geheel uit ouders. Ook de beleidsmakers en de pedagogisch medewerkers zijn ouders. En stiekem denken al die ouders: zolang ikzelf maar het merendeel van de tijd voor mijn kinderen zorg, komt het wel goed. Goed genoeg is al snel goed genoeg.