Regelmatig maar matig
Column in Management Kinderopvang, 1 2008
Egoïstische ouders die hun verantwoordelijkheid als opvoeder niet nemen: zo worden ouders die gebruik maken van kinderopvang in een brief in de Volkskrant omschreven. De krant promoveerde deze brief zelfs tot Brief van de dag onder de kop ‘Kinderopvang is voor ouders’.
Het onderwerp kinderopvang polariseert. In de media hoor je altijd de voor- en tegenstanders. Want op deze brief kwamen natuurlijk weer diverse reacties van gebruikers van kinderopvang: ‘ik ging vroeger ook naar de kinderopvang en daar heb ik nooit onder geleden’. Meestal ontaardt zoiets in een welles-nietesdiscussie tussen carrièrevrouwen en thuisblijfmoeders. De twee uitersten van het spectrum.
Verfrissend is het als de kinderopvang zelf zich eens laat horen. En dan niet, zoals te verwachten, als verdediger van de kinderopvang. Indruk maakt de kinderopvang pas als ze juist tegemoetkomt aan de kritiek van de tegenstanders. Door een gematigd geluid te laten horen. Een pleidooi voor verantwoord gebruik van kinderopvang.
Kinderrijk in Amstelveen deed dat. Elders in de Volkskrant kwam namelijk een ouder aan het woord die verontwaardigd meldde dat Kinderrijk vasthoudt aan twee dagen bso en de ouders niet toestaat één dag af te nemen. In het belang van het kind. En daarmee snoert Kinderrijk De-brief-van-de-dag-schrijfster de mond: misschien waken ouders soms te weinig over het welzijn van hun kinderen, de kinderopvang zeker niet.
Kinderopvang is er vooral voor kinderen en dan pas voor ouders. En wij als kinderopvang zorgen daarvoor. Dat draagt Kinderrijk hiermee uit. Daar kan geen branchebrede imagocampagne tegen op. Het tweedagenbeleid van Kinderrijk is daarmee niet alleen in het belang van het kind, maar ook in het belang van de sector. Het laat zien dat een kindercentrum meer is dan een bewaarschool. Dat leidsters tegenwoordig niet voor niets pedagogische medewerkers heten. Dat kinderopvang waakt over het welzijn van het kind. Dat kinderopvang niet onverantwoord is. En dat egoïstische ouders – zo ze al bestaan – gecorrigeerd worden door goed doordacht beleid van de kinderopvang.
‘Kinderopvang: regelmatig, maar matig’ zeggen ze in Berlijn. Zou dat ook voor Nederland niet een mooie boodschap zijn? Doet meer voor het imago van de kinderopvang dan ‘u vraagt, wij draaien’.
maandag 7 januari 2008
Vrolijke Chaos
Column in eigenWijs nr. 17, tijdschrift voor pedaogigsche medewerkers van Kinderopvang Humanitas
Peuters en kleuters verschillen van elkaar. Maar vaak verschillen ze nog meer van zichzelf. Dat zegt de Groningse ontwikkelingspsycholoog Paul van Geert. Wat ze de ene dag niet kunnen, kunnen ze de volgende dag wel, en de dag erna weer niet. Van Geert noemt dat de vrolijke chaos van de ontwikkeling.
Dat maakt het ook moeilijk om te oordelen over de ontwikkeling van kinderen. Een meisje van twintig maanden dat niet loopt, is daar iets mis mee? Een jongetje van drie dat bijna niet te verstaan is, moet die naar de logopedist? Moeten ouders zich zorgen maken of juist niet? En moet een pedagogisch medewerker ervoor zorgen dat zij zich zorgen maken?
Veel kinderen komen ten onrechte in het medische circuit, vindt taalpatholoog Sieneke Goorhuis-Brouwer. Dat komt omdat deskundigen vaak te weinig kennis hebben van de vroegkinderlijke ontwikkeling.
In mijn eigen omgeving zie ik veel goedbedoelde adviezen. Het consultatiebureau zegt dat de gezonde tweejarige dochter van mijn vriendin te dik is. De pedagogische medewerker op het kinderdagverblijf benadrukt steeds weer dat Joost van amper drie toch wel erg slecht praat. De peuterspeelzaalleidster oordeelt op grond van één ochtendje peuterspeelzaal dat Catootje sinds de scheiding zo stilletjes is. Allemaal waar gebeurde voorbeelden. En allemaal goed bedoeld. Maar ze leiden ertoe dat ouders hun stekels opzetten. Ze staan niet meer open voor de bezorgdheid van de goedbedoelende partij.
Het is moeilijk om in deze tijd laconiek te blijven. Er is zoveel aandacht voor vroegtijdige onderkenning van ontwikkelingsachterstanden. Daarom wordt wel eens vergeten dat vroegtijdig ook te vroeg kan zijn. Het Turkse peutertje op de speelzaal dat geen woord Nederlands spreekt, heeft geen taalachterstand. Het is een beginner in het leren van Nederlands. Het weldoorvoede dochtertje van mijn superslanke vriendin raakt haar babyvet vanzelf wel kwijt. En Joost? Die praat inmiddels al een stuk beter.
Natuurlijk moeten pedagogische medewerkers achterstanden signaleren. Maar zij moeten de vertrouwenspositie met de ouders niet onnodig op het spel zetten. De zorg voor het kind is een gedeelde verantwoordelijkheid. Daarom is een goede en respectvolle relatie belangrijk.
In de roman die ik aan het lezen ben, weigert een neuroloog zijn patiënten advies te geven. Want bij het geven van advies worden vijf keer zo vaak medische fouten gemaakt als bij hersenoperaties, zegt hij. Overdreven misschien. Maar wel een terechte waarschuwing: kijk uit met goedbedoelde adviezen, denk aan de vrolijke chaos van de ontwikkeling.
Column in eigenWijs nr. 17, tijdschrift voor pedaogigsche medewerkers van Kinderopvang Humanitas
Peuters en kleuters verschillen van elkaar. Maar vaak verschillen ze nog meer van zichzelf. Dat zegt de Groningse ontwikkelingspsycholoog Paul van Geert. Wat ze de ene dag niet kunnen, kunnen ze de volgende dag wel, en de dag erna weer niet. Van Geert noemt dat de vrolijke chaos van de ontwikkeling.
Dat maakt het ook moeilijk om te oordelen over de ontwikkeling van kinderen. Een meisje van twintig maanden dat niet loopt, is daar iets mis mee? Een jongetje van drie dat bijna niet te verstaan is, moet die naar de logopedist? Moeten ouders zich zorgen maken of juist niet? En moet een pedagogisch medewerker ervoor zorgen dat zij zich zorgen maken?
Veel kinderen komen ten onrechte in het medische circuit, vindt taalpatholoog Sieneke Goorhuis-Brouwer. Dat komt omdat deskundigen vaak te weinig kennis hebben van de vroegkinderlijke ontwikkeling.
In mijn eigen omgeving zie ik veel goedbedoelde adviezen. Het consultatiebureau zegt dat de gezonde tweejarige dochter van mijn vriendin te dik is. De pedagogische medewerker op het kinderdagverblijf benadrukt steeds weer dat Joost van amper drie toch wel erg slecht praat. De peuterspeelzaalleidster oordeelt op grond van één ochtendje peuterspeelzaal dat Catootje sinds de scheiding zo stilletjes is. Allemaal waar gebeurde voorbeelden. En allemaal goed bedoeld. Maar ze leiden ertoe dat ouders hun stekels opzetten. Ze staan niet meer open voor de bezorgdheid van de goedbedoelende partij.
Het is moeilijk om in deze tijd laconiek te blijven. Er is zoveel aandacht voor vroegtijdige onderkenning van ontwikkelingsachterstanden. Daarom wordt wel eens vergeten dat vroegtijdig ook te vroeg kan zijn. Het Turkse peutertje op de speelzaal dat geen woord Nederlands spreekt, heeft geen taalachterstand. Het is een beginner in het leren van Nederlands. Het weldoorvoede dochtertje van mijn superslanke vriendin raakt haar babyvet vanzelf wel kwijt. En Joost? Die praat inmiddels al een stuk beter.
Natuurlijk moeten pedagogische medewerkers achterstanden signaleren. Maar zij moeten de vertrouwenspositie met de ouders niet onnodig op het spel zetten. De zorg voor het kind is een gedeelde verantwoordelijkheid. Daarom is een goede en respectvolle relatie belangrijk.
In de roman die ik aan het lezen ben, weigert een neuroloog zijn patiënten advies te geven. Want bij het geven van advies worden vijf keer zo vaak medische fouten gemaakt als bij hersenoperaties, zegt hij. Overdreven misschien. Maar wel een terechte waarschuwing: kijk uit met goedbedoelde adviezen, denk aan de vrolijke chaos van de ontwikkeling.
Abonneren op:
Posts (Atom)