Toezichthouder
column in Management Kinderopvang 11 2011
‘En als u dan geen tijd of zin heeft om zitting te nemen in de klankbordgroep, de ouderraad of de medezeggenschapsraad, dan zie ik u weer over zes jaar, bij de diploma-uitreiking’, zegt de rector van de school van mijn brugklasdochter. Ze zijn er nog steeds, ouders die twee keer in de onderwijscarrière van hun kind op de middelbare school komen: tijdens de open dag en bij de diploma-uitreking. Maar het worden er wel steeds minder, aldus Frederik Smit, dé deskundige op het gebied van de ouderbetrokkenheid. Voor het tv-programma De Avond van het Onderwijs deed hij onderzoek naar ouders en school. Ouders blijken een grotere rol te willen dan ze nu krijgen. Niet alleen als hun kinderen klein zijn, maar ook als ze al pubers zijn (de Volkskrant, 3 oktober jl.).
Hoe kan het dan dat de kinderopvang zo veel moeite heeft om zijn oudercommissies bezet te krijgen? Omdat ouders terecht het gevoel hebben dat ze zo weinig te zeggen hebben. Denk ik.
In het huisblad van BOinK (september/oktober jl.) staat het verhaal van een oudercommissie die de strijd aan ging tegen de uitbreiding van het aantal uren opvang per dag. Ze leverde flinke inspanning en ging tot aan de Klachtenkamer, maar het leidde tot niets. De directie legde de uitspraak gewoon naast zich neer. Zelfs BOinK lijkt het hoofd in de schoot te leggen, blijkens de tekst bij het verhaal. ‘BOinK adviseert oudercommissies voorafgaand aan het adviestraject prijswijzigingen een goede afweging te maken tussen tijd en energie (…) en de verwachte resultaten. Soms kan het beter zijn om zich actief te richten op de verbetering van de pedagogische kwaliteit.’
Medezeggenschapsraden en oudercommissies, ze lopen tegen dezelfde problemen aan. Te weinig tijd, te weinig kennis en te weinig invloed om echt het verschil te kunnen maken. Geen wonder dat veel ouders gedemotiveerd raken en opstappen, concludeert ook BOinK. Hierdoor gaat er nog meer kennis verloren.
De kinderopvangorganisatie, de school, maar ook de hele maatschappij moet zijn toezichthouders koesteren. We hebben genoeg van toezichthouders die als excuus voor het buitensporige salaris van hun directeur, zoals bij het Centraal Orgaan Asielzoekers, verklaren: we kwamen maar vier keer per jaar bij elkaar en hadden helemaal geen tijd om naar het salaris te kijken.
De kinderopvang is geen particuliere sector. Er gaat veel belastinggeld om. Een uitbreiding van uren die door 95 procent van de ouders ongewenst is, is in feite een greep in de staatskas. Koester de (toezichth)ouder die daar actie tegen onderneemt.
dinsdag 8 november 2011
Kritische ouders
column in Management Kinderopvang, 10 2011
Dertig procent van de ouders met kinderen in de dagopvang en 31 procent van de ouders met kinderen op de buitenschoolse opvang zegt vanwege de aangekondigde bezuiniging minder af te gaan nemen of helemaal te stoppen met kinderopvang. Dat heeft Intomart uitgezocht voor de Vereniging GoedGeregeld, een belangenvereniging voor werkende ouders.
Dat is slecht nieuws voor de kinderopvang, maar is het ook slecht nieuws voor ouders en kinderen? Minder druk op de beschikbare plaatsen betekent voor ouders meer keus en voor de kinderopvang dat ze meer haar best moet gaan doen. Zoals Corona Koek, directeur van Zo Kinderopvang en woordvoerder van de branchevereniging, terecht opmerkt in De Pers (16 augustus jl.): ‘Ondernemers die eerst lui achterover konden leunen omdat ouders toch wel met hun kind in de rij stonden, moeten nu meer moeite doen om klanten te werven en te behouden.’
Jarenlang moesten ouders, met name in de Randstad, tevreden zijn met ieder beschikbaar plekje. Die tijd lijkt nu voorbij. Ouders kunnen kiezen voor kwaliteit. En dat is goed. Uit eigen ervaring weet ik dat als de nood maar hoog genoeg is, je als ouder je niet-pluis-gevoel onderdrukt.
Kijk naar de hoeveelheid energie die ouders steken in het kiezen van een basisschool of een middelbare school. Het is goed als ze met diezelfde kritische blik naar kinderdagverblijven kijken. Natuurlijk kun je niet alle rampen voorzien. Maar wie serieus onderzoekt, haalt gemakkelijk de ondernemingen eruit die uitsluitend op geld verdienen zijn gericht. En hoe kun je in de kinderopvang meer geld verdienen? Door de personele inzet zo minimaal mogelijk te houden.
Dan hoeven we ook helemaal geen Big Brother in de kinderopvang. Zo noemde Eén Vandaag het idee van Kamp om cameratoezicht toe te passen (3 september jl.). Het is een voorspelbare reactie na ieder drama: meer regels. Maar hoeveel vingerscans zijn er gekomen na de schietpartij op het kinderdagverblijf in het Belgische Dendermonde in 2009? Ik ben er nog niet een tegengekomen.
Tavecchio zet in de uitzending van Eén Vandaag vraagtekens bij cameratoezicht: ‘De vanzelfsprekendheid, de spontaniteit verdwijnt. Terwijl het effect niet zeker is en in ieder geval niet van tevoren onderzocht.’ Ook arbeidsdeskundige Marion Hagenaars vindt het heel ver gaan. Gesprekken van pedagogisch medewerkers worden ook door de camera’s opgenomen, ook gesprekken over privézaken. En Henk Lustig, de nieuwe directeur van ‘t Hofnarretje, zegt: 'We hebben tien groepen op vijf locaties die ongeveer elf uur per dag open zijn. Stel dat je op iedere groep vier camera's hangt, wie bekijkt dan die beelden? En als je die beelden gebruikt omdat er iets mis is, ben je dan niet al te laat?'
Met het verstrijken van de tijd verdwijnt ook het gevoel dat we al het leed voor onze kinderen kunnen voorkomen. Dat zagen we na Dendermonde, na de dood van Jesse Dingemans die doodgeschoten werd in zijn klaslokaal, na de zwemleraar in Vught. Dan zien we alles weer in de juiste proporties. Wat moeten blijven, zijn de kritische ouders.
column in Management Kinderopvang, 10 2011
Dertig procent van de ouders met kinderen in de dagopvang en 31 procent van de ouders met kinderen op de buitenschoolse opvang zegt vanwege de aangekondigde bezuiniging minder af te gaan nemen of helemaal te stoppen met kinderopvang. Dat heeft Intomart uitgezocht voor de Vereniging GoedGeregeld, een belangenvereniging voor werkende ouders.
Dat is slecht nieuws voor de kinderopvang, maar is het ook slecht nieuws voor ouders en kinderen? Minder druk op de beschikbare plaatsen betekent voor ouders meer keus en voor de kinderopvang dat ze meer haar best moet gaan doen. Zoals Corona Koek, directeur van Zo Kinderopvang en woordvoerder van de branchevereniging, terecht opmerkt in De Pers (16 augustus jl.): ‘Ondernemers die eerst lui achterover konden leunen omdat ouders toch wel met hun kind in de rij stonden, moeten nu meer moeite doen om klanten te werven en te behouden.’
Jarenlang moesten ouders, met name in de Randstad, tevreden zijn met ieder beschikbaar plekje. Die tijd lijkt nu voorbij. Ouders kunnen kiezen voor kwaliteit. En dat is goed. Uit eigen ervaring weet ik dat als de nood maar hoog genoeg is, je als ouder je niet-pluis-gevoel onderdrukt.
Kijk naar de hoeveelheid energie die ouders steken in het kiezen van een basisschool of een middelbare school. Het is goed als ze met diezelfde kritische blik naar kinderdagverblijven kijken. Natuurlijk kun je niet alle rampen voorzien. Maar wie serieus onderzoekt, haalt gemakkelijk de ondernemingen eruit die uitsluitend op geld verdienen zijn gericht. En hoe kun je in de kinderopvang meer geld verdienen? Door de personele inzet zo minimaal mogelijk te houden.
Dan hoeven we ook helemaal geen Big Brother in de kinderopvang. Zo noemde Eén Vandaag het idee van Kamp om cameratoezicht toe te passen (3 september jl.). Het is een voorspelbare reactie na ieder drama: meer regels. Maar hoeveel vingerscans zijn er gekomen na de schietpartij op het kinderdagverblijf in het Belgische Dendermonde in 2009? Ik ben er nog niet een tegengekomen.
Tavecchio zet in de uitzending van Eén Vandaag vraagtekens bij cameratoezicht: ‘De vanzelfsprekendheid, de spontaniteit verdwijnt. Terwijl het effect niet zeker is en in ieder geval niet van tevoren onderzocht.’ Ook arbeidsdeskundige Marion Hagenaars vindt het heel ver gaan. Gesprekken van pedagogisch medewerkers worden ook door de camera’s opgenomen, ook gesprekken over privézaken. En Henk Lustig, de nieuwe directeur van ‘t Hofnarretje, zegt: 'We hebben tien groepen op vijf locaties die ongeveer elf uur per dag open zijn. Stel dat je op iedere groep vier camera's hangt, wie bekijkt dan die beelden? En als je die beelden gebruikt omdat er iets mis is, ben je dan niet al te laat?'
Met het verstrijken van de tijd verdwijnt ook het gevoel dat we al het leed voor onze kinderen kunnen voorkomen. Dat zagen we na Dendermonde, na de dood van Jesse Dingemans die doodgeschoten werd in zijn klaslokaal, na de zwemleraar in Vught. Dan zien we alles weer in de juiste proporties. Wat moeten blijven, zijn de kritische ouders.
maandag 26 september 2011
Ethische dilemma’s
column in Eigenwijs 32, tijdschrift voor pedagogisch medewerkers van Kinderopvang Humanitas
Niemand in de kinderopvang kan de zedenzaak in Amsterdam afdoen als: ver van mijn bed. De zedenzaak heeft namelijk verstrekkende gevolgen voor de kinderopvang. Minister Kamp wil bijvoorbeeld permanente screening invoeren. Dat wil zeggen dat alle pedagogisch medewerkers iedere twee jaar een nieuwe VOG moeten aanvragen. Ook moeten alle medewerkers in de kinderopvang met naam en toenaam bekend zijn. Dan kan het ministerie van Veiligheid en Justitie de melding van een relevant strafbaar feit, bijvoorbeeld kindermisbruik, onmiddellijk aan de werkgever doorgeven. Minister Kamp is bovendien voorstander van het zogenaamde ‘vierogenprincipe’, waarbij er altijd minstens twee medewerkers zicht hebben op de groep.
Zijn pedagogisch medewerkers nu voortaan bij voorbaat verdacht? Daar lijkt het wel op. Ze moeten zich daar in ieder geval bewust van zijn. Maar niet alleen de kinderopvang heeft hier last van. Elke branche waarbij kinderen in het spel zijn, moet op haar hoede zijn.
In het onderwijs maakte ik laatst een heftige discussie mee over het onderwerp: mag je ruziënde kinderen uit elkaar trekken. De aanleiding was een officiële klacht van een ouder die vond dat haar kind te hardhandig was vastgepakt. Kinderen niet aanraken, was daarop het devies van de directeur. Hij zette het in een nieuwe gedragscode. Verontwaardiging was zijn deel. ‘Hoe kan dat nou?’, riepen alle juffen en meesters. ‘Dan kan ik mijn vak niet meer uitoefenen.’ Volgens mij was deze directeur erop uit om het vuurtje aan te wakkeren. Opeens was de discussie namelijk ‘all over the place’. Wat kan wel, wat kan niet? Een aai over een bol, een kind op schoot nemen? En tot welke leeftijd kan dat? En als een kind daar eigenlijk niet zo van houdt? En hoe kijken ouders daar tegenaan? Het resultaat is dat iedere leerkracht zich er opeens hevig van bewust is dat niet iedereen dezelfde grenzen heeft.
Het vergroot ook de weerbaarheid van mensen als ze over deze dilemma’s in gesprek zijn gegaan. Met zichzelf, met collega’s, maar ook met ouders. Ik ken een leerkracht in het speciaal onderwijs. Op een ouderavond legt hij altijd uit dat hij bij de hogere klassen voor en na de gym niet in de kleedkamers komt. ‘Maar wat moet ik doen als er oorlog uitbreekt in die kleedkamer’, vraagt hij de ouders. Zonder uitzondering zeggen die: ‘naar binnen gaan’.
Alles weten is alles begrijpen, zeggen ze wel eens. Nou zal niet iedere ouder overlopen van begrip. Maar een pedagogisch medewerker die erover heeft nagedacht, staat waarvoor ze staat. En die weet tegelijkertijd dat het in ethische kwesties vaak niet een kwestie is van zwart of wit.
column in Eigenwijs 32, tijdschrift voor pedagogisch medewerkers van Kinderopvang Humanitas
Niemand in de kinderopvang kan de zedenzaak in Amsterdam afdoen als: ver van mijn bed. De zedenzaak heeft namelijk verstrekkende gevolgen voor de kinderopvang. Minister Kamp wil bijvoorbeeld permanente screening invoeren. Dat wil zeggen dat alle pedagogisch medewerkers iedere twee jaar een nieuwe VOG moeten aanvragen. Ook moeten alle medewerkers in de kinderopvang met naam en toenaam bekend zijn. Dan kan het ministerie van Veiligheid en Justitie de melding van een relevant strafbaar feit, bijvoorbeeld kindermisbruik, onmiddellijk aan de werkgever doorgeven. Minister Kamp is bovendien voorstander van het zogenaamde ‘vierogenprincipe’, waarbij er altijd minstens twee medewerkers zicht hebben op de groep.
Zijn pedagogisch medewerkers nu voortaan bij voorbaat verdacht? Daar lijkt het wel op. Ze moeten zich daar in ieder geval bewust van zijn. Maar niet alleen de kinderopvang heeft hier last van. Elke branche waarbij kinderen in het spel zijn, moet op haar hoede zijn.
In het onderwijs maakte ik laatst een heftige discussie mee over het onderwerp: mag je ruziënde kinderen uit elkaar trekken. De aanleiding was een officiële klacht van een ouder die vond dat haar kind te hardhandig was vastgepakt. Kinderen niet aanraken, was daarop het devies van de directeur. Hij zette het in een nieuwe gedragscode. Verontwaardiging was zijn deel. ‘Hoe kan dat nou?’, riepen alle juffen en meesters. ‘Dan kan ik mijn vak niet meer uitoefenen.’ Volgens mij was deze directeur erop uit om het vuurtje aan te wakkeren. Opeens was de discussie namelijk ‘all over the place’. Wat kan wel, wat kan niet? Een aai over een bol, een kind op schoot nemen? En tot welke leeftijd kan dat? En als een kind daar eigenlijk niet zo van houdt? En hoe kijken ouders daar tegenaan? Het resultaat is dat iedere leerkracht zich er opeens hevig van bewust is dat niet iedereen dezelfde grenzen heeft.
Het vergroot ook de weerbaarheid van mensen als ze over deze dilemma’s in gesprek zijn gegaan. Met zichzelf, met collega’s, maar ook met ouders. Ik ken een leerkracht in het speciaal onderwijs. Op een ouderavond legt hij altijd uit dat hij bij de hogere klassen voor en na de gym niet in de kleedkamers komt. ‘Maar wat moet ik doen als er oorlog uitbreekt in die kleedkamer’, vraagt hij de ouders. Zonder uitzondering zeggen die: ‘naar binnen gaan’.
Alles weten is alles begrijpen, zeggen ze wel eens. Nou zal niet iedere ouder overlopen van begrip. Maar een pedagogisch medewerker die erover heeft nagedacht, staat waarvoor ze staat. En die weet tegelijkertijd dat het in ethische kwesties vaak niet een kwestie is van zwart of wit.
Ouderen in de media
Lastige jeugd, lastige ouderen
column in Monnickendam Plus
Ouderen en jongeren, ze lijken meer op elkaar dan ze zelf zouden willen. Meer dan ze zelf vaak beseffen. Ik las in deze dagen het nieuwste boek van pedagoog Micha de Winter ‘Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding’. Er is per definitie geen overlast van jongeren zonder buurtbewoners die zich aan hun gedrag storen en erover klagen, schrijft De Winter. Wij bestrijden druk gedrag van kinderen liever met Ritalin, zegt hij, in plaats van dat we ons afvragen of we niet te weinig tolerant zijn voor kinderen met anders functionerende hersenen.
Een dag later las ik een bericht in Trouw over ouderen in verpleeghuizen die rustig gehouden worden door medicijnen. Niet vanwege een medische noodzaak, maar omdat de omgeving daarom vraagt. De onrustige bewoner geeft te veel overlast. Het verpleeghuis heeft te weinig mensen of te weinig ervaring om dat goed aan te kunnen.
Het is te voorspellen dat dat er komende jaren niet beter op wordt. Vanwege bezuinigingen, maar ook omdat die handen aan het bed ergens vandaan moeten komen. Verpleeg- en verzorgingshuizen hebben nu al moeite om voldoende personeel en stagiaires te vinden. En dan is de vergrijzing nog niet eens echt toegeslagen.
Maar welke zestienjarige gaat nog een opleiding in de ouderenzorg volgen? Dat heeft niet alleen te maken met het lage inkomen en de matige werkomstandigheden van verzorgenden. Het heeft naar mijn mening ook te maken uit de weinig solidariteit tussen de generaties.
Buurtbewoners bellen vaak liever de politie dan dat ze op overlast gevende jongeren afstappen en een gesprek met ze voeren. Natuurlijk is er lastige jeugd, zegt De Winter, maar ook veel oudere buurtbewoners met korte lontjes. Hierdoor voelen jongeren zich geen deel meer van de samenleving. In ieder geval zetten zij zich af tegen ouderen.
Ik was laatst bij een bijeenkomst waar zowel boze buurtbewoners als hangplekjongeren aanwezig waren. De jongeren, die toch dapper waren komen opdraven, waren aardig geïntimideerd door de stevige beschuldigingen van verontwaardigde sprekers. Niet alle sprekers waren zich ervan bewust dat ze een opvoedende rol hebben of op zijn minst een voorbeeldfunctie. Ook of misschien wel juist in zo’n debat.
Toch zag je beide groepen aan het eind van de avond met elkaar praten. Voorzichtig werden verbindingen gelegd. En dat is goed, want of het nu op straat is of in het verzorgingshuis, of het nu om jongeren of ouderen gaat meer tolerantie voor elkaars anders functionerende hersenen is nodig.
Lastige jeugd, lastige ouderen
column in Monnickendam Plus
Ouderen en jongeren, ze lijken meer op elkaar dan ze zelf zouden willen. Meer dan ze zelf vaak beseffen. Ik las in deze dagen het nieuwste boek van pedagoog Micha de Winter ‘Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding’. Er is per definitie geen overlast van jongeren zonder buurtbewoners die zich aan hun gedrag storen en erover klagen, schrijft De Winter. Wij bestrijden druk gedrag van kinderen liever met Ritalin, zegt hij, in plaats van dat we ons afvragen of we niet te weinig tolerant zijn voor kinderen met anders functionerende hersenen.
Een dag later las ik een bericht in Trouw over ouderen in verpleeghuizen die rustig gehouden worden door medicijnen. Niet vanwege een medische noodzaak, maar omdat de omgeving daarom vraagt. De onrustige bewoner geeft te veel overlast. Het verpleeghuis heeft te weinig mensen of te weinig ervaring om dat goed aan te kunnen.
Het is te voorspellen dat dat er komende jaren niet beter op wordt. Vanwege bezuinigingen, maar ook omdat die handen aan het bed ergens vandaan moeten komen. Verpleeg- en verzorgingshuizen hebben nu al moeite om voldoende personeel en stagiaires te vinden. En dan is de vergrijzing nog niet eens echt toegeslagen.
Maar welke zestienjarige gaat nog een opleiding in de ouderenzorg volgen? Dat heeft niet alleen te maken met het lage inkomen en de matige werkomstandigheden van verzorgenden. Het heeft naar mijn mening ook te maken uit de weinig solidariteit tussen de generaties.
Buurtbewoners bellen vaak liever de politie dan dat ze op overlast gevende jongeren afstappen en een gesprek met ze voeren. Natuurlijk is er lastige jeugd, zegt De Winter, maar ook veel oudere buurtbewoners met korte lontjes. Hierdoor voelen jongeren zich geen deel meer van de samenleving. In ieder geval zetten zij zich af tegen ouderen.
Ik was laatst bij een bijeenkomst waar zowel boze buurtbewoners als hangplekjongeren aanwezig waren. De jongeren, die toch dapper waren komen opdraven, waren aardig geïntimideerd door de stevige beschuldigingen van verontwaardigde sprekers. Niet alle sprekers waren zich ervan bewust dat ze een opvoedende rol hebben of op zijn minst een voorbeeldfunctie. Ook of misschien wel juist in zo’n debat.
Toch zag je beide groepen aan het eind van de avond met elkaar praten. Voorzichtig werden verbindingen gelegd. En dat is goed, want of het nu op straat is of in het verzorgingshuis, of het nu om jongeren of ouderen gaat meer tolerantie voor elkaars anders functionerende hersenen is nodig.
Solidariteit
column in Management Kinderopvang 8/9 2011
De overheid is geen geluksmachine. Die gevleugelde woorden van onze premier Mark Rutte zijn inmiddels al heel wat geciteerd. Ze tekenen ook het huidige klimaat. Solidariteit is uit. We kunnen weinig meer van elkaar hebben. Micha de Winter zegt in zijn nieuwe boek ‘Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding’: Wij bestrijden druk gedrag van kinderen liever met Ritalin, in plaats van dat we ons afvragen of we niet te weinig tolerant zijn voor kinderen met anders functionerende hersenen. Dagblad Trouw bericht over ouderen in verpleeghuizen die rustig gehouden worden door medicijnen. Niet vanwege een medische noodzaak, maar omdat de omgeving daarom vraagt. De onrustige bewoner geeft te veel overlast.
We kunnen weinig van elkaar hebben en we willen helemaal niet voor elkaar betalen. De zorgverzekering wordt uitgekleed, net als de AWBZ. En waarom moet een ouder elf uur opvang per dag betalen als het kind maar acht uur op het kinderdagverblijf is?
Het Eindhovens Dagblad organiseerde eind juni een debat over de bezuiniging. Ook daar kwam het onderwerp ‘uurtje factuurtje’ aan de orde. Waarom extra uren, vakanties en feestdagen betalen? De kinderopvang moet flexibeler. Peter Notten, directeur van kinderopvangorganisatie Korein, probeerde uit te leggen dat het een groot misverstand is dat de ouder goedkoper uit is als hij per uur betaalt. ‘Het is een ingewikkeld rekenverhaal, maar als je kinderopvangtoeslag meetelt, is factureren per dagdeel uiteindelijk goedkoper.’
Als je een zomerhuisje huurt en vanwege de regen twee dagen eerder naar huis gaat, betaal je zonder mokken de weekhuur. Je hypotheek maak je zonder aarzelen over. Ook al ben je de meeste uren van het jaar aan het werk of op vakantie. Van de kabelexploitant vraag je geen restitutie als je alleen geïnteresseerd bent in Nederland 1, 2 en 3. De sportschool eet een extra boterham van alle mensen die na het enthousiasme van de eerste drie weken niet meer op komen dagen. En iedere ouder snapt dat de plek die op de dagopvang vrijkomt als zij om half vijf hun kind halen, geen geld meer opbrengt. Iedere ouder begrijpt dat je je kind niet stalt bij een parkeermeter. Dus hoezo moet het flexibeler.
Natuurlijk is het vervelend wanneer je als leerkracht vakantieopvang moet betalen als je de hele zomer zelf voor je kinderen zorgt. Natuurlijk kan er nog veel beter. Bijvoorbeeld het afschaffen van het uurtarief en het overstappen op een dagdeeltarief. Kan de branche daarvoor geen lans breken bij de Belastingdienst?
column in Management Kinderopvang 8/9 2011
De overheid is geen geluksmachine. Die gevleugelde woorden van onze premier Mark Rutte zijn inmiddels al heel wat geciteerd. Ze tekenen ook het huidige klimaat. Solidariteit is uit. We kunnen weinig meer van elkaar hebben. Micha de Winter zegt in zijn nieuwe boek ‘Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding’: Wij bestrijden druk gedrag van kinderen liever met Ritalin, in plaats van dat we ons afvragen of we niet te weinig tolerant zijn voor kinderen met anders functionerende hersenen. Dagblad Trouw bericht over ouderen in verpleeghuizen die rustig gehouden worden door medicijnen. Niet vanwege een medische noodzaak, maar omdat de omgeving daarom vraagt. De onrustige bewoner geeft te veel overlast.
We kunnen weinig van elkaar hebben en we willen helemaal niet voor elkaar betalen. De zorgverzekering wordt uitgekleed, net als de AWBZ. En waarom moet een ouder elf uur opvang per dag betalen als het kind maar acht uur op het kinderdagverblijf is?
Het Eindhovens Dagblad organiseerde eind juni een debat over de bezuiniging. Ook daar kwam het onderwerp ‘uurtje factuurtje’ aan de orde. Waarom extra uren, vakanties en feestdagen betalen? De kinderopvang moet flexibeler. Peter Notten, directeur van kinderopvangorganisatie Korein, probeerde uit te leggen dat het een groot misverstand is dat de ouder goedkoper uit is als hij per uur betaalt. ‘Het is een ingewikkeld rekenverhaal, maar als je kinderopvangtoeslag meetelt, is factureren per dagdeel uiteindelijk goedkoper.’
Als je een zomerhuisje huurt en vanwege de regen twee dagen eerder naar huis gaat, betaal je zonder mokken de weekhuur. Je hypotheek maak je zonder aarzelen over. Ook al ben je de meeste uren van het jaar aan het werk of op vakantie. Van de kabelexploitant vraag je geen restitutie als je alleen geïnteresseerd bent in Nederland 1, 2 en 3. De sportschool eet een extra boterham van alle mensen die na het enthousiasme van de eerste drie weken niet meer op komen dagen. En iedere ouder snapt dat de plek die op de dagopvang vrijkomt als zij om half vijf hun kind halen, geen geld meer opbrengt. Iedere ouder begrijpt dat je je kind niet stalt bij een parkeermeter. Dus hoezo moet het flexibeler.
Natuurlijk is het vervelend wanneer je als leerkracht vakantieopvang moet betalen als je de hele zomer zelf voor je kinderen zorgt. Natuurlijk kan er nog veel beter. Bijvoorbeeld het afschaffen van het uurtarief en het overstappen op een dagdeeltarief. Kan de branche daarvoor geen lans breken bij de Belastingdienst?
dinsdag 19 juli 2011
Job crafting
Column in Management Kinderopvang juni/juli 2011
We hebben in Nederland te veel managers. Vooral in de publieke en semi-publieke sector heeft de manager een slecht imago, in het onderwijs, de zorg, in provincies en gemeenten. Aan de ene kant bedenkt het management beleid zonder draagvlak op de werkvloer, aan de andere kant kan het middenmanagement fungeren als een kleilaag die elke verandering tegenhoudt.
De manager heeft het altijd gedaan. Welke manager durft er op verjaardagsfeestjes nog voor zijn beroep uit te komen. Net nu de kinderopvang een volwassen sector aan het worden is en dus steeds meer managers telt. Uit onderzoeken van Besty van de Grift naar het middenmanagement blijkt dat in 2008 geen enkele organisatie meer dan vijf managementlagen telde. In haar recente onderzoek zijn er verschillende organisaties met vijf managementniveaus. De middenmanager in de kinderopvang is in opkomst.
Een late start kan voordelen opleveren. De wet van de stimulerende achterstand heet dat. Voordat het organisatieschema niet meer op het vel van de flipover past, is het goed om eens te kijken naar de heersende managementideeën. Overal vinden experimenten plaatsen waarbij verantwoordelijkheden laag in de organisatie gelegd worden. De NS experimenteert met rijden zonder schema. Luchthavens kijken hoe ze de verantwoordelijkheid voor het opstijgen en landen bij de piloten kunnen leggen in plaats van bij de verkeersleiders op de toren. Monteurs plannen hun eigen afspraken. Hoe minder van boven op gelegd wordt, des te bevredigender is het werk. Niet voor niets heet een van de populaire managementboeken van het moment ‘Iedereen CEO’ (Menno Lanting). ‘Houd werknemers vast door ze los te laten’, adverteert Randstad.
Werknemers worden steeds meer gemotiveerd om hun baan zelf in te richten. Job crafting noemt men dat. Het Financieele Dagblad wijdde er een special van FD Outlook aan (mei 2011). Het is geen luxe, maar noodzaak, blijkt daaruit. Jongere werknemers willen ruimte voor eigen ideeën.
En niet alleen de hoogopgeleide medewerker. Wil je dat pedagogisch medewerkers het pedagogisch beleid echt dragen, dan moet je ze dat beleid ook mee vorm laten geven. Ofwel stimuleer en waardeer denkkracht en niet alleen arbeidskracht. Dat betekent ook dat er een cultuur moet zijn van elkaar complimenten geven, maar ook van kritiek durven uiten. In de wandelgangen en op de officiële momenten bij functionerings- en beoordelingsgesprekken.
Dat vergt wat van de organisatie (opleiding) en van medewerkers (assertiviteit), maar je krijgt er ook wat voor terug. Mensen die hun hartstochten volgen, werken beter en langer, zonder burn-out.
Column in Management Kinderopvang juni/juli 2011
We hebben in Nederland te veel managers. Vooral in de publieke en semi-publieke sector heeft de manager een slecht imago, in het onderwijs, de zorg, in provincies en gemeenten. Aan de ene kant bedenkt het management beleid zonder draagvlak op de werkvloer, aan de andere kant kan het middenmanagement fungeren als een kleilaag die elke verandering tegenhoudt.
De manager heeft het altijd gedaan. Welke manager durft er op verjaardagsfeestjes nog voor zijn beroep uit te komen. Net nu de kinderopvang een volwassen sector aan het worden is en dus steeds meer managers telt. Uit onderzoeken van Besty van de Grift naar het middenmanagement blijkt dat in 2008 geen enkele organisatie meer dan vijf managementlagen telde. In haar recente onderzoek zijn er verschillende organisaties met vijf managementniveaus. De middenmanager in de kinderopvang is in opkomst.
Een late start kan voordelen opleveren. De wet van de stimulerende achterstand heet dat. Voordat het organisatieschema niet meer op het vel van de flipover past, is het goed om eens te kijken naar de heersende managementideeën. Overal vinden experimenten plaatsen waarbij verantwoordelijkheden laag in de organisatie gelegd worden. De NS experimenteert met rijden zonder schema. Luchthavens kijken hoe ze de verantwoordelijkheid voor het opstijgen en landen bij de piloten kunnen leggen in plaats van bij de verkeersleiders op de toren. Monteurs plannen hun eigen afspraken. Hoe minder van boven op gelegd wordt, des te bevredigender is het werk. Niet voor niets heet een van de populaire managementboeken van het moment ‘Iedereen CEO’ (Menno Lanting). ‘Houd werknemers vast door ze los te laten’, adverteert Randstad.
Werknemers worden steeds meer gemotiveerd om hun baan zelf in te richten. Job crafting noemt men dat. Het Financieele Dagblad wijdde er een special van FD Outlook aan (mei 2011). Het is geen luxe, maar noodzaak, blijkt daaruit. Jongere werknemers willen ruimte voor eigen ideeën.
En niet alleen de hoogopgeleide medewerker. Wil je dat pedagogisch medewerkers het pedagogisch beleid echt dragen, dan moet je ze dat beleid ook mee vorm laten geven. Ofwel stimuleer en waardeer denkkracht en niet alleen arbeidskracht. Dat betekent ook dat er een cultuur moet zijn van elkaar complimenten geven, maar ook van kritiek durven uiten. In de wandelgangen en op de officiële momenten bij functionerings- en beoordelingsgesprekken.
Dat vergt wat van de organisatie (opleiding) en van medewerkers (assertiviteit), maar je krijgt er ook wat voor terug. Mensen die hun hartstochten volgen, werken beter en langer, zonder burn-out.
Opruimen: niet te snel, niet te laat
Column in eigenWijs, tijdschrift voor pedagogisch medewerkers van Kinderopvang Humanitas
Overal speelgoed, kussens, verkleedkleren: kinderen maken er vaak een zootje van. Als ouder erger ik me vaak dood aan de rommel in huis. Dat zal voor pedagogisch medewerkers niet veel anders zijn, denk ik. Hoorde ik ook van Ine van Liempd en Ed Hoekstra van bureau Akta, die ik laatst interviewde. Zij geven locatiemanagers een training over de inrichting van de groepsruimte. Als ze in die training foto’s laten zien van kindercentra in het buitenland, dan roepen wij Nederlanders al gauw ‘wat een rommeltje’. Maar spullen zijn geen rommel als je weet dat kinderen er lekker mee spelen. Misschien zijn wij te bang voor rommel. Misschien houden we te veel van een opgeruimde groep, een huis dat aan kant is. Maar toegegeven ik erger me vreselijk aan rondslingerende poppen waar niet mee is gespeeld. Veel meer dan aan het lego-bouwwerk waaraan druk gebouwd wordt. Ook al neemt dat de hele woonkamer in beslag.
Omdat wij van leeg en opgeruimd houden, delen we de groepsruimte vaak verkeerd in, vinden Van Liempd en Hoekstra. Te veel loze lege ruimte, te weinig hoekjes waar echte activiteiten plaats kunnen vinden.
Dat betekent overigens niet dat er niet opgeruimd moet worden. Een ruimte is veel aantrekkelijker als hij er verzorgd uitziet. Als de potjes verf vol zitten. Als de blokken gesorteerd zijn. Als de boekjes naast elkaar op de plank staan. En dan blijft het vaak ook opgeruimd. Waar geen rommel is, maken mensen minder rommel. Het is dus voortdurend balanceren tussen te snel opruimen en te laat opruimen.
Dat geldt trouwens minder voor de ruimten waar volwassenen het voor het zeggen hebben: de verschoningsruimte of het informatiebord in de hal. Aan de uitstraling van die plekken is op veel centra nog wel wat te verbeteren. Daar mag wel wat meer opgeruimd worden. Ezeltje Prik van een jaar geleden op de leestafel, een ongeordende wirwar aan flesjes, bakjes, doekjes, handdoeken in de verschoningsruimte.
Ik was laatst in het regiokantoor van Kinderopvang Humanitas in Vught. Wie er wel eens is geweest, weet hoe smaakvol en verzorgd dat kantoor is ingericht. Het lijkt wel alsof dat een direct effect op mensen heeft. Ze maken minder rommel, ze kleden zich verzorgd, ze zijn met andere woorden opgeruimd. Letterlijk, maar misschien ook wel figuurlijk. Een goed ingerichte en verzorgde ruimte heeft direct effect op de ontwikkeling van kinderen: de ruimte als derde pedagoog. Maar ook volwassen functioneren er beter. Ik in ieder geval wel
Column in eigenWijs, tijdschrift voor pedagogisch medewerkers van Kinderopvang Humanitas
Overal speelgoed, kussens, verkleedkleren: kinderen maken er vaak een zootje van. Als ouder erger ik me vaak dood aan de rommel in huis. Dat zal voor pedagogisch medewerkers niet veel anders zijn, denk ik. Hoorde ik ook van Ine van Liempd en Ed Hoekstra van bureau Akta, die ik laatst interviewde. Zij geven locatiemanagers een training over de inrichting van de groepsruimte. Als ze in die training foto’s laten zien van kindercentra in het buitenland, dan roepen wij Nederlanders al gauw ‘wat een rommeltje’. Maar spullen zijn geen rommel als je weet dat kinderen er lekker mee spelen. Misschien zijn wij te bang voor rommel. Misschien houden we te veel van een opgeruimde groep, een huis dat aan kant is. Maar toegegeven ik erger me vreselijk aan rondslingerende poppen waar niet mee is gespeeld. Veel meer dan aan het lego-bouwwerk waaraan druk gebouwd wordt. Ook al neemt dat de hele woonkamer in beslag.
Omdat wij van leeg en opgeruimd houden, delen we de groepsruimte vaak verkeerd in, vinden Van Liempd en Hoekstra. Te veel loze lege ruimte, te weinig hoekjes waar echte activiteiten plaats kunnen vinden.
Dat betekent overigens niet dat er niet opgeruimd moet worden. Een ruimte is veel aantrekkelijker als hij er verzorgd uitziet. Als de potjes verf vol zitten. Als de blokken gesorteerd zijn. Als de boekjes naast elkaar op de plank staan. En dan blijft het vaak ook opgeruimd. Waar geen rommel is, maken mensen minder rommel. Het is dus voortdurend balanceren tussen te snel opruimen en te laat opruimen.
Dat geldt trouwens minder voor de ruimten waar volwassenen het voor het zeggen hebben: de verschoningsruimte of het informatiebord in de hal. Aan de uitstraling van die plekken is op veel centra nog wel wat te verbeteren. Daar mag wel wat meer opgeruimd worden. Ezeltje Prik van een jaar geleden op de leestafel, een ongeordende wirwar aan flesjes, bakjes, doekjes, handdoeken in de verschoningsruimte.
Ik was laatst in het regiokantoor van Kinderopvang Humanitas in Vught. Wie er wel eens is geweest, weet hoe smaakvol en verzorgd dat kantoor is ingericht. Het lijkt wel alsof dat een direct effect op mensen heeft. Ze maken minder rommel, ze kleden zich verzorgd, ze zijn met andere woorden opgeruimd. Letterlijk, maar misschien ook wel figuurlijk. Een goed ingerichte en verzorgde ruimte heeft direct effect op de ontwikkeling van kinderen: de ruimte als derde pedagoog. Maar ook volwassen functioneren er beter. Ik in ieder geval wel
dinsdag 7 juni 2011
Ouders opvoeden
Column in Management Kinderopvang, mei 2011
‘Crèche-kind stuk slimmer’ kopt het AD. En De Telegraaf, de Volkskrant, Elsevier, het Financieele Dagblad. Elly Singer haalden overal de krantenkolommen. CDA-voorvrouw Mirjam Sterk twitterde: ‘Veel ouders haalden denk ik vanmorgen opgelucht adem: "Crèchekinderen zijn slimmer " #AD #goednieuwsvoorgoedekdo.’
Inderdaad goed nieuws voor de kinderopvang. Maar of er veel ouders opgelucht adem haalden, betwijfel ik. De meeste ouders zijn tamelijk laconiek over de kwaliteit van de kinderopvang. ‘Ach, ze zijn er toch maar twee dagen.’ ‘Ach, zolang de leidsters maar lief zijn.’
Waarom zijn ouders zoveel bezorgder over de kwaliteit van de basisschool? Daar zijn de kinderen veel langer, lijkt het logische antwoord. Maar is dat zo? Een gemiddelde kleuter gaat weliswaar alle dagen naar school, maar bij elkaar toch maar ongeveer 23 uur. De gemiddelde opvang op een kinderdagverblijf is 2,5 dag. Maar dan wel hele werkdagen. Dat is in veel gevallen ook bijna 23 uur.
Ouders maken zich nog veel drukker over het voortgezet onderwijs. Een van mijn dochters heeft net het lotingencircus in Amsterdam achter de rug. Huilende en boze ouders als hun kind uitgeloot is voor een plaats op het prestigieuze Barlaeus Gymnasium. Want hun toekomst hangt ervan af. De Stichting Vrije Schoolkeuze en de wethouder Onderwijs van Amsterdam hebben scholen onder druk gezet, en deels met succes, om het aantal plaatsen uit te breiden.
Stel je een dergelijke volksopstand voor in de kinderopvang. ‘Wij pikken de wachtlijsten niet langer’. Hebben wij na het verschijnen van het NCKOrapport ouders met spandoeken gezien: ‘Wij eisen kwaliteit van onze kinderopvang’. We kennen Beter Onderwijs Nederland, maar waar is de actiegroep Betere Kinderopvang Nederland?
Komt het omdat ouders het idee hebben dat in de eerste vier jaar lief zijn voldoende is? Komt het omdat ouders geen idee hebben wat het verschil maakt bij jonge kinderen? Hebben ze geen idee dat steeds meer onderzoek laat zien dat die eerste jaren heel belangrijk zijn voor kinderen? Dan moet de kinderopvang niet alleen de kinderen, maar ook de ouders opvoeden. Dan moet de kinderopvang kwaliteit beter zichtbaar maken. Zeker nu de tijd aanbreekt dat er voor ouders iets te kiezen valt. Anders wordt de kinderopvangorganisatie alleen nog beoordeeld op de liefheid van de pedagogisch medewerkers. Of zoals Pieter Hilhorst, Volkskrant-journalist en TV-ombudsman, twitterde: 'Alle vragen patiëntenenquête van OLVG-ziekenhuis gaan over communicatie. Alsof uitleg over behandeling belangrijker is dan behandeling zelf.'
Column in Management Kinderopvang, mei 2011
‘Crèche-kind stuk slimmer’ kopt het AD. En De Telegraaf, de Volkskrant, Elsevier, het Financieele Dagblad. Elly Singer haalden overal de krantenkolommen. CDA-voorvrouw Mirjam Sterk twitterde: ‘Veel ouders haalden denk ik vanmorgen opgelucht adem: "Crèchekinderen zijn slimmer " #AD #goednieuwsvoorgoedekdo.’
Inderdaad goed nieuws voor de kinderopvang. Maar of er veel ouders opgelucht adem haalden, betwijfel ik. De meeste ouders zijn tamelijk laconiek over de kwaliteit van de kinderopvang. ‘Ach, ze zijn er toch maar twee dagen.’ ‘Ach, zolang de leidsters maar lief zijn.’
Waarom zijn ouders zoveel bezorgder over de kwaliteit van de basisschool? Daar zijn de kinderen veel langer, lijkt het logische antwoord. Maar is dat zo? Een gemiddelde kleuter gaat weliswaar alle dagen naar school, maar bij elkaar toch maar ongeveer 23 uur. De gemiddelde opvang op een kinderdagverblijf is 2,5 dag. Maar dan wel hele werkdagen. Dat is in veel gevallen ook bijna 23 uur.
Ouders maken zich nog veel drukker over het voortgezet onderwijs. Een van mijn dochters heeft net het lotingencircus in Amsterdam achter de rug. Huilende en boze ouders als hun kind uitgeloot is voor een plaats op het prestigieuze Barlaeus Gymnasium. Want hun toekomst hangt ervan af. De Stichting Vrije Schoolkeuze en de wethouder Onderwijs van Amsterdam hebben scholen onder druk gezet, en deels met succes, om het aantal plaatsen uit te breiden.
Stel je een dergelijke volksopstand voor in de kinderopvang. ‘Wij pikken de wachtlijsten niet langer’. Hebben wij na het verschijnen van het NCKOrapport ouders met spandoeken gezien: ‘Wij eisen kwaliteit van onze kinderopvang’. We kennen Beter Onderwijs Nederland, maar waar is de actiegroep Betere Kinderopvang Nederland?
Komt het omdat ouders het idee hebben dat in de eerste vier jaar lief zijn voldoende is? Komt het omdat ouders geen idee hebben wat het verschil maakt bij jonge kinderen? Hebben ze geen idee dat steeds meer onderzoek laat zien dat die eerste jaren heel belangrijk zijn voor kinderen? Dan moet de kinderopvang niet alleen de kinderen, maar ook de ouders opvoeden. Dan moet de kinderopvang kwaliteit beter zichtbaar maken. Zeker nu de tijd aanbreekt dat er voor ouders iets te kiezen valt. Anders wordt de kinderopvangorganisatie alleen nog beoordeeld op de liefheid van de pedagogisch medewerkers. Of zoals Pieter Hilhorst, Volkskrant-journalist en TV-ombudsman, twitterde: 'Alle vragen patiëntenenquête van OLVG-ziekenhuis gaan over communicatie. Alsof uitleg over behandeling belangrijker is dan behandeling zelf.'
donderdag 28 april 2011
Optimisme
Column in Management Kinderopvang, april 2011
Vorige week reden wij in een optocht achter elkaar, een kleine tweehonderd ouders met hun 9-jarige en 12-jarige kinderen. Allemaal naar de naburige plaats voor vaccinaties. Natuurlijk werd er gecarpoold, maar dan nog was dit onnodige milieubelasting. Bovendien vond de regionale prikdag plaats op een dinsdag, voor iedere ma-di-domoeder een werkdag. Hoezo werk en zorg makkelijker maken? Doorgeschoten efficiency van de GGD. Ik mailde er over met de coördinator. Zij noemde mij zeven argumenten waarom het zo moest. Ik mailde er haar zeven terug waarom niet.
Een van haar belangrijkste argumenten was kostenbesparing, van mij ontheemding. Vroeger hadden wij in mijn stadje twee consultatiebureaus, waaronder een in een beetje groezelig oud monument. Daar kwam je collega-ouders tegen. Daar praatte je informeel over je zorgen en slapeloze nachten. Consultatiebureaumedewerkers en ouders kenden elkaar. Nu moeten ouders ellenlange vragenlijsten invullen. Vragenlijsten die intimiderend overkomen, zo bleek onlangs uit een enquete van Ouders Online.
Er is bij ons nog steeds een consultatiebureau, spik en span. Het is tevens het centrum voor jeugd en gezin. Fantastisch aangekleed. Maar wanneer komen ouders zonder baby’s daar nog? Hoe maak je zo’n centrum laagdrempelig? Door ouders er op onschuldige momenten naar toe te laten gaan. Om te prikken bijvoorbeeld.
Aan de ene kant tuigen we in Nederland nieuwe instellingen op. Aan de andere kant breken we ieder initiatief weer af. De GGD (in mijn regio nog wel gefuseerd met de jeugdgezondheidszorg) kan niet anders, zegt ze, omdat het budget te krap is.
Dat zien we meer. Net lekker bezig als school om passend onderwijs vorm te gaan geven: de minister kort een kwart op het budget. Net gelukt om op je school witte en zwarte leerlingen binnen te halen: de minister zegt dat het niet meer nodig is. Net als kinderopvang veel geïnvesteerd in VVE: de minister schuift de voorschool binnen bij het onderwijs.
Toch zijn er nog steeds mensen, in de kinderopvang en het onderwijs, die hun optimisme niet verliezen. En die mensen gaan het maken. De schooldirecteur die ondanks alles wegen vindt om meer kinderen extra begeleiding te bieden. Bijvoorbeeld door zelf een bso te beginnen en bso-medewerkers in te zetten als klassenassistent. Ook de geslaagde voorbeelden van brede scholen zijn bijna allemaal tot stand gekomen vanwege enthousiast mensen die hun optimisme niet verliezen, die doorgaan en nieuwe ideeën durven uit te proberen. Ook al staat niet vast dat ze gaan slagen. Mensen die het anders durven te doen. Het is niet moeilijk om cynisch te worden in deze tijd. Maar de wereld is aan de optimisten. Daar ben ik optimistisch in.
Column in Management Kinderopvang, april 2011
Vorige week reden wij in een optocht achter elkaar, een kleine tweehonderd ouders met hun 9-jarige en 12-jarige kinderen. Allemaal naar de naburige plaats voor vaccinaties. Natuurlijk werd er gecarpoold, maar dan nog was dit onnodige milieubelasting. Bovendien vond de regionale prikdag plaats op een dinsdag, voor iedere ma-di-domoeder een werkdag. Hoezo werk en zorg makkelijker maken? Doorgeschoten efficiency van de GGD. Ik mailde er over met de coördinator. Zij noemde mij zeven argumenten waarom het zo moest. Ik mailde er haar zeven terug waarom niet.
Een van haar belangrijkste argumenten was kostenbesparing, van mij ontheemding. Vroeger hadden wij in mijn stadje twee consultatiebureaus, waaronder een in een beetje groezelig oud monument. Daar kwam je collega-ouders tegen. Daar praatte je informeel over je zorgen en slapeloze nachten. Consultatiebureaumedewerkers en ouders kenden elkaar. Nu moeten ouders ellenlange vragenlijsten invullen. Vragenlijsten die intimiderend overkomen, zo bleek onlangs uit een enquete van Ouders Online.
Er is bij ons nog steeds een consultatiebureau, spik en span. Het is tevens het centrum voor jeugd en gezin. Fantastisch aangekleed. Maar wanneer komen ouders zonder baby’s daar nog? Hoe maak je zo’n centrum laagdrempelig? Door ouders er op onschuldige momenten naar toe te laten gaan. Om te prikken bijvoorbeeld.
Aan de ene kant tuigen we in Nederland nieuwe instellingen op. Aan de andere kant breken we ieder initiatief weer af. De GGD (in mijn regio nog wel gefuseerd met de jeugdgezondheidszorg) kan niet anders, zegt ze, omdat het budget te krap is.
Dat zien we meer. Net lekker bezig als school om passend onderwijs vorm te gaan geven: de minister kort een kwart op het budget. Net gelukt om op je school witte en zwarte leerlingen binnen te halen: de minister zegt dat het niet meer nodig is. Net als kinderopvang veel geïnvesteerd in VVE: de minister schuift de voorschool binnen bij het onderwijs.
Toch zijn er nog steeds mensen, in de kinderopvang en het onderwijs, die hun optimisme niet verliezen. En die mensen gaan het maken. De schooldirecteur die ondanks alles wegen vindt om meer kinderen extra begeleiding te bieden. Bijvoorbeeld door zelf een bso te beginnen en bso-medewerkers in te zetten als klassenassistent. Ook de geslaagde voorbeelden van brede scholen zijn bijna allemaal tot stand gekomen vanwege enthousiast mensen die hun optimisme niet verliezen, die doorgaan en nieuwe ideeën durven uit te proberen. Ook al staat niet vast dat ze gaan slagen. Mensen die het anders durven te doen. Het is niet moeilijk om cynisch te worden in deze tijd. Maar de wereld is aan de optimisten. Daar ben ik optimistisch in.
donderdag 7 april 2011
Op de kleintjes letten
Column in Management Kinderopvang, 3 2011
Dit is niet mijn kabinet, vriend. Dit is ook niet mijn idee van bezuinigen. En toch snap ik de sentimenten achter de bezuiniging op het hoger onderwijs. Ik was afgelopen jaar op diverse hogescholen in het land. Het ene gebouw is nog hipper dan het ander, groot, soms
bijna megalomaan. ROC’s en hogescholen geven daarnaast een vermogen uit aan reclame, meldde NRC Handelsblad (5 febr. jl.) Het voortgezet onderwijs volgt die trend. In hun gevecht om de schaars wordende leerlingen kijken ze niet op een paar tientje. Scholen jutten elkaar op. Aan campagnes voor het werven van leerlingen geven ze tussen de 15.000 en 75.000 euro uit, schat de NRC.
Ik snap dus staatssecretaris Zijlsta als hij vindt dat het best een tandje minder kan in het (hoger) onderwijs. Maar waarom wordt de gehandicapte student die iets langer nodig heeft om af te studeren, dan de dupe.
Dit is ook niet mijn idee van bezuinigingen als het gaat om Passend onderwijs. Maar ook hier snap ik de sentimenten. Wie ooit een jaarverslag heeft gelezen van de samenwerkingsverbanden in onderwijs en zorg weet wat ik bedoel. Zelfs voor geoefende lezers van ambtelijke stukken is er vaak geen touw aan vast te knopen. Zo veel verschillende loketten, zorgcirkels, overleggen, doelstellingen en plannen. En zo weinig zie je ervan terug in de praktijk. Veel geschreeuw en weinig wol. En Passende onderwijs lijkt tot nu toe nog niet veel verder te zijn gekomen dan zo’n zelfde ambtelijk geschreven rapport.
Dus ik snap minister Van Bijsterveld als ze zegt dat er minder bureaucratie moet komen. Maar waarom wordt dan de ambulant begeleider die een slechthorend kind in het reguliere basisonderwijs begeleidt de wacht aan gezegd?
Wat heeft dit alles met de kinderopvang te maken? In de kinderopvang zie je een toenemende grootschaligheid. De hoofdkantoren worden groter, de auto’s van de zaak dikker, iedereen een blackberry. Vroeger dachten we dat dit allemaal voorbehouden was aan het bedrijfsleven. Maar het is gezonken cultuurgoed, van bedrijfsleven naar de universiteit, hogeschool, mbo-opleiding, voortgezet onderwijs, basisonderwijs en nu ook naar de kinderopvang. Tegelijkertijd zie je een toenemende dédain voor manager bij het grote publiek. En dit kabinet speelt daarop in. Veelverdienende bestuurders worden teruggefloten. En terecht. Vakbonden en medezeggenschapsraden in het onderwijs houden steeds beter in de gaten of de overhead nog in verhouding staat tot het geld dat naar het primaire proces gaat. En terecht.
Aan de kinderopvang dus de taak om niet dezelfde fouten te maken. Kinderopvang blijf op de kleintjes letten.
Column in Management Kinderopvang, 3 2011
Dit is niet mijn kabinet, vriend. Dit is ook niet mijn idee van bezuinigen. En toch snap ik de sentimenten achter de bezuiniging op het hoger onderwijs. Ik was afgelopen jaar op diverse hogescholen in het land. Het ene gebouw is nog hipper dan het ander, groot, soms
bijna megalomaan. ROC’s en hogescholen geven daarnaast een vermogen uit aan reclame, meldde NRC Handelsblad (5 febr. jl.) Het voortgezet onderwijs volgt die trend. In hun gevecht om de schaars wordende leerlingen kijken ze niet op een paar tientje. Scholen jutten elkaar op. Aan campagnes voor het werven van leerlingen geven ze tussen de 15.000 en 75.000 euro uit, schat de NRC.
Ik snap dus staatssecretaris Zijlsta als hij vindt dat het best een tandje minder kan in het (hoger) onderwijs. Maar waarom wordt de gehandicapte student die iets langer nodig heeft om af te studeren, dan de dupe.
Dit is ook niet mijn idee van bezuinigingen als het gaat om Passend onderwijs. Maar ook hier snap ik de sentimenten. Wie ooit een jaarverslag heeft gelezen van de samenwerkingsverbanden in onderwijs en zorg weet wat ik bedoel. Zelfs voor geoefende lezers van ambtelijke stukken is er vaak geen touw aan vast te knopen. Zo veel verschillende loketten, zorgcirkels, overleggen, doelstellingen en plannen. En zo weinig zie je ervan terug in de praktijk. Veel geschreeuw en weinig wol. En Passende onderwijs lijkt tot nu toe nog niet veel verder te zijn gekomen dan zo’n zelfde ambtelijk geschreven rapport.
Dus ik snap minister Van Bijsterveld als ze zegt dat er minder bureaucratie moet komen. Maar waarom wordt dan de ambulant begeleider die een slechthorend kind in het reguliere basisonderwijs begeleidt de wacht aan gezegd?
Wat heeft dit alles met de kinderopvang te maken? In de kinderopvang zie je een toenemende grootschaligheid. De hoofdkantoren worden groter, de auto’s van de zaak dikker, iedereen een blackberry. Vroeger dachten we dat dit allemaal voorbehouden was aan het bedrijfsleven. Maar het is gezonken cultuurgoed, van bedrijfsleven naar de universiteit, hogeschool, mbo-opleiding, voortgezet onderwijs, basisonderwijs en nu ook naar de kinderopvang. Tegelijkertijd zie je een toenemende dédain voor manager bij het grote publiek. En dit kabinet speelt daarop in. Veelverdienende bestuurders worden teruggefloten. En terecht. Vakbonden en medezeggenschapsraden in het onderwijs houden steeds beter in de gaten of de overhead nog in verhouding staat tot het geld dat naar het primaire proces gaat. En terecht.
Aan de kinderopvang dus de taak om niet dezelfde fouten te maken. Kinderopvang blijf op de kleintjes letten.
maandag 28 maart 2011
0-groep
column in eigenWijs 30, tijdschrift voor pedagogisch medewerkers van Kinderopvang Humanitas
Peuters moeten naar school, zegt de Onderwijsraad. Een half jaar geleden kwam dit adviesorgaan van de minister met deze omstreden aanbeveling. Te veel kinderen spreken te slecht Nederlands en dat los je op door peuters naar school te laten gaan. Vindt de Onderwijsraad. En dat vindt nu ook minister Van Bijsterveld van Onderwijs. En dat vindt de onderwijswethouder van de gemeente Rotterdam, een oud leraar en schooldirecteur. Alle zegen komt van het onderwijs, menen zij. Ze vinden het daarom heel belangrijk dat de verantwoordelijkheid voor peuters bij de basisschool komt te liggen.
Rotterdam wil volgend schooljaar alle voorscholen omvormen tot zogenaamde 0-groepen. Leerkrachten krijgen bijscholing voor deze jonge groep leerlingen en voor deze bijzondere taak. Heel veel ervaring met het bijbrengen van een nieuwe taal hebben ze tenslotte niet.
Bijscholing is niet alleen hard nodig voor taal, maar juffen en meesters weten ook heel weinig over het jonge kind. Nu al horen we veel klachten over de huidige kleuterjuffen. Op de Pabo leren de toekomstige leerkrachten namelijk weinig over de ontwikkeling van jonge kinderen. Hoe zal het dan gaan als ze straks peuters in hun klas hebben?
Vanuit mijn eigen ervaring met kleuterleerkrachten ben ik niet optimistisch. Toen mijn kinderen van de peuterspeelzaal en de kinderopvang naar de basisschool overstapten, was dat voor ons een cultuurschok. Alles wat in de kinderopvang vloeken in de kerk was, bleek hier heel gewoon. Bijna iedere dag kwam mijn dochter thuis met een ingekleurde kleurplaat. Rond 5 december hingen er twintig identieke pietjes aan een waslijn door de klas. Aan het moederdagcadeau had vooral de juf veel werk. En bij het eerste oudergesprek kregen we te horen dat onze 4-jarige niet rustig op haar stoel bleef zitten. Pas als de juf zei dat ze door moest werken, ging ze vlug vlug aan de slag en dan werd het wel heel slordig.
En dan hadden we hier nog te maken met een echte kleuterjuf. Ze had al jaren groep 1 en 2. Op veel scholen wisselen leerkracht regelmatig. Dan weer van groep 4 naar ½, dan naar 3 en weer terug naar 1/2.
Waarom komen die pedagogisch medewerkers uit de kinderopvang of de peuterspeelzaal niet vertellen over hoe zij hun werk doen, dacht ik toen. En dat denk ik nu nog steeds. Dames, laat jullie expertise zien. Vertel over Pikler, over respect voor het kind, over activiteitengericht werken. Vertel over hoe jullie de ontwikkeling van kinderen op verschillende gebieden stimuleren en niet alleen op cognitief vlak. Pedagogisch medewerkers laat je niet ondersneeuwen door het onderwijs. Pedagogisch medewerkers laat je horen. Op naar het Malieveld, op naar het Binnenhof.
column in eigenWijs 30, tijdschrift voor pedagogisch medewerkers van Kinderopvang Humanitas
Peuters moeten naar school, zegt de Onderwijsraad. Een half jaar geleden kwam dit adviesorgaan van de minister met deze omstreden aanbeveling. Te veel kinderen spreken te slecht Nederlands en dat los je op door peuters naar school te laten gaan. Vindt de Onderwijsraad. En dat vindt nu ook minister Van Bijsterveld van Onderwijs. En dat vindt de onderwijswethouder van de gemeente Rotterdam, een oud leraar en schooldirecteur. Alle zegen komt van het onderwijs, menen zij. Ze vinden het daarom heel belangrijk dat de verantwoordelijkheid voor peuters bij de basisschool komt te liggen.
Rotterdam wil volgend schooljaar alle voorscholen omvormen tot zogenaamde 0-groepen. Leerkrachten krijgen bijscholing voor deze jonge groep leerlingen en voor deze bijzondere taak. Heel veel ervaring met het bijbrengen van een nieuwe taal hebben ze tenslotte niet.
Bijscholing is niet alleen hard nodig voor taal, maar juffen en meesters weten ook heel weinig over het jonge kind. Nu al horen we veel klachten over de huidige kleuterjuffen. Op de Pabo leren de toekomstige leerkrachten namelijk weinig over de ontwikkeling van jonge kinderen. Hoe zal het dan gaan als ze straks peuters in hun klas hebben?
Vanuit mijn eigen ervaring met kleuterleerkrachten ben ik niet optimistisch. Toen mijn kinderen van de peuterspeelzaal en de kinderopvang naar de basisschool overstapten, was dat voor ons een cultuurschok. Alles wat in de kinderopvang vloeken in de kerk was, bleek hier heel gewoon. Bijna iedere dag kwam mijn dochter thuis met een ingekleurde kleurplaat. Rond 5 december hingen er twintig identieke pietjes aan een waslijn door de klas. Aan het moederdagcadeau had vooral de juf veel werk. En bij het eerste oudergesprek kregen we te horen dat onze 4-jarige niet rustig op haar stoel bleef zitten. Pas als de juf zei dat ze door moest werken, ging ze vlug vlug aan de slag en dan werd het wel heel slordig.
En dan hadden we hier nog te maken met een echte kleuterjuf. Ze had al jaren groep 1 en 2. Op veel scholen wisselen leerkracht regelmatig. Dan weer van groep 4 naar ½, dan naar 3 en weer terug naar 1/2.
Waarom komen die pedagogisch medewerkers uit de kinderopvang of de peuterspeelzaal niet vertellen over hoe zij hun werk doen, dacht ik toen. En dat denk ik nu nog steeds. Dames, laat jullie expertise zien. Vertel over Pikler, over respect voor het kind, over activiteitengericht werken. Vertel over hoe jullie de ontwikkeling van kinderen op verschillende gebieden stimuleren en niet alleen op cognitief vlak. Pedagogisch medewerkers laat je niet ondersneeuwen door het onderwijs. Pedagogisch medewerkers laat je horen. Op naar het Malieveld, op naar het Binnenhof.
Quality time
column in eigenWijs 29, tijdschrift voor pedagogisch medewerkers van Kinderopvang Humanitas
Een pedagogisch medewerker vertelde mij onlangs dat ze overstapte van de buitenschoolse opvang naar de dagopvang. De reden daarvoor was dat ze niet zo goed wist wat ze moest doen met oudere kinderen. En op het dagverblijf was dat gemakkelijker. Daar was het toch eigenlijk alleen verzorgen. Jammer voor die kinderen in de dagopvang, dacht ik. Jammer voor de pedagogisch medewerker. Kreeg ze maar meer steun van haar organisatie bij het ontwikkelen van een goed activiteitenaanbod. Voor de goede orde: dit was niet iemand van Kinderopvang Humanitas.
De pedagogisch medewerker weer terug in de rol van oppas: dat zie je ook weer in de vele berichten in de media rond de bezuinigingen. De kinderopvang ligt onder vuur. Kinderopvang, dat kan oma ook, en de buurvrouw. Daar moeten we niet zo’n punt van maken. Hoezo sluit de kinderopvang dicht aan bij onderwijs? Hoezo doorgaande pedagogische lijn? We verhuizen de kinderopvang weer naar het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het is toch gewoon een middel om meer vrouwen aan het werk te krijgen.
Dat zijn niet alleen (voornamelijk rechtse) politici die zo denken. Blijkbaar ook sommige pedagogische medewerkers en kinderopvangorganisaties, zoals bovenstaand voorbeeld laat zien. Ook ouders zien de kinderopvang vaak voornamelijk als oppas. Hoeveel ouders kijken serieus naar het pedagogisch plan? ‘Ach, ze zijn hier maar twee dagen’, zeggen ze dan.
Ik heb die uitspraak veel gehoord van ouders rondom mij. Kinderen verpesten kun je niet in twee dagen. Maar hoeveel ouders hangen hun ouderschap niet op aan een uurtje quality time per dag?
Toch zie je ouders kritischer worden naarmate ze langer klant zijn in de kinderopvang. Tegenwoordig hoor ik vrienden juist weer mopperen dat de kinderopvang zo weinig doet met hun kinderen. Vooral op de buitenschoolse opvang is een mooi activiteitenaanbod een onderscheidend kenmerk. Een aanbod waarbij kinderen hun energie kwijt kunnen, maar ook hun creativiteit. ‘De grootste rouwdouwers zitten na een uur buitenspelen, rustig prachtige gedichten te schrijven’, vertelde een enthousiaste kinderopvangdeskundige over haar reis naar Amerika.
Zeker in de tijden van krimp - en die komen eraan - zijn ouders lekker te maken met een mooi programma. Zoals ook scholen leerlingen trekken met hun schilder, schaats- en muzieklessen. Dat pedagogisch medewerkers tegelijkertijd werken aan verschillende ontwikkelingsgebieden zal ouders misschien een zorg zijn. Maar het is mooi meegenomen: voor de kinderen en voor de beroepseer van de pedagogisch medewerkers.
column in eigenWijs 29, tijdschrift voor pedagogisch medewerkers van Kinderopvang Humanitas
Een pedagogisch medewerker vertelde mij onlangs dat ze overstapte van de buitenschoolse opvang naar de dagopvang. De reden daarvoor was dat ze niet zo goed wist wat ze moest doen met oudere kinderen. En op het dagverblijf was dat gemakkelijker. Daar was het toch eigenlijk alleen verzorgen. Jammer voor die kinderen in de dagopvang, dacht ik. Jammer voor de pedagogisch medewerker. Kreeg ze maar meer steun van haar organisatie bij het ontwikkelen van een goed activiteitenaanbod. Voor de goede orde: dit was niet iemand van Kinderopvang Humanitas.
De pedagogisch medewerker weer terug in de rol van oppas: dat zie je ook weer in de vele berichten in de media rond de bezuinigingen. De kinderopvang ligt onder vuur. Kinderopvang, dat kan oma ook, en de buurvrouw. Daar moeten we niet zo’n punt van maken. Hoezo sluit de kinderopvang dicht aan bij onderwijs? Hoezo doorgaande pedagogische lijn? We verhuizen de kinderopvang weer naar het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het is toch gewoon een middel om meer vrouwen aan het werk te krijgen.
Dat zijn niet alleen (voornamelijk rechtse) politici die zo denken. Blijkbaar ook sommige pedagogische medewerkers en kinderopvangorganisaties, zoals bovenstaand voorbeeld laat zien. Ook ouders zien de kinderopvang vaak voornamelijk als oppas. Hoeveel ouders kijken serieus naar het pedagogisch plan? ‘Ach, ze zijn hier maar twee dagen’, zeggen ze dan.
Ik heb die uitspraak veel gehoord van ouders rondom mij. Kinderen verpesten kun je niet in twee dagen. Maar hoeveel ouders hangen hun ouderschap niet op aan een uurtje quality time per dag?
Toch zie je ouders kritischer worden naarmate ze langer klant zijn in de kinderopvang. Tegenwoordig hoor ik vrienden juist weer mopperen dat de kinderopvang zo weinig doet met hun kinderen. Vooral op de buitenschoolse opvang is een mooi activiteitenaanbod een onderscheidend kenmerk. Een aanbod waarbij kinderen hun energie kwijt kunnen, maar ook hun creativiteit. ‘De grootste rouwdouwers zitten na een uur buitenspelen, rustig prachtige gedichten te schrijven’, vertelde een enthousiaste kinderopvangdeskundige over haar reis naar Amerika.
Zeker in de tijden van krimp - en die komen eraan - zijn ouders lekker te maken met een mooi programma. Zoals ook scholen leerlingen trekken met hun schilder, schaats- en muzieklessen. Dat pedagogisch medewerkers tegelijkertijd werken aan verschillende ontwikkelingsgebieden zal ouders misschien een zorg zijn. Maar het is mooi meegenomen: voor de kinderen en voor de beroepseer van de pedagogisch medewerkers.
dinsdag 15 februari 2011
Zedenzaak en aanspreekcultuur
Column in Management Kinderopvang, februari 2011
‘We moeten alerter worden, goed op signalen letten van slachtoffers, maar ook van daders.’ Dat zei Martine Delfos in NRC Handelsblad (27 december jl.) naar aanleiding van de Amsterdamse zedenzaak. Eens in de zoveel jaar wordt de kinderopvang opgeschrikt door seksueel misbruik. Gelukkig zelden in de omvang als de recent aan het licht gekomen Amsterdamse zaak. Maar we moeten toch wrang constateren dat het bij de sector hoort en zal blijven horen. Je kunt je er tegen wapenen, maar het nooit voorkomen.
Sommige media wijten het aan de marktwerking. Jan Kuitenbrouwer noemt de kinderopvang (NRC 15 december) ‘een façade, met daarachter niets dan woeste leegte. Etalagecrèches. Een schimmenrijk van scharrelaars, “ondernemers” en enge jongens met een laptop’. Natuurlijk ben ik het niet met hem eens. Wel denk ik dat er na de invoering van de wet Kinderopvang meer organisaties zijn gekomen waar personeel uitsluitend gezien wordt als kostenpost en dat misbruik daar eerder voor kan komen. Meer mensen alleen op de groep, een minder professionele houding.
Want Martine Delfos heeft gelijk: we moeten alert zijn. Ouders, maar vooral ook pedagogisch medewerkers en hun leidinggevenden. Professionaliteit van de medewerkers kan misbruik niet altijd voorkomen, maar soms wel het verschil maken. In de zaken die de afgelopen jaren in de openbaarheid kwamen, ging het bijna altijd om een dader over wie collega’s achteraf zeiden dat hij ‘wel wat eigenaardig’ was. Die gevoelens zijn lang niet altijd kenbaar gemaakt.
Organisaties in de kinderopvang ontberen vaak een aanspreekcultuur, zei arbeidsrechtdeskundige Arthur Hol in het decembernummer van dit blad. ‘Medewerkers worden niet of weinig aangesproken op hun functioneren. (…) Daarbij komt dat leidinggevenden in de kinderopvang kritiek vaak mondeling en heel omfloerst geven.’
Een goede leidinggevende zorgt dat ze tijdens het werkoverleg signalen opvangt, vindt Hol. Dat doet ze door door te vragen. Dus niet alleen ‘gaat het goed op de groep’, maar ook ‘hoe gaat het met het uitruimen van de afwasmachine, met de oudercontacten, met verschonen’. Daarmee verlaag je de drempel om eenvoudige ergernissen te uiten en verklein je eventuele conflicten tussen collega’s. Daar moeten dus ook vragen over seksualiteit en intimiteit aan toegevoegd worden.
Niet alleen in de kinderopvang blijkt daar vaak nauwelijks over gesproken te worden, ook in het basisonderwijs. Wat doet de leraar als er ruzie uitbreekt onder de douche? Kan een meester een kleuter op schoot nemen? Het onderwerp staat bij de meeste scholen pas sinds kort expliciet op de agenda. Ook al denkt scheidend Onderwijsraad-voorzitter Fons van Wieringen dat zo’n zaak in het onderwijs niet zo gauw voor zou komen vanwege de professionaliteit van de medewerkers (de Volkskrant, 27 december jl.).
Hoe moeilijk en confronterend het misschien ook is, het onderwerp moet op tafel en met grote regelmaat. Niet alleen ter bescherming van de kinderen, maar ook ter bescherming van de medewerkers.
Column in Management Kinderopvang, februari 2011
‘We moeten alerter worden, goed op signalen letten van slachtoffers, maar ook van daders.’ Dat zei Martine Delfos in NRC Handelsblad (27 december jl.) naar aanleiding van de Amsterdamse zedenzaak. Eens in de zoveel jaar wordt de kinderopvang opgeschrikt door seksueel misbruik. Gelukkig zelden in de omvang als de recent aan het licht gekomen Amsterdamse zaak. Maar we moeten toch wrang constateren dat het bij de sector hoort en zal blijven horen. Je kunt je er tegen wapenen, maar het nooit voorkomen.
Sommige media wijten het aan de marktwerking. Jan Kuitenbrouwer noemt de kinderopvang (NRC 15 december) ‘een façade, met daarachter niets dan woeste leegte. Etalagecrèches. Een schimmenrijk van scharrelaars, “ondernemers” en enge jongens met een laptop’. Natuurlijk ben ik het niet met hem eens. Wel denk ik dat er na de invoering van de wet Kinderopvang meer organisaties zijn gekomen waar personeel uitsluitend gezien wordt als kostenpost en dat misbruik daar eerder voor kan komen. Meer mensen alleen op de groep, een minder professionele houding.
Want Martine Delfos heeft gelijk: we moeten alert zijn. Ouders, maar vooral ook pedagogisch medewerkers en hun leidinggevenden. Professionaliteit van de medewerkers kan misbruik niet altijd voorkomen, maar soms wel het verschil maken. In de zaken die de afgelopen jaren in de openbaarheid kwamen, ging het bijna altijd om een dader over wie collega’s achteraf zeiden dat hij ‘wel wat eigenaardig’ was. Die gevoelens zijn lang niet altijd kenbaar gemaakt.
Organisaties in de kinderopvang ontberen vaak een aanspreekcultuur, zei arbeidsrechtdeskundige Arthur Hol in het decembernummer van dit blad. ‘Medewerkers worden niet of weinig aangesproken op hun functioneren. (…) Daarbij komt dat leidinggevenden in de kinderopvang kritiek vaak mondeling en heel omfloerst geven.’
Een goede leidinggevende zorgt dat ze tijdens het werkoverleg signalen opvangt, vindt Hol. Dat doet ze door door te vragen. Dus niet alleen ‘gaat het goed op de groep’, maar ook ‘hoe gaat het met het uitruimen van de afwasmachine, met de oudercontacten, met verschonen’. Daarmee verlaag je de drempel om eenvoudige ergernissen te uiten en verklein je eventuele conflicten tussen collega’s. Daar moeten dus ook vragen over seksualiteit en intimiteit aan toegevoegd worden.
Niet alleen in de kinderopvang blijkt daar vaak nauwelijks over gesproken te worden, ook in het basisonderwijs. Wat doet de leraar als er ruzie uitbreekt onder de douche? Kan een meester een kleuter op schoot nemen? Het onderwerp staat bij de meeste scholen pas sinds kort expliciet op de agenda. Ook al denkt scheidend Onderwijsraad-voorzitter Fons van Wieringen dat zo’n zaak in het onderwijs niet zo gauw voor zou komen vanwege de professionaliteit van de medewerkers (de Volkskrant, 27 december jl.).
Hoe moeilijk en confronterend het misschien ook is, het onderwerp moet op tafel en met grote regelmaat. Niet alleen ter bescherming van de kinderen, maar ook ter bescherming van de medewerkers.
Vraag wat jij kunt doen
column in Management Kinderopvang, januari 2011
Vraag niet wat jouw land voor jou kan doen, maar vraag wat jij voor je land kunt doen. De woorden van John F. Kennedy zijn mateloos populair. Minister van Defensie Hans Hillen gebruikte ze onlangs om het CDA-gedachtegoed over het voetlicht te brengen: ‘een sterk gevoelde maatschappelijke verantwoordelijkheid van burgers jegens elkaar en jegens de overheid’ (de Volkskrant 27 november jl). Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) citeert de beroemde zin in een pleidooi voor meer zelfredzaamheid van burgers.
Balkenende roffelde jarenlang op trom van zelfredzaamheid en gemeenschapszin. Hij is een groot fan van de communautaristische ideeën van Amitai Etzioni: de gemeenschap centraal. Lang werd er een beetje smalend gedaan over deze heilfilosofie, maar nu blijkt dat Balkenende zijn tijd ver vooruit was. Marktwerking heeft afgedaan, dus daar moet iets voor in de plaats komen. In een tijd van bezuinigingen is dat niet de staat, want die heeft geen geld, maar de gemeenschap.
Als het aan de VNG ligt worden burgers veel meer verantwoordelijk voor hun eigen zaakjes. ‘Je moet het niet negatief zien’, zegt een woordvoerder op de website van Binnenlands Bestuur en in een ANP-bericht (6 december jl.). ‘Mensen willen in deze moderne samenleving veel meer zaken zelf aanpakken dan vroeger. Uit onderzoek van TNS Nipo blijkt dat veel gemeenten hun dienstverlening zo aanpassen dat die de zelfredzaamheid van burgers stimuleert. Ruim driekwart van de gemeenten heeft daar in het coalitieakkoord een passage over opgenomen.
Het is natuurlijk een bezuiniging verkopen met een filosofisch sausje. Toch kan het een tegenwicht vormen voor het marktdenken dat ook bij individuele burgers zo gewoon is geworden. ‘Ik wil vanaf morgen vier dagen in de week gaan werken, maar er is geen plek op de opvang voor mijn drie kinderen.’ Menig gemeenteraadslid kreeg de afgelopen jaren dergelijke noodoproepen. Maar moet er dan à la minuut plek zijn? Wat dacht je van een (tijdelijke) afspraak met andere ouders: zij één dag, wij één dag?
De basisschool van mijn kinderen bedacht een nogal ongelukkige vrije-dagenregeling waarvoor de bso niet open wil. Een aantal ondernemende moeders sloeg de handen ineen en regelde zelf wat voor hun kroost. De directeur stelde de school open. Iedereen kan zijn kind brengen. De enige voorwaarde is dat de ouder die brengt ook een dag meedraait in de opvang. Het loopt nog niet storm.
Voor de kinderopvang is dat geen slecht teken. Die zit de komende jaren vast niet te wachten op het motto: vraag niet wat de kinderopvang voor jou kan doen, maar wat jij voor de kinderopvang kunt doen.
column in Management Kinderopvang, januari 2011
Vraag niet wat jouw land voor jou kan doen, maar vraag wat jij voor je land kunt doen. De woorden van John F. Kennedy zijn mateloos populair. Minister van Defensie Hans Hillen gebruikte ze onlangs om het CDA-gedachtegoed over het voetlicht te brengen: ‘een sterk gevoelde maatschappelijke verantwoordelijkheid van burgers jegens elkaar en jegens de overheid’ (de Volkskrant 27 november jl). Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) citeert de beroemde zin in een pleidooi voor meer zelfredzaamheid van burgers.
Balkenende roffelde jarenlang op trom van zelfredzaamheid en gemeenschapszin. Hij is een groot fan van de communautaristische ideeën van Amitai Etzioni: de gemeenschap centraal. Lang werd er een beetje smalend gedaan over deze heilfilosofie, maar nu blijkt dat Balkenende zijn tijd ver vooruit was. Marktwerking heeft afgedaan, dus daar moet iets voor in de plaats komen. In een tijd van bezuinigingen is dat niet de staat, want die heeft geen geld, maar de gemeenschap.
Als het aan de VNG ligt worden burgers veel meer verantwoordelijk voor hun eigen zaakjes. ‘Je moet het niet negatief zien’, zegt een woordvoerder op de website van Binnenlands Bestuur en in een ANP-bericht (6 december jl.). ‘Mensen willen in deze moderne samenleving veel meer zaken zelf aanpakken dan vroeger. Uit onderzoek van TNS Nipo blijkt dat veel gemeenten hun dienstverlening zo aanpassen dat die de zelfredzaamheid van burgers stimuleert. Ruim driekwart van de gemeenten heeft daar in het coalitieakkoord een passage over opgenomen.
Het is natuurlijk een bezuiniging verkopen met een filosofisch sausje. Toch kan het een tegenwicht vormen voor het marktdenken dat ook bij individuele burgers zo gewoon is geworden. ‘Ik wil vanaf morgen vier dagen in de week gaan werken, maar er is geen plek op de opvang voor mijn drie kinderen.’ Menig gemeenteraadslid kreeg de afgelopen jaren dergelijke noodoproepen. Maar moet er dan à la minuut plek zijn? Wat dacht je van een (tijdelijke) afspraak met andere ouders: zij één dag, wij één dag?
De basisschool van mijn kinderen bedacht een nogal ongelukkige vrije-dagenregeling waarvoor de bso niet open wil. Een aantal ondernemende moeders sloeg de handen ineen en regelde zelf wat voor hun kroost. De directeur stelde de school open. Iedereen kan zijn kind brengen. De enige voorwaarde is dat de ouder die brengt ook een dag meedraait in de opvang. Het loopt nog niet storm.
Voor de kinderopvang is dat geen slecht teken. Die zit de komende jaren vast niet te wachten op het motto: vraag niet wat de kinderopvang voor jou kan doen, maar wat jij voor de kinderopvang kunt doen.
Abonneren op:
Posts (Atom)