in eigenWijs, nr. 40
Na mijn middelbare school ging ik Nederlands studeren. ‘Nederlands? Dat kun je toch al?’ Mijn studiekeus zorgde bij veel mensen voor verbazing. Is dat terecht? Nederlands, kunnen we dat al?
Dat blijkt niet uit wat je om je heen hoort en leest. Mijn taalvaardige dochters zijn in een levensfase dat ze lol hebben in het corrigeren van ieders taalfouten. En dat zijn er nogal wat. Ook bij mijzelf. ‘Oei mam, jij hebt Nederlands gestudeerd en jij zegt: de aanrecht. Het is het aanrecht.’ Ze gaan niet akkoord met mijn antwoord dat dat ‘gewestelijk’ (ofwel Brabants) is en dat dat best mag in gesproken taal. In familiekring althans.
De meeste kinderen zijn niet zoals die van mij. Zij wijzen hun ouders niet op taalfouten. En andersom kunnen zelfs veel ouders hun kinderen niet corrigeren. In Amsterdam heeft de helft van de 6300 peuters (2,5 tot 4 jaar) een taalachterstand, zo meldt de Volkskrant. Daarom wil de gemeente Amsterdam een voorschoolse voorziening oprichten waar alle kinderen vanaf 2,5 jaar naar toe gaan.
Taal is het allerbelangrijkste onderdeel van voorschoolse programma’s, in heel Nederland. Wie komt er in aanmerking voor zo’n voorschool? Alle kinderen van wie de ouders niet meer dan een vmbo-opleiding hebben, krijgen een VVE-indicatie van het consultatiebureau.
Dat vraagt dus wat van de taalvaardigheid van pedagogisch medewerkers. Zijn zij tijdens hun mbo-opleiding en VVE-nascholing voldoende taalbewust geworden? Onderzoekers van het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) zagen dat het niveau van studenten enorm verschilt. Dat het erg afhankelijk is van de persoon. Niet van de school, niet van de organisatie waar ze stage liepen of werkten. Pedagogisch medewerkers kunnen kortom zelf veel bijdragen aan hun eigen ontwikkeling. Móeten zelf bijdragen aan hun eigen ontwikkeling.
Het nieuwe NCKO-rapport naar kwaliteit van de kinderopvang bevat een klein onderzoekje naar de woordenschat van pedagogisch medewerkers. Een grotere woordenschat betekent een hogere score op het onderdeel ‘Praten en uitleggen’. Dat is natuurlijk geen grote verrassing. Dat betekent wel dat er aan die woordenschat gewerkt moet worden.
Dat werken begint met bewustzijn van taal. Met lezen. Leg weg die iPad, zet uit die TV. Lees deze eigenWijs, van kaft tot kaft. Lees boeken en kranten. Zodat je kunt zeggen: ‘Taal is zeg maar echt mijn ding’. Zo heet het populaire boek van Paulien Cornelissen. Het gaat niet over hoe mensen met elkaar moeten praten, maar hoe ze dat per ongeluk doen. Over modieuze uitdrukkingen, over wat mensen zeggen en wat ze bedoelen. Het stond wekenlang in de top 10 en is aan de 32e druk toe. Dat dan weer wel. Veel mensen vinden lezen over taal leuk. Bij pedagogisch medewerkers hoort het bij hun vak.