maandag 31 mei 2010

Niet peuters, juffen hebben achterstand

OPINIE de Volkskrant, Astrid van de Weijenberg op 15 mei

Jongens zouden een jaar later naar de basisschool moeten, zegt Lauk Woltring. Niet alleen voor jongens, voor bijna alle kleuters ligt het tempo te hoog.
Vroeger konden 4-jarigen in de kleuterklas langzaam wennen, tegenwoordig moeten ze vanaf dag één aan de bak. Of liever nog ervoor al, in de voorschool. In groep 1 en 2 van de basisschool heeft de cognitieve ontwikkeling steeds meer nadruk gekregen. Niet alleen jongens, zoals Lauk Woltring schetst (Jong, 4 mei) kunnen dat vaak niet bijbenen, ook veel allochtone kinderen niet. En er zijn genoeg meisjes die de aansluiting ook missen, omdat ze er nog niet aan toe zijn.
In groep 2 wordt van kleuters verwacht dat ze letters en cijfers kunnen benoemen en hun eigen naam schrijven. Twee belangrijke criteria bij het signaleren van taalachterstanden. Toch krijgen veel kinderen, onder hen veel jongens, pas later interesse in cijfers en letters, bijvoorbeeld halverwege groep 3. En dan gaan ze ook als een speer vooruit. Ze zijn namelijk schoolrijp geworden.
Zo heette dat vroeger. Maar daar kunnen we tegenwoordig niet meer op wachten, want dan hebben kinderen al een enorme achterstand opgelopen. Wie de promoties aan de faculteiten psychologie en pedagogie een beetje volgt, komt steeds weer nieuwe pleidooien tegen voor steeds weer nieuwe toetsen.
Ook de politiek laat zich niet onbetuigd. De VVD wil volgens haar verkiezingsprogramma peuters verplicht toetsen om taalachterstanden op te sporen. Voormalig staatssecretaris Dijksma is daar tegen, maar zij had in haar bestuursperiode de mond vol van taalachterstanden aan het begin van de basisschool. ‘En die achterstand is niet meer weg te werken’, kwam daar onheilspellend achteraan. En het erge is: ze heeft gelijk.
Naarmate het onderwijs meer cognitief is ingesteld, wordt de kloof steeds groter tussen de achterblijvers en de voorlopers. Betekent dat dat we steeds vroeger moeten beginnen om de achterblijvers op te sporen? Dat gebeurt nu. Maar is het eind dan niet zoek of liever het begin? Moeten we eenjarigen gaan toetsen, tweejarigen bijles geven?
Pedagogen in kinderopvang en peuterspeelzalen hameren erop dat het belangrijk is om de totale ontwikkeling van kinderen te stimuleren: motorisch, creatief, sociaal-emotioneel én cognitief. Maar op de huidige basisschool ligt de nadruk steeds meer op taal en rekenen.
Dat komt enerzijds doordat de meeste kleuterleerkrachten geen speciale opleiding meer hebben gevolgd. Een specialisatie tot kleuterleerkracht tijdens de Pabo-opleiding kan dat probleem verhelpen. Blijft overeind dat de Onderwijsinspectie al van kleuters een Cito-score verlangt. Weinig scholen durven die eis naast zich neer te leggen. Met als gevolg dat zij de les aanpassen en er op menig kleuterklasdeur een paar keer per jaar ‘Stilte Citotoets’ prijkt.
Veel politieke partijen zijn voor meer samenhang tussen schoolse en voorschoolse voorzieningen, zoals kinderopvang en peuterspeelzaal. De kans is groot dat daarmee schoolse systemen de voorschoolse periode infecteren. Zoals de echte kleuterklas verdween bij het ontstaan van de basisschool. Een goede pedagogisch medewerker, peuterspeelzaalleidster en kleuterleerkracht heeft geen schoolse methode nodig. Die weet dat jonge kinderen zich spelenderwijs ontwikkelen. De ene iets sneller, de andere iets langzamer. School dus niet de peuters en kleuters bij, maar de pedagogisch medewerkers en de leerkrachten op de basisschool. En begin met het afschaffen van Cito-toetsen in de kleuterklas.